ECLI:NL:RBROT:2024:4020

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
ROT 23/7517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een ZW-uitkering na nieuwe ziekmelding en geschiktheid voor eigen arbeid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Eiseres had zich op 31 januari 2020 ziek gemeld en na een eerste ziektejaar werd vastgesteld dat zij arbeidsgeschikt was. Na een nieuwe ziekmelding op 7 juni 2021, heeft het UWV haar ZW-uitkering per 29 maart 2023 beëindigd, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend, stellende dat zij meer arbeidsongeschikt is dan het UWV heeft vastgesteld en dat de geduide functies niet passend zijn. De rechtbank heeft de zaak op 19 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft alle relevante medische informatie in overweging genomen en concludeert dat eiseres geschikt is voor ten minste drie van de geselecteerde functies. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiseres niet in staat is om te werken, ondanks haar klachten. De rechtbank wijst de beroepsgrond van eiseres af dat er een urenbeperking zou moeten worden aangenomen, omdat zij niet voldoet aan de criteria hiervoor.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van de objectieve medische beoordeling in het kader van de Ziektewet en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van geschiktheid voor arbeid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. P.M.A.F. Peutz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. H. van Haaften).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 29 maart 2023.
Met het besluit van 24 maart 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV bepaald dat haar ZW-uitkering vanaf 20 maart 2023 wordt beëindigd, omdat zij arbeidsgeschikt is voor het verrichten van haar arbeid.
Met het besluit van 5 oktober 2023 (het betreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat haar ZW-uitkering per 29 maart 2023 wordt beëindigd.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft aanvullende medische stukken ingebracht.
Het UWV heeft hierop gereageerd met een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 maart 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, laatstelijk werkzaam als administratief medewerker, heeft zich op
31 januari 2020 ziekgemeld voor dit werk. Zij bereikte op 29 januari 2021 het einde van het eerste ziektejaar.
1.1.
In het kader van de Eerstejaars ZW-Beoordeling (EZWb) is vastgesteld dat eiseres op 29 januari 2021 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Hierbij zijn de functies Archiefmedewerker (SBC-code 315132), Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040) en Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en aanvullend de functies Archiefmedewerker (SBC-code 553020) en Schadecorrespondent (SBC-code 516080) als passende functies geselecteerd. Met het besluit van 26 januari 2021 is daarom bepaald dat eiseres met ingang van
1 maart 2021 niet meer in aanmerking komt voor een ZW-uitkering.
2. Eiseres heeft zich hierna met ingang van 7 juni 2021 opnieuw ziek gemeld, terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving. Met het besluit van
7 september 2021 heeft het UWV vastgesteld dat de WW-uitkering per 6 september 2021 eindigt en heeft het UWV aan eiseres per die datum een ZW-uitkering toegekend.
2.1.
In verband met de laatst genoemde ziekmelding heeft op 8 maart 2023 een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. In de rapportage van 22 maart 2023 overweegt de arts dat eiseres nog steeds geschikt wordt geacht voor alle geduide functies per 20 maart 2023. De arts ziet wel aanleiding om ten aanzien van leidinggevende taken, zware fysieke inspanning, het hanteren van emotionele problemen, het tillen en werktijden beperkingen aan de FML toe te voegen. Deze wijzigingen zijn neergelegd in de nieuwe FML van 20 maart 2023. Het oordeel van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
3. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 18 september 2023 overwogen dat de door eiseres ingebrachte bezwaren niet leiden tot aanpassing van het door de arts ingenomen standpunt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiseres vallen en dus geschikt worden geacht. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

4. In beroep voert eiseres aan dat zij meer arbeidsongeschikt is en meer klachten heeft dan dat het UWV stelt. Eiseres stelt dat zij tot op heden nog niet is hersteld van haar klachten en dat zij momenteel onder behandeling is. Daarbij voert zij aan dat haar klachten in combinatie met alle behandelingen een grote impact op haar leven hebben en ervoor zorgen dat zij niet in staat is om te werken. Eiseres is dan ook van mening dat de geduide functies niet passend zijn. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat, gelet op haar behandelingen, een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. Eiseres legt ter onderbouwing van haar standpunt verschillende medische stukken over, waaronder een verzekeringsgeneeskundige rapportage van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts [naam 3] van 4 maart 2024, het huisartsenjournaal van 9 januari 2020 tot en met
13 februari 2024, een verklaring van de cardioloog van 21 februari 2024, een verklaring van de klinisch psycholoog van Molemann Mental Health van 27 februari 2024 en een verklaring van de klinisch psycholoog van het Franciscus Gasthuis van 5 maart 2024. Volgens eiseres volgt uit het verzekeringsgeneeskundig rapport van [naam 3] dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld. Zo was de door het UWV ingeschakelde psychiater niet op de hoogte van alle omstandigheden van eiseres (zoals de diagnose PTSS), zodat zijn conclusie niet juist is. Eiseres verzoekt tot slot om een vergoeding van de kosten voor de door haar ingeschakelde verzekeringsarts.
Toepasselijke wet- en regelgeving
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6. Bij een beroep tegen een hersteldverklaring gaat het in een geval als hier aan de orde uitsluitend om de vraag of de betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid.
7. De rechtbank stelt voorop dat de in het kader van de EZWb opgestelde FML en de daarop gebaseerde functies het uitgangspunt vormen in deze procedure. Indien een of meer van de bij de EZWb geselecteerde functies volgens de verzekeringsarts in verband met de toegenomen beperkingen van een verzekerde niet langer geschikt blijken, zal het UWV moeten beoordelen of er van de oorspronkelijk geselecteerde functies ten minste drie geschikte functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen resteren. Is dit niet het geval, dan is de betrokkene daarmee ongeschikt te achten voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW. Resteren er ten minste drie functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen, dan zal het UWV de (mediane) loonwaarde, welke ten tijde van de EZWb-beoordeling aan die functies verbonden was, moeten vergelijken met het destijds geldende maatmanloon. Indien die vergelijking uitwijst dat onveranderd sprake is van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%, dan is de betrokkene niet ongeschikt voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW. Daarbij staat in het bijzonder ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, de anamnese, psychisch en lichamelijk onderzoek door de primaire arts, het gestelde in het bezwaarschrift en het verhandelde tijdens de hoorzitting van 20 juni 2023, en de tijdens de bezwaarfase verkregen medische informatie, te weten de psychiatrische expertise van 21 juli 2023 van psychiater [naam 1] en het neuropsychologisch onderzoek van 10 juli 2023 van klinisch psycholoog [naam 2].
8.1.
De rechtbank oordeelt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. In reactie op alle in beroep overgelegde medische stukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 15 maart 2024 gemotiveerd toegelicht waarom deze stukken niet leiden tot nieuwe medische gezichtspunten. In de FML van 8 maart 2023 is rekening gehouden met de psychische en lichamelijke beperkingen. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat sprake zou zijn van onvolledigheid, omdat niet al haar omstandigheden, zoals de bij haar gediagnosticeerde PTSS, door de ingeschakelde externe psychiater zouden zijn meegenomen in de beoordeling. In de rapportage van 15 maart 2024 verklaart de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een psychiatrische expertise is uitgevoerd, omdat eiseres meer beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren aan de orde achtte. Uit die psychiatrische expertise zijn vervolgens geen beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren gebleken, zodat deze in de bezwaarprocedure ongewijzigd zijn gelaten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat pas vanaf
februari 2024 over een PTSS en depressie wordt gesproken. Deze diagnoses worden in de psychiatrische expertise van 21 juli 2023 nadrukkelijk niet gesteld, zodat er ook geen reden is om deze diagnoses per datum in geding aan de orde te achten. Verder overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts [naam 3] de conclusies van de psychiater [naam 1] dat sprake is van een somatische symptoomstoornis in twijfel trekt. De lichamelijk ervaren klachten zouden voor een belangrijk deel verklaard worden uit de feitelijke fysieke gezondheidsproblematiek. De cardioloog zegt echter dat het gaat om persisterende aspecifieke klachten die niet cardiaal bepaald zijn. Uit een ECG zijn geen afwijkingen gebleken. Er is ook niet gezegd dat de psychische klachten niet reëel zijn, hier is wel degelijk rekening mee gehouden. Conform het onderzoek van psychiater [naam 1] is echter geen sprake van een PTSS en/of depressie. De wel gestelde diagnose komt logisch voort uit de gevonden afwijkingen. Per latere datum kunnen de psychische klachten uiteraard zijn gewijzigd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep, op datum in geding was daar echter geen sprake van. De door eiseres ingebrachte medische informatie geeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
8.2.
De beroepsgrond van eiseres dat een urenbeperking aangenomen had moeten worden gelet op haar behandelingen, slaagt niet. In de rapportage van 15 maart 2024 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat op basis van de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ geen sprake zou moeten zijn van een urenbeperking. Eiseres voldoet niet aan één van de drie indicatiegebieden op basis waarvan een urenbeperking kan worden gesteld.
8.3.
De rechtbank volgt eiseres, gelet op wat hiervoor is overwogen, ook niet in haar stelling dat de geduide functies niet passend zijn. In de rapportage van 18 september 2023 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres minstens in staat moet worden geacht voor de belastbaarheid zoals die is weergegeven in de rubrieken I en II in de FML door de primaire arts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat ten aanzien van de fysieke belastbaarheid van eiseres meer beperkingen zijn aangegeven dan op grond van de objectieve beperkingen aangewezen zou zijn. De geduide functies zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschikt te achten, omdat deze binnen de belastbaarheid van de FML vallen.
9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 29 maart 2023 geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat zij geschikt moet worden geacht voor ‘haar arbeid’, zijnde (tenminste) drie van de in het kader van de EZWb-beoordeling geselecteerde functies.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten. Ook het verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het inschakelen van een onafhankelijk verzekeringsarts wordt afgewezen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. van der Velden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024.
De griffier is verhinderd
om de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld.
De maatstaf die geldt bij een ziekmelding na een EZWb, als de verzekerde niet in enig werk heeft hervat, is volgens vaste rechtspraak, gangbare arbeid, zoals nader geconcretiseerd bij de EZWb. [1] Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake als de verzekerde geschikt is voor ten minste drie van de geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties zijn geselecteerd in het kader van de EZWb.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672 (te raadplegen via rechtspraak.nl).