ECLI:NL:RBROT:2024:4025

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/10/668894 / HA RK 23-1115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor wegens strijd met de goede procesorde en fishing expedition

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. De verzoeker, wonende te Ede, wilde notarissen en medewerkers van [verweerder 1] Notarissen horen over het notarieel transport van twee leveringen van een appartementsrecht. Hij stelde vragen over mededelingen die de notarissen aan de kopers zouden hebben gedaan met betrekking tot een hoger beroep tegen een eerder vonnis. De rechtbank oordeelde dat het verzoek moest worden afgewezen omdat de verzoeker geen belang had bij het getuigenverhoor, het verzoek in strijd was met de goede procesorde, en het karakter had van een fishing expedition. De rechtbank merkte op dat de verzoeker al had verklaard dat hij de levering van het appartement aan de laatste koper in stand wilde laten en dat hij geen ongedaanmaking had gevorderd in het hoger beroep. Bovendien was het verzoek niet gericht op feiten, maar op juridische waarderingen en beweegredenen, wat niet het doel van een voorlopig getuigenverhoor is. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker in strijd met artikel 21 Rv had gehandeld door niet volledig en naar waarheid te informeren. De proceskosten werden aan de verzoeker opgelegd, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/668894 / HA RK 23-1115
Beschikking van 19 april 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Ede,
verzoeker,
advocaat jhr. mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande te Ede,
tegen

1.[verweerder 1] ,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2.
[verweerder 2] .,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
3.
[verweerder 3],
gevestigd te Rotterdam,
4.
[verweerder 4],
wonende te Capelle aan den IJssel,
5.
[verweerder 5],
wonende te Rotterdam,
verweerders,
advocaat mr. M.J.G. Boender-Lamers te Rotterdam.
Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerder 1] c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[verzoeker] wil in een voorlopig getuigenverhoor notarissen en andere medewerkers van [verweerder 1] Notarissen horen over het notarieel transport van twee leveringen van een appartementsrecht. Hij wil vooral weten welke mededelingen de notarissen al dan niet aan de kopers hebben gedaan over een voorgenomen hoger beroep tegen een vonnis naar aanleiding waarvan de eerste levering heeft plaatsgevonden.
[verweerder 1] c.s. vinden dat het verzoek moet worden afgewezen. De notarissen en andere medewerkers wisten niets van het hoger beroep.
De rechtbank wijst het verzoek af, omdat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzoek, het verzoek is in strijd met de goede procesorde, het verzoek het karakter van een fishing expedition heeft en [verzoeker] artikel 21 Rv geschonden heeft.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties,
  • het verweerschrift met producties,
  • de mondelinge behandeling waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van [verzoeker] .

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
[verzoeker] heeft samen met zijn broers en zussen (de erven) een erfpachtrecht op een appartement geërfd. Hij is boedelgevolmachtigde in de nalatenschap waartoe het appartement behoort. Stichting Havensteder was op grond van de akte van levering en vestiging van het erfpachtrecht verplicht om het appartement terug te kopen. [verzoeker] heeft het appartement daarom, namens de erven, te koop aangeboden aan Havensteder. Havensteder heeft toen laten weten dat zij het appartement wil terugkopen voor een bedrag € 156.946,-. De erven waren het niet eens met deze prijs en wilden dat er (ook) een inflatiecorrectie werd toegepast op de koopsom waarvoor de erflater het appartement destijds had gekocht.
3.2.
Nadat partijen er niet uitkwamen, is Havensteder een procedure gestart bij deze rechtbank. De rechtbank heeft bij vonnis van 10 maart 2021 geoordeeld dat de erven moeten meewerken aan de levering van het appartement tegen een koopprijs van € 154.945,62. Er is vervolgens meegewerkt, in welk kader [verzoeker] aan de notaris heeft meegedeeld dat de erven in de leveringsakte opgenomen wilden zien dat er tegen het vonnis van 10 maart 2021 gedurende drie maanden hoger beroep open staat en dat de erven zich ter zake alle rechten en weren voorbehouden. Havensteder ging daar niet mee akkoord en een tekst van de hiervoor bedoelde strekking is niet in de leveringsakte opgenomen. De leveringsakte is op 26 maart 2021 gepasseerd door een notaris van [verweerder 1] Notarissen. Op 19 mei 2021 hebben de erven hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Havensteder heeft het appartement op 14 september 2021 verkocht aan een derde. Op 29 oktober 2021 is de daarmee verband houdende leveringsakte gepasseerd door een notaris van [verweerder 1] Notarissen.
3.3.
Bij arrest van 3 januari 2023 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd. Daarbij is de vordering van de erven die zag op de aanpassing van de koopprijs afgewezen. In het arrest heeft het hof overwogen dat [verzoeker] namens de erven heeft bevestigd dat de erven de levering van het appartement aan Havensteder in stand willen laten, maar dat zij een correctie op de koopprijs wensen.

4.Het verzoek

4.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Hij wil notarissen en andere medewerkers van [verweerder 1] Notarissen doen horen over wat er is gezegd en gebeurd bij het passeren van de aktes op 26 maart 2021 en 29 oktober 2021. Met name wil [verzoeker] nagaan of [verweerder 1] c.s. (i) Havensteder op de mogelijke gevolgen van een geslaagd beroep tegen het vonnis van 10 maart 2021 heeft gewezen, (ii) wisten van het hoger beroep, of daarnaar hebben geïnformeerd en (iii) bij de tweede levering de koper heeft geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van een geslaagd hoger beroep.

5.Het verweer

5.1.
[verweerder 1] c.s. vinden dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij wisten niet van het hoger beroep af en hebben daarover ook niets aan de verkoper verteld. De erven hebben het hoger beroep ook niet in het rechtsmiddelenregister ingeschreven. Dat komt voor hun eigen risico. De vragen die [verzoeker] wil stellen aan de voorgedragen getuigen zien niet op feiten en omstandigheden, maar op juridische waarderingen en beweegredenen. Daar is het voorlopig getuigenverhoor niet voor bedoeld.
[verweerder 1] c.s. stellen zich verder op het standpunt dat alleen maar sprake kan zijn van een vordering van alle erven. Daar komt bij dat de vorderingen die [verzoeker] noemt, alleen maar de op tweede en niet op de eerste levering betrekking hebben.

6.De beoordeling

[verzoeker] is bevoegd om deze procedure te voeren

6.1.
[verzoeker] , die heeft verklaart louter voor zichzelf in deze procedure op te treden, is boedelgevolmachtigde in de nalatenschap waarin het appartement viel. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] bevoegd is om deze procedure te voeren. Op grond van artikel 3:171 BW is namelijk iedere deelgenoot bevoegd tot het instellen van een verzoek ter verkrijging van een rechtelijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Van een uitzondering hierop is niet gebleken.
Het verzoek wordt afgewezen
6.2.
Bij de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor neemt de rechtbank het volgende als uitgangspunt. Dit verzoek moet in beginsel worden toegewezen, tenzij (i) de verzoeker geen belang heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, (ii) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, (iii) er misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken, of (iii) er een ander, zwaarwichtig bezwaar is tegen het toewijzen van het verzoek.
6.3.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] af, omdat het in strijd is met de goede procesorde, [verzoeker] geen belang bij dit verzoek heeft, het verzoek het karakter heeft van een fishing expedition en [verzoeker] artikel 21 Rv heeft geschonden. Dit wordt hierna toegelicht.
Strijd met de goede procesorde
6.4.
De eerste reden voor de afwijzing is dat het verzoek strijdig is met de goede procesorde. Op de zitting bij het hof heeft [verzoeker] verklaard dat het hem slechts gaat om een correctie op de koopprijs en dat hij de levering van het appartement aan de laatste koper in stand wil laten. De erven hebben in hoger beroep ook geen ongedaanmaking gevorderd. Uit het verzoekschrift blijkt dat de eerste mogelijkheid die [verzoeker] voor ogen heeft, een procedure tegen Havensteder is. De vragen die hij aan de beoogde getuigen wil stellen, zien voor een groot deel op de rol van Havensteder bij het notariële transport van de twee aktes. Het lijkt erop alsof [verzoeker] informatie zoekt om ‘tegen’ Havensteder te gebruiken in een mogelijk toekomstige procedure. [verzoeker] heeft echter nagelaten Havensteder in deze verzoekschriftprocedure te betrekken. Dat raakt aan de goede procesorde. Havensteder heeft nu bijvoorbeeld niet de mogelijkheid om verweer te voeren tegen het verzoek en om, indien toegewezen, bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn, om zelf vragen te stellen en om zelf te verklaren over het notarieel transport. Daar komt nog bij dat [verzoeker] , voor zover het Havensteder betreft, er blijk van heeft gegeven dat hij al precies weet wat Havensteder, in zijn ogen verkeerd, gedaan heeft.
Geen belang bij het getuigenverhoor
6.5.
De tweede reden voor afwijzing is dat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzochte getuigenverhoor. Uit het verzoekschrift blijkt dat [verzoeker] met name te weten wil komen of [verweerder 1] c.s. wisten van het hoger beroep toen Havensteder het appartement verkocht (de tweede levering) en of zij de koper daarvan op de hoogte hebben gesteld. [verweerder 1] c.s. hebben in hun verweerschrift verklaard dat zij niets wisten van het hoger beroep en de koper hier dus niet van op de hoogte hebben gebracht. De erven hebben het hoger beroep blijkbaar niet laten inschrijven in het rechtsmiddelenregister. Dit komt voor hun risico en dus ook dat van [verzoeker] . De resterende vragen die [verzoeker] wil doen stellen, zien op beweegredenen van [verweerder 1] c.s. tijdens het passeren van de aktes en niet op feiten en omstandigheden waarvan opheldering nodig is. Voor vragen naar beweegredenen van getuigen is het voorlopig getuigenverhoor niet bedoeld. De gevraagde getuigen kunnen en mogen door hun verschoningsrecht bovendien niet meer verklaren dan zij al in het verzoekschrift en ter zitting hebben gedaan. Om die reden heeft [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij dit voorlopig getuigenverhoor.
Fishing expedition
6.6.
De derde reden voor de afwijzing is dat het verzoek het karakter van een fishing expedition heeft. [verzoeker] wil zes medewerkers van [verweerder 1] Notarissen horen over hun meningen en beweegredenen bij het notarieel transport. In het verzoekschrift en tijdens de zitting heeft [verzoeker] meermaals gesteld dat hij vermoedt dat [verweerder 1] c.s. onder één hoedje speelden met Havensteder en dus partijdig hebben opgetreden en daardoor schadeplichtig zijn. [verzoeker] overweegt daarom een procedure tegen [verweerder 1] c.s. te starten. Voor deze stelling heeft [verzoeker] geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht. Dat leidt tot oordeel dat het verzoek neerkomt op een fishing expedition en daarvoor is het voorlopig getuigenverhoor niet bedoeld.
Schending van de waarheidsplicht
6.7.
Tot slot overweegt de rechtbank dat [verzoeker] in deze procedure in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld. In het verzoekschrift en ter zitting heeft hij gesteld dat hij onder dreiging akkoord is gegaan met het niet opnemen van de aantekening over het hoger beroep in de akte van levering en dat daarom zijn wilsovereenstemming ontbrak. Dat rijmt echter niet met zijn, door [verweerder 1] c.s. overgelegde, e-mail aan mr. Van de Veerdonk van 26 maart 2021 waarin staat dat hij kennis heeft genomen van het feit dat Havensteder de opmerking over het hoger beroep niet in de akte wilde en waarin hij aangaf dat de akte kon worden verleden, zonder daarbij ook maar enig voorbehoud te maken of, bijvoorbeeld, een procedure aan te kondigen. [verzoeker] heeft nagelaten die antwoordmail (van 26 maart 2021) over te leggen en daarmee de rechtbank niet volledig en naar waarheid geïnformeerd. Dat draagt, zij het beperkt, ook bij aan de afwijzing van het verzoek.
Conclusie
6.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, wordt afgewezen.
Proceskosten
6.9.
Aangezien [verzoeker] in het ongelijk is gesteld, moet hij de proceskosten van [verweerder 1] c.s. betalen. Deze worden tot op heden begroot op € 1.228,00 aan salaris advocaat.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
wijst het verzoek af,
7.2.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, aan de kant van [verweerder 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.228,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024.
3727/2009