ECLI:NL:RBROT:2024:4026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
ROT 23/231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die zich op 10 november 2015 ziekmeldde, had aanvankelijk een WGA-uitkering toegekend gekregen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53,12%. Na een herbeoordeling in 2020 werd dit percentage verhoogd naar 100%. Echter, na een herbeoordeling door het UWV in 2022, werd haar uitkering per 7 december 2022 beëindigd, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage was vastgesteld op minder dan 35%. Eiseres voerde aan dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door haar medische gegevens niet mee te nemen in de beoordeling en dat haar situatie onveranderd was gebleven. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische omstandigheden van eiseres zorgvuldig had beoordeeld en dat de vastgestelde arbeidsongeschiktheid correct was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het besluit van het UWV te vernietigen, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. E. Epping),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam 1]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam bedrijf]uit [plaatsnaam], de (ex-)werkgever,
(gemachtigde: [naam 2]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet WIA [1] per 7 december 2022.
Met het besluit van 23 september 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres bericht dat de haar toegekende WGA-loonaanvullingsuitkering [2] op grond van de Wet WIA ongewijzigd wordt voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,50%.
Met het besluit van 6 oktober 2022 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres en het bezwaar van de (ex-)werkgever heeft het UWV besloten de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres per 7 december 2022 te beëindigen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bij beslissing van 15 januari 2024 bepaald dat de gemachtigde van
(ex-)werkgever, [naam 2], inzage krijgt in de in deze procedure overgelegde medische stukken ten aanzien van eiseres.
Eiseres heeft nadere medische stukken ingebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, laatstelijk werkzaam als callcentermedewerker inbound, heeft zich op
10 november 2015 ziekgemeld voor dit werk. Aan haar is met ingang van 7 november 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op grond van de Wet WIA, waarbij haar mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 53,12%. Op 3 oktober 2019 heeft eiseres het UWV, door middel van het formulier ‘Wijzigingen doorgeven’, bericht dat haar situatie is gewijzigd in die zin dat haar gezondheid is verslechterd. Vervolgens heeft een herbeoordeling plaatsgevonden en is op 27 januari 2020 haar arbeidsongeschiktheidspercentage per 1 maart 2018 aangepast naar 100%.
2. Op 14 juli 2021 is namens de (ex-)werkgever een herbeoordeling aangevraagd. De (ex-)werkgever is eigen risicodrager voor de WGA-uitkering.
2.1.
Ten behoeve van deze herbeoordeling heeft de verzekeringsarts op
31 augustus 2021 een telefonisch consult gehad met eiseres, zijn bevindingen neergelegd in de rapportage van 15 september 2021 en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, die vanaf 31 augustus 2021 geldig is. In de FML zijn beperkingen aangegeven in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden.
De arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 23 september 2021, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor het verrichten van haar eigen werk, maar wel voor de geduide functies Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) en Medewerker Beddenreiniging (SBC-code 111112). Aanvullend wordt eiseres geschikt geacht voor de functies Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) en Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010). Het loon dat met de middelste van de drie eerstgenoemde functies (de mediaanfunctie) verdiend kan worden, ligt 52,50% lager dan het loon dat eiseres met haar eigen werk zou kunnen verdienen (het maatmaninkomen). Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
3. Zowel eiseres als de (ex-)werkgever hebben bezwaar ingediend tegen het primaire besluit. Naar aanleiding daarvan heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van
11 mei 2022 geconcludeerd dat de ingebrachte bezwaren door eiseres en haar
(ex-)werkgever leiden tot gedeeltelijke aanpassing van het ingenomen standpunt van de verzekeringsarts. De belastbaarheid van eiseres dient volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepast te worden, gezien de gegevens uit dossierstudie en eigen onderzoek. Deze wijzigingen zijn neergelegd in de aangepaste FML van 11 mei 2023.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in de rapportage van 24 mei 2023, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen zoals verwoord in de aanpaste FML, geconcludeerd dat aanleiding bestaat om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige, omdat de functionele mogelijkheden zijn verruimd. De functie Huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) is daarbij komen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op datum in geding vast op 26,28%.
3.1.
Het UWV heeft vervolgens op 27 mei 2022 een ‘Voornemen wijziging besluit’ aan partijen toegestuurd. Hierin heeft het UVW medegedeeld voornemens te zijn om de WIA-uitkering van eiseres te beëindigen. Eiseres heeft op 26 juli 2022 gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar zienswijze op dit voornemen in te brengen.
4. Naar aanleiding van de reactie van eiseres op het voornemen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de situatie van eiseres nogmaals bekeken en in de rapportage van 23 september 2022 geconcludeerd dat de belastbaarheid per datum in geding juist is weergegeven in de aangepaste FML van 11 mei 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet wel aanleiding om de belastbaarheid van de aangepaste FML aan te passen voor de datum van een maand en een dag na de voorgenomen wijziging beslissing, dus
28 juni 2022. Ten aanzien van verschillende FML-items worden nog aanvullende beperkingen opgenomen in de nieuwe FML van 23 september 2022.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in de rapportage van
28 september 2022, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen zoals verwoord in de nieuwe FML, geconcludeerd dat de SBC-codes van de geselecteerde functies overeenkomen met de functies die in een eerder stadium zijn geselecteerd met als beoordelingsdatum 31 augustus 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 28 juni 2022 vast op 24,25%. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

5. In beroep voert eiseres aan dat het UWV haar arbeidsongeschiktheidspercentage niet goed heeft vastgesteld en het bestreden besluit in strijd is met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens eiseres heeft het UWV onzorgvuldig gehandeld door de door haar aangeleverde medische gegevens niet mee te nemen in de beoordeling. Eiseres stelt dat uit de door haar aangeleverde medische gegevens blijkt dat geen wijzigingen in haar medische omstandigheden hebben plaatsgevonden, zodat niet kan worden geconcludeerd dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 80-100% wordt vastgesteld. Daarnaast is volgens eiseres geen rekening gehouden met de feiten, zoals de verklaring van haar behandelaar. Dit heeft tot gevolg dat de beslissing onevenredig zwaar voor haar uitvalt. Eiseres stelt verder dat zij van anderen afhankelijk is voor de dagelijkse bezigheden (ADL [3] ) en de zorg voor haar dochter. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres op 9 maart 2024 medische stukken van verschillende behandelaren en verklaringen van bekenden overgelegd.

Toepasselijke wet- en regelgeving

6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het beroep voorop dat zij de medische omstandigheden van eiseres niet expliciet kan bespreken in deze uitspraak, omdat eiseres geen toestemming heeft gegeven voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan de (ex-)werkgever.
8. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 7 december 2022 (datum in geding) terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
9. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, de anamnese, medisch onderzoek door de verzekeringsartsarts bezwaar en beroep, hetgeen in de bezwaarfase en in reactie op de voorgenomen wijziging is aangevoerd en het verhandelde tijdens de hoorzitting van 2 mei 2022. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de door haar overgelegde medische stukken niet in de beoordeling zijn meegenomen. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 september 2022 blijkt immers dat de bedoelde brief van de behandelaren van eiseres van 23 juni 2022 bij de beoordeling is meegenomen. Ook de inhoud van de overige door eiseres in beroep overgelegde medische stukken is, op de brief van de behandelaar van 26 februari 2024 na, al eerder bij de beoordeling meegenomen. De rechtbank is met het UWV van oordeel dat de brief van 26 februari 2024 ook niet bij de beoordeling betrokken hoeft te worden, omdat dit ziet op de situatie van eiseres na de datum in geding. Gelet hierop heeft het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
10. Wat eiseres in beroep aanvoert geeft geen reden om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van (passende) arbeid. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig of onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres en dat per datum in geding meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat zij ADL-afhankelijk zou zijn. Zo concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 23 september 2022 dat op medische gronden niet te volgen is dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. Eiseres voldoet op de datum in geding niet aan één van de uitzonderingscategorieën, zoals die staan beschreven in het Schattingsbesluit. Er is geen sprake van bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid, opname in een (AWBZ-)erkende zorginstelling, een terminale situatie, wisselende mogelijkheden waarbij periodiek langere tijd sprake is van een situatie waarin eiseres niet of nauwelijks zelfredzaam is, of verlies aan mogelijkheden waardoor eiseres binnen drie maanden de zelfredzaamheid zal verliezen of een ernstige psychische stoornis met beperkingen op micro-, meso- en masoniveau. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan dit laatste alleen worden aangenomen indien iemand op drie terreinen aantoonbaar disfunctioneert, namelijk ten aanzien van zelfverzorging in het dagelijks leven, in het samenlevingsverband en ten aanzien van sociale contacten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat bij eiseres sprake is van een normale zelfverzorging, waardoor van disfunctioneren op alle drie de terreinen geen sprake is. De door eiseres ingebrachte verklaringen van bekenden maken dit oordeel niet anders. Het UWV heeft ter zitting nog toegelicht dat de definitie die zij hanteren voor ADL-afhankelijkheid erop ziet dat iemand moet worden geholpen om in en uit bed te komen, hulp krijgt bij het aan- en uitkleden en bij het eten en drinken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen stukken heeft overgelegd op grond waarvan aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zou moeten worden getwijfeld. Dit geldt ook voor de brief van 26 februari 2024, omdat de inhoud hiervan niet ziet op de datum in geding.
11. De rechtbank begrijpt dat eiseres het gewijzigde arbeidsongeschiktheidspercentage niet kan rijmen met haar onveranderde omstandigheden, dit betekent echter niet dat het UWV het besluit niet goed gemotiveerd heeft. In de rapportage van 23 september 2022 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep immers dat voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet alleen de diagnoses maar ook de ernst van de beperkingen van belang zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt daarbij dat het mogelijk is dat er bij onveranderde diagnoses over de jaren heen een andere belastbaarheid bestaat. Zo heeft eiseres in het wijzigingsformulier van 3 oktober 2019 aangegeven dat zij vond dat haar belastbaarheid op dat moment minder was ten opzichte van de einde wachttijd en dat een wijziging had plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat uit stukken van de behandelaren blijkt dat de diagnoses van eiseres in latere stukken niet meer worden benoemd, waardoor kan worden gesteld dat de klachten dan niet meer zodanig zijn dat deze diagnoses nog kunnen worden gesteld. Verder concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij de WIA-beoordeling in 2021 door de primaire verzekeringsarts geen objectiveerbare afwijkingen bij het psychisch onderzoek naar voren kwamen, waardoor het logisch is dat de aangegeven beperkingen per datum in geding minder waren dan bij eerdere WIA-beoordelingen. Naar oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende gemotiveerd waarom het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is gewijzigd.
12. De rechtbank volgt het UWV ook in het standpunt dat de Wet WIA een wet in formele zin is waarbij de situatie van een belanghebbende wordt meegenomen in de beoordeling, maar geen ruimte bestaat voor een belangenafweging. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is in het geval van een wet in formele zin in beginsel immers niet mogelijk, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en die de wettelijke bepaling zozeer in strijd doet zijn met het evenredigheidsbeginsel dat de toepassing van die bepaling achterwege zou moeten blijven. Gelet op wat hiervoor is overwogen is daar geen sprake van.
13. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij met haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 24,25%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door het UWV dus terecht bepaald op minder dan 35%.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. van der Velden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024.
De griffier is verhinderd
om de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.Wet WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.WGA-uitkering staat voor werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
3.ADL staat voor Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen.