ECLI:NL:RBROT:2024:4056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
10725319 CV EXPL 23-26632
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op grond van onrechtmatige daad en turboliquidatie van een dochtervennootschap

In deze zaak vordert eiseres, een bedrijf dat materialen verhuurt voor de bouw, betaling van onbetaalde facturen van haar dochtervennootschap, [bedrijf C] B.V., die is ontbonden door gedaagde zonder vereffening, een handeling die wordt aangeduid als turboliquidatie. Eiseres stelt dat gedaagde misbruik heeft gemaakt van deze turboliquidatie om haar te benadelen, aangezien [bedrijf C] op het moment van ontbinding over voldoende baten beschikte. De kantonrechter heeft op 19 april 2024 geoordeeld dat er een deskundige moet worden ingeschakeld om de jaarrekeningen van [bedrijf C] te beoordelen, omdat de juistheid van deze jaarrekeningen door eiseres gemotiveerd is betwist. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenbericht.

De procedure begon met een dagvaarding op 18 september 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een zitting op 19 maart 2024. Tijdens deze zitting waren beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden en enkele bestuurders. Eiseres heeft facturen ter waarde van € 16.376,99 ingediend, die onbetaald zijn gelaten door [bedrijf C]. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de turboliquidatie terecht heeft plaatsgevonden, omdat er geen activa waren. De kantonrechter heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen de gelegenheid te geven om schriftelijk te reageren op de benoeming van een deskundige.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de zaak op 14 mei 2024 opnieuw zal worden behandeld, waarbij partijen hun schriftelijke reacties moeten indienen. Tot die tijd blijft de verdere beslissing aan de kantonrechter uitgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10725319 CV EXPL 23-26632
datum uitspraak: 19 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. G. Ruardij, advocaat te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.F.J. Goossens te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 september 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met één bijlage;
  • de brief van 7 maart 2024 van [gedaagde] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres] .
1.2.
Op 19 maart 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Daarbij waren aan de kant van [eiseres] aanwezig [persoon A] (DGA) en [persoon B] (directielid en aandeelhouder) bijgestaan door de gemachtigde mr. G. Ruardij. Aan de kant van [gedaagde] zijn verschenen de beide bestuurders [persoon C] en [persoon D] , bijgestaan door de gemachtigde mr. E.F.J. Goossens. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf C] B.V. (hierna: [bedrijf C] ) was een dochtervennootschap van [gedaagde] . [gedaagde] was enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf C] . [bedrijf C] was een bedrijf dat zich bezighield met schilderen en glaszetten.
2.2.
[eiseres] verhuurt materialen voor in de bouw en heeft ook aan [bedrijf C] materialen verhuurd.
2.3.
[eiseres] heeft daarvoor facturen gestuurd aan [bedrijf C] . [bedrijf C] heeft een deel van die facturen onbetaald gelaten. De onbetaald gelaten facturen, die zijn opgemaakt en verstuurd in de periode vanaf eind september 2022 t/m eind december 2022 bedragen in totaal € 16.376,99.
2.4.
Op 7 juli 2023 is [bedrijf C] ontbonden door [gedaagde] zonder dat vereffening heeft plaatsgevonden (ook wel turboliquidatie genoemd).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 16.376,99 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de kosten van beslagen daaronder begrepen, met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de vordering op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) en stelt het volgende.
[gedaagde] heeft oneigenlijk gebruik gemaakt van turboliquidatie om [eiseres] te duperen. [bedrijf C] beschikte over voldoende baten en was voldoende levensvatbaar op het moment van de ontbinding. [gedaagde] heeft de onderneming van [bedrijf C] op dezelfde locatie voortgezet en daarbij de baten van [bedrijf C] uit het vermogen van [bedrijf C] gehaald. [eiseres] heeft hiermee misbruik van identiteitsverschil gemaakt. Het gevolg hiervan is dat [gedaagde] de schade die [eiseres] door het handelen van [gedaagde] lijdt moet vergoeden. De schade is gelijk aan de hoogte van de door [bedrijf C] onbetaald gelaten facturen.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering en voert - samengevat- het volgende aan.
De turboliquidatie van [bedrijf C] heeft terecht plaatsgevonden, vanwege het ontbreken van enig actief. Er is geen sprake van dat de activiteiten van [bedrijf C] zijn voortgezet. [gedaagde] vordert tevens de veroordeling van [eiseres] tot vergoeding van de schade die zij geleden heeft als gevolg van de onterecht gelegde beslagen.

4.De beoordeling

vaste rechtspraak

4.1.
Uit de rechtspraak volgt dat een rechtspersoon die de zeggenschap heeft over een andere rechtspersoon misbruik van identiteitsverschil kan maken door het laten eindigen van de ondernemingsactiviteiten van de rechtspersoon waarover de zeggenschap bestaat om vervolgens die activiteiten van die rechtspersoon voort te (laten) zetten, met als doel schuldeisers van die rechtspersoon te benadelen. Zodanig handelen is in de regel aan te merken als een onrechtmatige daad. [1]
jaarrekeningen en deskundigenbericht
4.2.
In deze zaak spitst het tussen partijen gerezen geschil zich allereerst toe op de vraag of [gedaagde] op goede gronden voor de turboliquidatie heeft gekozen, en dus of [bedrijf C] op het moment van de ontbinding al dan niet over baten beschikte.
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van het standpunt dat [bedrijf C] geen te vereffenen baten had op het moment van de ontbinding de jaarrekeningen over het jaar 2022 en over de periode vanaf 1 januari 2023 t/m 7 juli 2023 van [bedrijf C] overgelegd. [eiseres] heeft op de zitting op haar beurt de inhoud van de jaarrekeningen gemotiveerd betwist en daarbij de nodige vraagtekens geplaatst. In ieder geval staat vast dat de jaarrekeningen zijn opgesteld door mw. [persoon D] , één van de statutair bestuurders van [gedaagde] . Zij heeft op de zitting een nadere toelichting gegeven op de jaarrekeningen. Gelet op het feit dat de opsteller van de jaarrekeningen betrokken is bij deze zaak én de gemotiveerde betwisting door [eiseres] , kan nu in rechte niet worden uitgegaan van de juistheid van de inhoud van de jaarrekeningen en de toelichting daarop. De kantonrechter acht het noodzakelijk een deskundige in te schakelen ter beoordeling van de overgelegde jaarrekeningen, zoals op de zitting met partijen is besproken.
4.3.
In dat kader worden partijen in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de volgende punten:
1. de persoon van de te benoemen onafhankelijke en onpartijdige deskundige (partijen zijn in de gelegenheid om maximaal drie deskundigen te noemen, waar hun voorkeur naar uitgaat, of één deskundige indien zij daarover overeenstemming kunnen bereiken, hetgeen de voorkeur verdient);
2. de kwalificaties waarover de deskundige moet beschikken;
3. de vragen, waaronder de meest geschikte formulering van die vragen, die aan de deskundige gesteld moeten worden.
aanhouding andere beslissingen
4.4.
Tegen de achtergrond van de uitkomst van het deskundigenbericht zal eventueel beoordeeld worden of vastgesteld kan worden of de ondernemingsactiviteiten van [bedrijf C] na de ontbinding zijn voortgezet.
4.5.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 14 mei 2024 om 11:30 uurvoor een schriftelijke reactie van beide partijen, zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.3. bedoeld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
757

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480 en Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2285