Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2024 in de zaak tussen
[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker
,
Rechtbank Rotterdam
Op 3 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van het college van 7 maart 2024, waarbij de bijstandsuitkering van verzoeker en zijn partner met € 750,- is verlaagd voor de maanden april en mei 2024. Dit besluit was genomen omdat verzoeker niet was verschenen op de eerste dag van een proefplaatsing, wat leidde tot de beslissing van het college om de uitkering te verlagen in plaats van de gebruikelijke 100%-maatregel op te leggen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij door de verlaging van zijn uitkering niet kan voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Bovendien is er geen evidente onrechtmatigheid vastgesteld in het besluit van het college. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeert, mede gezien het inkomen van zijn partner.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de verlaging van de bijstandsuitkering met € 750,- voor de maanden april en mei 2024 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, in aanwezigheid van griffier P. Deinum, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.