Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure in de zaak 22-582
- de dagvaarding van 5 juli 2022, met producties 1 tot en met 8;
- het vonnis van 2 november 2022 in het voegingsincident alsmede de daaraan ten grondslag liggende (proces)stukken, waaronder productie C1 van CTT;
- de conclusie van antwoord, met producties C2 tot en met C4;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 2 januari 2023;
- de zittingsagenda van 7 maart 2023;
- de mondelinge behandeling gehouden op 28 maart 2023;
- de pleitaantekeningen van TVM c.s.;
- de pleitaantekeningen van CTT.
2.De procedure in de zaak 22-675
- de dagvaarding van 22 augustus 2022, met producties 1 tot en met 18;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 9;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 2 januari 2023;
- de zittingsagenda van 7 maart 2023;
- de akte houdende overlegging producties ter gelegenheid van comparitie van CTT c.s., met producties 19 tot en met 34;
- de aanvullende akte houdende overlegging producties ter gelegenheid van comparitie van CTT c.s., met productie 35;
- de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van BTL, met producties 10 tot en met 12;
- de ter zitting overgelegde producties 13 en 14 van BTL;
- de mondelinge behandeling gehouden op 28 maart 2023;
- de pleitaantekeningen van CTT c.s.;
- de pleitaantekeningen van BTL;
- de akte uitlaten producties na mondelinge behandeling van CTT c.s.;
- de nadere akte van BTL, met producties 15 tot en met 20;
- de akte uitlating producties van CTT c.s.
3.De feiten in beide zaken
tank top,hierna: de ruimvloer), van de [naam schip] .
4.Het geschil in zaak 22-582
5.Het geschil in zaak 22-675
6.De beoordeling in zaak 22-582
inleiding
TVMgevorderde hoofdsommen zien op het volgende. Het bedrag van € 37.814,00 is het bedrag aan reparatiekosten waarvoor TVM haar verzekerde Sepang Shipping schadeloos heeft gesteld. Het bedrag van € 8.834,06 betreft door TVM gemaakte expertisekosten. Het bedrag van € 1.686,57 betreft door TVM gemaakte buitengerechtelijke kosten.
Sepang Shippinggevorderde hoofdsom van € 44.518,52 is opgebouwd uit de volgende bedragen:
- i) € 2.000,-- ter zake van het eigen risico van Sepang Shipping – reparatiekosten derhalve,
- ii) € 36.068,75 aan gemiste vrachtinkomsten;
- iii) € 336,72 aan door Sepang Shipping betaalde havengelden;
- iv) € 123,05 aan door Sepang Shipping betaalde brandstofkosten;
- v) € 5.500,-- aan namens Sepang Shipping gemaakte ‘superintendence fee’;
- vi) € 490,-- aan namens Sepang Shipping gemaakte reiskosten.
inleiding
gevolgschade. Het hierna te beoordelen ‘eigen schuld-verweer’ ziet op de omvang van de gevorderde reparatiekosten. Het hierna te beoordelen verweer inzake ‘de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW’ is zowel gericht tegen de gevorderde expertisekosten en buitengerechtelijke kosten als tegen de gevorderde havengelden, brandstofkosten,
superintendence feeen reiskosten.
het clausule 9-verweer
9.Technische storingen/ Keuringen/ Schade.
Offhire(dagprijs € 2.175), havengelden Rotterdam en brandstofkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
waarvoorof voor de gevolgen
waarvanCTT zélf aansprakelijk is. CTT is op grond van clausule 9 alleen dán geen vracht aan Sepang Shipping verschuldigd wanneer het schip niet kan worden ingezet door een in de risicosfeer van Sepang Shipping liggende oorzaak. Elke andere uitleg strookt niet met de bedoeling van partijen.
het gevolgschade-verweer
12.Aansprakelijkheden.
Schade eigenaar
'consequential loss’) is uitgesloten en dat dit aan vergoeding van deze vordering in de weg zou staan. Dit wordt betwist. Clausule 17 en 12 van de tijdbevrachtingsovereenkomst bepalen dat het aansprakelijkheidsregime van Boek 8 BW van toepassing is. Cliënten worden op grond van art. 8:913 BW door de eigenaar van de " [naam schip] " aansprakelijk gehouden voor alle schade die de lekkende containers veroorzaakt hebben. Die schade betreft deze gehele vordering. Op zichzelf is juist dat in clausule 12 aansprakelijkheid voor 'gevolgschade' wordt uitgesloten. Het is een kwestie van contractsuitleg wat daarmee is bedoeld. Uw uitleg, inhoudende dat: wanneer de bevrachter het schip beschadigt waardoor de vervrachter het schip niet kan gebruiken en geen inkomsten kan genereren, de vervrachter geen tijdverlet zou kunnen vorderen, is volstrekt onlogisch en onjuist. Met 'gevolgschade' heeft men gedoeld op schade die in een veel verder verwijderd verband staat, zoals bijvoorbeeld contractuele boetes van klanten van de
superintendence fee’ en gemaakte reiskosten, nu niet gezegd kan worden dan die laatste vier posten duidelijk in een veel verder verwijderd verband staat dan vrachtinkomsten (tijdverlet).
het eigen schuld-verweer
bay3 geplaatst tot (bijna) het einde van
bay4. Met
baywordt de overdwarse rij containerplaatsen bedoeld voor 20-voets containers. De volgorde van de nummering van de
baysloopt van voren naar achteren op het schip. Het laadruim van de [naam schip] is opgedeeld in dertien
baysvan elk zes meter (20-voets container). De twee tankcontainers stonden dus op (ongeveer) 18 meter vanaf de voorzijde van het laadruim. Door de lekkage was er meteen halverwege
bay3 tot aan het einde van
bay6 azijnzuuranhydride terecht gekomen op de ruimvloer van de [naam schip] . Een
baywordt (onder meer) door de advocaat van TVM c.s. ook wel aangeduid als “vak”.
het verweer inzake de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW
laedens, de partij die verantwoordelijk is voor de schade, jegens de verzekeraar die zijn regresrecht op grond van subrogatie uitoefent, kan niet worden aangemerkt als een wettelijke verplichting tot schadevergoeding als bedoeld in afdeling 6.1.10 BW. Bovengenoemde strekking van artikel 7:962 BW brengt mee dat de bepaling van artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW van overeenkomstige toepassing moet worden geacht in het geval dat een verzekeraar zijn recht van regres uitoefent, zodat TVM ook de door haar gemaakte kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in die bepaling kan verhalen. De
laedens, CTT, behoort immers niet te profiteren van de verzekering van de benadeelde, Sepang Shipping, die immers niet te zijnen behoeve tot stand is gebracht en waarvan de kosten – in de vorm van premies – door anderen worden gedragen (vergelijk HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0894 en HR 5 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2517).
conclusie
proceskosten
7.De beoordeling in zaak 22-675
inleiding
ookde verzekeraars aan Post & Co een last hebben verstrekt tot incasso.
bottom flangelos en was de afdichting/pakking beschadigd. Tankcontainer [containernummer 1] vertoonde lekkages/beschadigingen aan een aantal afsluiters/kleppen (
tankbottom valveen
butterfly valve). De tankcontainers voldeden daarmee niet aan de eisen die – in de gegeven omstandigheden – aan tankcontainers gesteld mochten worden. De tankcontainers kwalificeren daarom als gebrekkige zaken in de zin van artikel 6:173 BW. BTL is ten opzichte CTT c.s. eveneens aansprakelijk op grond van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. BTL heeft ten aanzien van de twee tankcontainers niet de zorg betracht die van haar verwacht mag worden, want dan had zij de lekkages, losse bouten, beschadigde pakkingen, lekkende/beschadigde afsluiters/kleppen moeten constateren. Door haar onzorgvuldigheid heeft BTL de kans dat schade aan eigendommen van derden, zoals CTT, CTT Rotterdam en Sepang Shipping, zou ontstaan op de koop toegenomen. Van belang is verder dat BTL onder de vervoerovereenkomsten die zij als opdrachtgever (afzender) sloot met PCC en Samskip aansprakelijk is jegens PCC (en Samskip) (zie art. 8:383 lid 3, althans 8:397 BW, althans art. 8:913 BW, althans de Poolsrechtelijke
pendant). Deze toerekenbare tekortkoming van BTL onder de vervoerovereenkomsten met PCC (en Samskip) levert tevens een onrechtmatige daad van BTL op jegens CTT/CTT Rotterdam. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 24 september 2004 in de zaak
Vleesmeesters/Alog(ECLI:NL:HR:2004:AO9069), dat voortbouwt op het arrest van de Hoge Raad van 3 mei 1948 in de zaak
Staat/Degens(ECLI:NL:HR:1946:4).
- i) Op grond van artikel 6:197 BW kunnen de verzekeraars geen regres nemen op BTL uit hoofde van artikel 6:173 BW;
- ii) Het incident houdt geen verband met een gebrek van de tankcontainer (waarvoor BTL aansprakelijk is);
- iii) BTL heeft niet onrechtmatig gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW;
- iv) Verhaal door CCT c.s. uit hoofde van artikel 6:173 BW stuit af op artikel 6:181 BW;
- v) BTL kan artikel 8:363 BW (via artikel 8:880 BW) tegenwerpen aan CTT c.s., wat tot verjaring leidt van de vorderingen van CTT c.s. op grond van artikel 8:1711 BW;
- vi) Er is sprake van eigen schuld van CTT (Rotterdam); de reinigingswerkzaamheden zijn namelijk uitgevoerd in opdracht van CTT (Rotterdam);
- vii) CTT c.s. schenden hun schadebeperkingsplicht door bepaalde verweren in zaak 22-582 (de ‘hoofdzaak’) niet te voeren, zoals de uitsluiting van aansprakelijkheid voor tijdverlet, de uitsluiting van aansprakelijkheid voor de vermindering van vracht en de betwisting van schadeposten;
- viii) De gestelde schadeomvang klopt niet.
de werking van artikel 6:197 BW in de onderhavige zaak
Is BTL aansprakelijk jegens CTT en CTT Rotterdam op grond van artikel 6:173 BW?
bottom flange, de buisafsluiter aan de onderkant van de tankcontainer, loszaten en dat de afdichting/pakking beschadigd was. Bij tankcontainer [containernummer 1] zijn lekkages en beschadigingen geconstateerd aan een aantal afsluiters/kleppen (
tankbottom valveen
butterfly valve). Ook voor BTL zijn deze door Van Ameyde en BMT geconstateerde gebreken aan de tankcontainers een gegeven. Zie randnummers 3.9 en 3.10 van de conclusie van antwoord van BTL.
artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) als basis voor de aansprakelijkheid van BTL jegens CTT c.s.
voor zover deze vorderingen zijn gebaseerd op artikel 6:162 BW.
de vereisten van artikel 6:173 BW en artikel 6:181 BW en hun onderlinge verhouding
het door BTL (via de ‘paardensprong’) gedane beroep op verjaring
het eigen schuld-verweer van BTL
Material Safety Data Sheetsblijkt dat het product zeer corrosief is en geen water of natte producten gebruikt mogen worden voor het opruimen ervan en dat is wel gebeurd. Door de onjuiste wijze van opruimen is de schade aanzienlijk vergroot. Het product was aanvankelijk op een klein oppervlak van de ruimvloer van de [naam schip] terechtgekomen, maar is door toedoen van Sepang Shipping en/of CTT terechtgekomen op een groot deel van de ruimvloer van de [naam schip] . Nadien is het grootste gedeelte van de ruimvloer vervangen. Sepang Shipping vordert (ten onrechte) van CTT het gehele bedrag van die werkzaamheden. CTT en/of Sepang Shipping, althans door haar ingeschakelde derden, hadden na moeten gaan wat de beste methode was om het product op te ruimen. Een enkele zoekopdracht zou hebben opgeleverd dat het product ‘
highly corrosive’ is en de waarschuwing ‘
do not use water or wet method’ en dat men ‘
acid-resistant gloves, clothing’ en ‘
indirect-vent, impact and splash resistant goggles’ dient te dragen bij het opruimen van het product. Om het op te ruimen dient men het te absorberen met ‘
liquid-binding material (sand, diatomaceous earth, acid- ar universal binding agents)’ (prod. 7 BTL).
€ 2.500,--, het bedrag van het eigen risico van CTT Rotterdam. Tegen de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze wordt toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing. Voor het overige wordt de betalingsvordering afgewezen. De vrijwaringsvordering wordt toegewezen.