ECLI:NL:RBROT:2024:4290
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor aangepaste buggy op grond van Wmo
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een 10-jarig meisje met het syndroom van Down, heeft een aanvraag ingediend voor een aangepaste buggy, nadat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam eerder de toekenning van een handbewogen rolstoel had ingetrokken. De intrekking vond plaats per 11 mei 2021, omdat verzoekster geen gebruik had gemaakt van de eerder toegekende buggy. Daarnaast heeft het college op 13 december 2023 de aanvraag voor een nieuwe aangepaste buggy afgewezen, met als argument dat verzoekster in staat zou zijn om een redelijke afstand lopend te overbruggen en gebruik kan maken van een eerder toegekende driewielfiets.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen gebruik heeft gemaakt van de eerder toegekende buggy en dat zij inmiddels in staat is om zich met de driewielfiets voort te bewegen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is, omdat verzoekster in de afgelopen twee jaar geen gebruik heeft gemaakt van de buggy en de driewielfiets voldoende mogelijkheden biedt voor haar mobiliteit.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor het college de gevraagde aangepaste buggy kan weigeren. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.