ECLI:NL:RBROT:2024:4295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10879314 CV EXPL 24-1173
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom en proceskosten door zorgverzekeraar na uitblijven van verweer door gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Interpolis Zorgverzekeringen N.V. als eiseres en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde een bedrag van € 182,40, bestaande uit een hoofdsom van € 130,95, incassokosten van € 40,- en wettelijke rente. De gedaagde had uitstel gekregen om te reageren op de dagvaarding, maar heeft geen verweer gevoerd. Hierdoor zijn de feiten die in de dagvaarding zijn gesteld, komen vast te staan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de hoofdsom van € 130,95 toewijsbaar is, omdat de gedaagde niet heeft betwist dat deze feiten onjuist zijn. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- toegewezen, omdat aan de wettelijke voorwaarden voor vergoeding is voldaan. De rente is eveneens toegewezen, omdat Interpolis voldoende bewijs heeft geleverd dat deze verschuldigd is en de gedaagde dit niet heeft betwist.

Wat betreft de proceskosten heeft de kantonrechter bepaald dat de gedaagde deze moet vergoeden, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De totale proceskosten zijn begroot op € 327,38, bestaande uit dagvaardingskosten, griffierecht, salaris voor de gemachtigde en nakosten. Tot slot is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Interpolis het vonnis kan uitvoeren voordat het onherroepelijk is geworden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10879314 CV EXPL 24-1173
datum uitspraak: 12 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Interpolis Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Leiden,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Interpolis’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 januari 2024, met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] van 14 januari 2024.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Interpolis eist [gedaagde] te veroordelen om € 182,40 met rente en kosten aan haar te betalen. [gedaagde] heeft uitstel gekregen voor een reactie op de dagvaarding, maar daarna niet meer gereageerd.
Hoofdsom
2.2.
[gedaagde] heeft niet aangegeven dat de feiten die in de dagvaarding staan niet kloppen. Die staan daarom in deze zaak vast. Op basis daarvan wordt de geëiste hoofdsom van € 130,95 toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.3.
De incassokosten van € 40,- worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
2.4.
De rente wordt toegewezen, omdat Interpolis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.5.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Interpolis op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 40,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt × € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 327,38. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Interpolis te betalen € 182,40 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 130,95 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Interpolis worden begroot op € 327,38;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416