ECLI:NL:RBROT:2024:4306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
C/10/663519 / FA RK 23-5769
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verhuizing met minderjarige kinderen en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de verhuizing van de vrouw met hun minderjarige kinderen naar een andere woonplaats. De vrouw verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaatsnaam 1], meer dan 50 kilometer van hun huidige woonplaats. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de noodzaak voor de verhuizing niet voldoende was onderbouwd en de verhuizing zou leiden tot een aanzienlijke vermindering van het contact tussen de kinderen en hun vader. De rechtbank heeft daarbij de belangen van de minderjarigen vooropgesteld, waarbij de huidige band met de vader en de vertrouwde omgeving van de kinderen zwaarder wogen dan de wens van de vrouw om te verhuizen en een nieuw leven op te bouwen met haar nieuwe partner. De rechtbank heeft ook overwogen dat de oudste minderjarige, [minderjarige 1], expliciet heeft aangegeven niet te willen verhuizen. De rechtbank heeft daarnaast het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] op een school in [plaatsnaam 2] toegewezen, omdat de vrouw hiertegen geen bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/663519 / FA RK 23-5769
Beschikking van 10 april 2024 over vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat mr. D. de Heuvel te Papendrecht,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat mr. R.J. Sparreboom te [plaatsnaam 3].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 04 augustus 2023;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 29 februari 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 29 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3].
1.3.
De oudste minderjarige is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hier gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1];
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2];
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats 3];
hierna respectievelijk te noemen: [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3].
2.2.
Het huwelijk van de vrouw en de man is op 17 maart 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 maart 2020 in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
De vrouw en de man hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4.
De vrouw en de man hebben op 21 februari 2020 een ouderschapsplan opgesteld, inhoudende (voor zover in deze procedure van belang) het volgende:
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij moeder. Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden. De ouders zijn de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen als in bijlage 1, inhoudende dat de kinderen bij de vader zijn elke woensdag vanaf 17.00 uur (voor het avondeten) tot donderdagavond 19.30 uur, alsmede om het weekend van vrijdag voor het avondeten tot zondagavond 19.30 uur.
De ouder bij wie de kinderen het laatst verbleven, brengt de kinderen naar de andere ouder wanneer er gewisseld moet worden.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoek tot verhuizing met de minderjarigen, inschrijving van de minderjarigen in de BRP en inschrijving op een andere school
3.1.1.
De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen en hen daar in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP). Ook verzoekt de vrouw vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen met ingang van het schooljaar 2024/2025 in te schrijven op een school in (de nabije omgeving van) [plaatsnaam 1].
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer. Verder verzoekt de man vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] met ingang van het schooljaar 2024/2025 in te schrijven op de school [naam school] te [plaatsnaam 2].
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar moet de rechter naar vaste rechtspraak bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
3.1.4.
Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen betrekt de rechtbank de volgende omstandigheden die naar voren zijn gekomen:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de vermindering van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de mate waarin ouders in staat zijn tot overleg;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen.
Verhuizing en inschrijving minderjarigen in de BRP
3.1.5.
De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij een nieuwe partner heeft (hierna ook: [naam 4]). Zij wil in de zomervakantie van 2024 met de minderjarigen verhuizen naar [naam 4] die in [plaatsnaam 1] woont en daar bij hem in trekken. Verder willen de vrouw en [naam 4] eind juni 2024 met elkaar in het huwelijk treden.
3.1.6.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de vrouw met [naam 4] en de kinderen van ieder van hen een nieuwe toekomst en een nieuw gezinsleven wil opbouwen, maar kan niet zonder meer voorbij gaan aan andere belangen, waaronder die van de minderjarigen en de andere ouder. De rechtbank zal daarom een belangenafweging moeten maken. Daarbij acht de rechtbank het van belang om – naast de onder 2. vermelde feiten – de volgende onbetwiste omstandigheden te vermelden.
De vrouw en [naam 4] kennen elkaar drie jaar en hebben meer dan twee jaar een relatie met elkaar. [naam 4] heeft vanuit zijn vorige relatie vier kinderen. De oudste twee studeren en zijn daardoor en gezien hun leeftijd (19 en 17 jaar) niet vaak meer thuis. De jongste twee, [naam 5] en [naam 6] (beiden 12 jaar), behoren volgens de co-ouderschapsregeling die [naam 4] en zijn ex-echtgenote hebben afgesproken om de week een week bij [naam 4] te zijn, maar daar wordt ten aanzien van [naam 6] momenteel geen uitvoering aan gegeven. In de tijd dat [naam 6] bij de man zou moeten zijn, gaat zij na het avondeten naar haar moeder en blijft daar slapen.
[naam 4] heeft een functie bij een financiële instelling en heeft zijn werk in de omgeving van [plaatsnaam 1] en Utrecht. Hij werkt regelmatig vanuit zijn huis en soms ook vanuit het huis van de vrouw.
De vrouw werkt als tandartsassistente op een locatie in [plaatsnaam 3].
De man is opnieuw gehuwd met een partner die drie kinderen heeft in de leeftijd van de kinderen van partijen. De man woont met zijn nieuwe gezin in [plaatsnaam 4].
Volgens Google Maps is de afstand tussen de woonplaats van de man en de beoogde woonplaats van de vrouw in [plaatsnaam 1] 57 kilometer en de reistijd per auto ongeveer 45 tot 50 minuten.
De minderjarigen verblijven bij de man elke woensdag van 17.00 uur (voor het avondeten) tot donderdagavond 19.30 uur (waarbij de moeder van de man de minderjarigen opvangt als de man werkt) alsmede om het weekend van vrijdag voor het avondeten tot zondagavond 19.30 uur. Daarnaast zijn de minderjarigen de helft van de zomervakantie en de helft van de kerstvakantie bij de man. De overige vakanties zijn de minderjarigen bij de vrouw.
3.1.7.
Naar het oordeel van rechtbank heeft de vrouw de noodzaak om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen, onvoldoende onderbouwd en aangetoond.
Het belang dat de vrouw stelt om vanwege werkomstandigheden te verhuizen ziet de rechtbank niet. Zoals de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, werkt zijzelf in [plaatsnaam 3], welke plaats in de nabije omgeving van [plaatsnaam 4] ligt. Verder kan [naam 4] voor een belangrijk deel vanuit huis werken, wat hij ook regelmatig doet, ook vanuit het huis van de vrouw.
3.1.8.
Het belang om te verhuizen vanwege de co-ouderschapsregeling die [naam 4] met zijn ex-echtgenote en kinderen heeft acht de rechtbank evenmin van beslissende betekenis. Niet is weersproken dat zijn oudste twee kinderen studeren. Hierdoor en gezien hun leeftijd (19 en 17 jaar) zijn zij niet vaak meer thuis. De jongste twee, [naam 5] en [naam 6] (beiden 12 jaar), horen volgens de co-ouderschapsregeling weliswaar om de week een week bij [naam 4] te zijn, maar daar wordt ten aanzien van [naam 6] momenteel geen uitvoering aan gegeven. In de tijd dat [naam 6] volgens de regeling bij [naam 4] zou zijn, gaat zij na het avondeten naar haar moeder en blijft daar slapen. Dit deel van de co-ouderschapsregeling heeft daardoor beperkte betekenis. Weliswaar heeft de vrouw verklaard dat het de bedoeling is dat [naam 6] weer om de week bij [naam 4] blijft slapen, maar dit is een onzekere gebeurtenis in de toekomst waar de rechtbank geen rekening mee houdt.
3.1.9.
[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] aanzienlijk minder contact hebben met hun vader dan nu het geval is. Het doordeweekse contact dat iedere week plaatsvindt, is dan niet meer mogelijk. Weliswaar vangt de moeder van de man de minderjarigen op wanneer de man nog niet thuis is van zijn werk, maar er resteert dan nog voldoende tijd voor de man en de minderjarigen om elkaar te zien en contact met elkaar te hebben. Zo hebben zij het avondeten gezamenlijk, is er in de avond contact tot dat de minderjarigen naar bed gaan en kunnen zij de volgende ochtend gezamenlijk ontbijten waarna de man de minderjarigen naar school begeleidt. Vervolgens hebben zij weer vanaf 16.00 uur tot 19.30 uur contact.
Bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] zal ook de aard van het contact tussen de man en de minderjarigen veranderen. Er zal dan alleen in de weekenden contact zijn en niet meer doordeweeks naar en uit school, zoals nu het geval is. Ook zijn de – onbetwiste – spontane contacten buiten de huidige zorgregeling, bijvoorbeeld als de minderjarigen even bij de man komen buurten, dan niet meer mogelijk.
Bij een verhuizing van de vrouw naar [plaatsnaam 1] zullen de man en de minderjarigen, vergeleken met de huidige zorgregeling, vierenvijftig dagen per jaar minder contact met elkaar hebben. Met de door de vrouw voorgestelde compensatie, dat de minderjarigen vaker gedurende de vakanties en\of studiedagen bij de man kunnen zijn, is het contact nog steeds aanzienlijk minder. Daarbij is voorts van belang dat die voorgestelde compensatie niet uitvoerbaar is omdat de man niet zoveel vrije dagen van zijn werk kan opnemen.
Bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] zal de man de rol krijgen van een weekend-vader. Die rol doet geen recht aan de rol die de man tegenover zijn kinderen wil vervullen en aan de contacten die hij vanaf hun geboorte met hen heeft. Ook kan een verminderd contact een merkbare impact hebben op de (hechte) band die de man en de minderjarigen met elkaar hebben. Tot slot is ook het wekelijkse contact dat de minderjarigen met oma vaderszijde hebben, na een verhuizing niet meer mogelijk.
3.1.10.
In het gesprek dat [minderjarige 1] met de rechter heeft gehad komt naar voren dat hij niet weg wil uit [plaatsnaam 4], dat hij niet wil verhuizen naar [plaatsnaam 1] en dat hij moeite heeft met [naam 4] en [naam 5]. De rechtbank kan gezien de leeftijd van [minderjarige 1] en de stelligheid van zijn mening daar niet zonder meer aan voorbij gaan. Volgens de man (en [minderjarige 1]) willen ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet weg uit [plaatsnaam 4] en ook niet naar een andere school. Bovendien zou een verhuizing voor de minderjarigen betekenen dat zij uit hun vertrouwde omgeving weg worden gehaald en van school en omgeving moeten veranderen.
De rechtbank kan er evenmin aan voorbij gaan dat de minderjarigen in de plaats waar zij nu wonen, zijn geboren en opgegroeid, daar hun vrienden en vriendinnen hebben, en dat daar ook de familie van de man en de vrouw woont met wie zij regelmatig contact hebben. Dat de minderjarigen in [plaatsnaam 4] niet op een club of (sport)vereniging zitten, zoals de vrouw heeft opgemerkt, acht de rechtbank onvoldoende om te veronderstellen dat de minderjarigen daar niet zouden zijn geworteld.
3.1.11.
De rechtbank kan zich evenals de vrouw voorstellen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een andere school wel spannend vinden, maar het is niet duidelijk of dit alleen een positieve spanning is of ook negatieve spanning. Dat zal pas duidelijk worden als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op die andere school gaan meedraaien. De rechtbank acht het echter niet in hun belang om zonder meer van een positieve verandering uit te gaan of dit uit te proberen. De minderjarigen zijn al geconfronteerd met veranderingen in hun leven die voor hen van grote invloed zijn, zoals de scheiding van hun ouders en daarna aan beide kanten de ervaringen van een nieuw samengesteld gezin. De rechtbank is met de raad van oordeel dat het niet in het belang van de minderjarigen is om hen binnen enkele jaren opnieuw te confronteren met een wijziging in hun leven die daarop grote impact heeft.
3.1.12.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeven dat zij zich erbij zou kunnen neerleggen als [minderjarige 1] bij de man blijft wonen en dat zij alleen met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar [plaatsnaam 1] verhuist. De vrouw heeft haar verzoek in dit opzicht echter niet gewijzigd, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat. Hierbij past overigens de opmerking dat de rechtbank evenals de raad het niet in belang van de minderjarigen acht om broer en zusjes uit elkaar te halen. De minderjarigen zijn al geconfronteerd met de scheiding van hun ouders en, net als de raad, vindt de rechtbank dat het voor de minderjarigen en hun ontwikkeling niet goed is wanneer zij in belangrijke mate gescheiden zouden opgroeien. Naast het gegeven dat zij elkaar waarschijnlijk zullen missen, bestaat de mogelijkheid dat er problemen bij hen gaan ontstaan. Zo kan bij (een van) de minderjarigen het gevoel ontstaan dat de ander wordt voorgetrokken, of dat (een van) de minderjarigen zichzelf de schuld geven dat zij niet als broer en zussen samen opgroeien. De vrouw heeft gesteld dat zulke problemen zich niet hoeven voor te doen dan wel dat die problemen kunnen worden weggenomen als beide ouders zich ervoor inzetten. De rechtbank ziet dat echter niet meteen in voldoende mate gebeuren. Daarvoor zijn minstens een goede onderlinge verstandhouding en communicatie tussen de ouders nodig die er in de observatie van de rechtbank niet is.
3.1.13.
Alle belangen tegen elkaar afwegend, wordt het belang van de minderjarigen om de huidige band en contacten met de man en met elkaar te kunnen voortzetten en op te groeien in hun vertrouwde omgeving, groter geacht dan het belang van de vrouw om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen en daar met [naam 4] en zijn kinderen een nieuwe toekomst te starten. Het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt dan ook afgewezen.
3.1.14.
Omdat het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt afgewezen, wordt in samenhang daarmee en wegens gebrek aan belang ook het verzoek afgewezen tot inschrijving van de minderjarigen in de BRP van [plaatsnaam 1].
Inschrijving minderjarige(n) op andere school
3.1.15.
Omdat het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt afgewezen, wordt in samenhang daarmee en wegens gebrek aan belang ook het verzoek afgewezen om de minderjarigen op een school in (de nabije omgeving van) [plaatsnaam 1] te mogen inschrijven.
3.1.16.
Over het verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school [naam school] te [plaatsnaam 2] overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft (voor het geval haar verzoeken zouden worden afgewezen) geen bezwaar gemaakt tegen de inschrijving van [minderjarige 1] op [naam school]. In zoverre rijst de vraag of de man daarvoor nog vervangende toestemming nodig heeft. De rechtbank zal echter, voor zover nodig en om misverstanden hierover te voorkomen, de door de man verzochte toestemming verlenen.
3.2.
Hoofdverblijfplaats minderjarigen
3.2.1.
De man verzoekt – zo de rechtbank begrijpt – wijziging van de in het ouderschapsplan van 21 februari 2020 overeengekomen hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, in die zin dat voor het geval de vrouw toch naar [plaatsnaam 1] verhuist, de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben. De rechtbank vat dit op als een voorwaardelijk verzoek.
3.2.2.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard niet te zullen verhuizen als haar geen vervangende toestemming wordt verleend, ook niet zonder de minderjarigen. De rechtbank neemt dit aan en er is daarom (nu) geen aanleiding de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen. Het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen wordt dan ook afgewezen.
3.3.
Zorgregeling
3.3.1.
De vrouw verzoekt wijziging van de in het ouderschapsplan van 21 februari 2020 overeengekomen zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen een weekend per twee weken bij de man verblijven vanaf vrijdag na school tot en met zondag 17.00 uur.
3.3.2.
Omdat het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt afgewezen, wordt in samenhang daarmee ook het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling afgewezen. De bestaande situatie blijft onveranderd zodat de grondslag van het verzoek (gewijzigde omstandigheden) ontbreekt.
3.3.3.
De man verzoekt, voor het geval de vrouw vervangende toestemming krijgt om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen of indien zij zonder de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] verhuist – zo de rechtbank begrijpt – wijziging van de in het ouderschapsplan van 21 februari 2020 overeengekomen zorgregeling, in die zin dat de minderjarigen een weekend per twee weken bij de vrouw verblijven van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de man de minderjarigen naar de vrouw brengt en de vrouw hen op zondag terugbrengt naar de man.
3.3.4.
Omdat het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming wordt afgewezen en de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij zonder die toestemming niet zal verhuizen, is voor een wijziging van de zorgregeling zoals de man heeft verzocht geen aanleiding (zie ook 3.3.2.). Het verzoek van de man wordt daarom afgewezen.
3.3.5.
De man verzoekt ten slotte te bepalen dat de in het ouderschapsplan overeengekomen regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen in stand blijft en dat ten aanzien van het halen en brengen gedurende de vakanties en de feestdagen wordt bepaald dat de ouder bij wie de minderjarigen op dat moment verblijven, de minderjarigen naar de andere ouder brengt, en dat de andere ouder de minderjarigen na afloop van de betreffende vakantie of feestdag weer terugbrengt. De rechtbank vat dit op als een voorwaardelijk verzoek van de man, namelijk voor het geval de vrouw toestemming krijgt om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen of indien zijzelf zonder de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] verhuist.
3.3.6.
Omdat het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming wordt afgewezen en de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij zonder die toestemming niet zal verhuizen, is er voor toewijzing van het door de man gedane (voorwaardelijke) verzoek geen reden. Het verzoek van de man wordt daarom afgewezen.
3.4.
Overweging voor [minderjarige 1]
3.4.1.
De volgende alinea is speciaal voor [minderjarige 1] geschreven om hem de beslissing van de rechtbank uit te leggen. [minderjarige 1] krijgt deze tekst - zoals met hem is afgesproken - via een aan hem gerichte brief toegestuurd, zowel via het adres van zijn moeder, als via het adres van zijn vader.
Dag [minderjarige 1],
Op dinsdag 5 maart van dit jaar hebben wij samen gepraat in de koeienkamer van de rechtbank. Mevrouw Breeman, de griffier, was daar ook bij. De dag erna heb ik - samen met twee andere rechters - gepraat met je ouders, hun advocaten en een mevrouw van de raad voor de kinderbescherming. Jij vond het goed dat ik jouw verhaal aan hen vertelde. Dat heb ik toen gedaan.
Ik weet nog dat je me vertelde waar de dikste paling kan worden gevangen. Ook herinner ik me dat jij zei dat je niet wil verhuizen naar [plaatsnaam 1] en dat je nog liever je hele leven onder een brug wil slapen.
Je vader en moeder hebben ieder aan ons uitgelegd wat zij belangrijk vinden. Ik bedoel wat ze belangrijk vinden voor jou, [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en wat ze belangrijk vinden voor zichzelf. Je moeder wil graag samen met [naam 4] en jullie een nieuw leven opbouwen in [plaatsnaam 1]. Je vader wil dat zij en jullie in [plaatsnaam 4] blijven wonen.
Na dat het gesprek met je ouders hebben mijn collega’s en ik diep nagedacht hoe het nu verder moet.
We hebben besloten dat je moeder van ons niet met jullie mag verhuizen naar [plaatsnaam 1]. Jullie zouden dan veel minder contact hebben met je vader en de familie in de Hoekse Waard en jij zou niet naar de school van jouw keuze kunnen gaan. We vinden ook dat je moeder met [naam 4] kan omgaan als ze niet samen in [plaatsnaam 1] wonen, bijvoorbeeld zoals het nu gaat. Dat is voor je moeder en [naam 4] wel heel moeilijk, maar het zou nog moeilijker zijn voor jullie en je vader, als de verhuizing wel door zou gaan.
Er is nog gedacht aan een verhuizing van je moeder alleen met [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. Ook dat vinden wij geen goed idee. Jullie kunnen dan niet meer steeds samen opgroeien en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zouden ook dan veel minder contact hebben met je vader en de familie in de Hoekse Waard.
Deze brief sturen we ook aan je ouders. We doen dat in een brief die zij van ons krijgen (die officieel een beschikking heet) en waarin we onze beslissing geven en die aan hen uitleggen.
Ik hoop dat in deze brief goed is uitgelegd wat we vinden van het plan om te verhuizen en we wensen jou het allerbeste.
Met vriendelijke groet,
mr. J. van Driel
(kinderrechter)
3.5.
Proceskosten
3.5.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de vrouw af;
4.2.
verleent de man vervangende toestemming tot inschrijving van de minderjarige:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1],
voor het schooljaar 2024/2025 op de school [naam school] te [plaatsnaam 2];
4.3.
bepaalt dat de onder 4.2. verleende vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vrouw;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, voorzitter en (kinder)rechter,
mr. C.C.B. Boshouwers en mr.C.C.B. Boshouwers , (kinder)rechters, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Breeman, griffier, op 10 april 2024.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.