3.1.Verzoek tot verhuizing met de minderjarigen, inschrijving van de minderjarigen in de BRP en inschrijving op een andere school
3.1.1.De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen en hen daar in te schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP). Ook verzoekt de vrouw vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen met ingang van het schooljaar 2024/2025 in te schrijven op een school in (de nabije omgeving van) [plaatsnaam 1].
3.1.2.De man voert gemotiveerd verweer. Verder verzoekt de man vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] met ingang van het schooljaar 2024/2025 in te schrijven op de school [naam school] te [plaatsnaam 2].
3.1.3.Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar moet de rechter naar vaste rechtspraak bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901). 3.1.4.Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen betrekt de rechtbank de volgende omstandigheden die naar voren zijn gekomen:
- de noodzaak om te verhuizen;
- het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de vermindering van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de mate waarin ouders in staat zijn tot overleg;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen.
Verhuizing en inschrijving minderjarigen in de BRP
3.1.5.De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij een nieuwe partner heeft (hierna ook: [naam 4]). Zij wil in de zomervakantie van 2024 met de minderjarigen verhuizen naar [naam 4] die in [plaatsnaam 1] woont en daar bij hem in trekken. Verder willen de vrouw en [naam 4] eind juni 2024 met elkaar in het huwelijk treden.
3.1.6.De rechtbank kan zich voorstellen dat de vrouw met [naam 4] en de kinderen van ieder van hen een nieuwe toekomst en een nieuw gezinsleven wil opbouwen, maar kan niet zonder meer voorbij gaan aan andere belangen, waaronder die van de minderjarigen en de andere ouder. De rechtbank zal daarom een belangenafweging moeten maken. Daarbij acht de rechtbank het van belang om – naast de onder 2. vermelde feiten – de volgende onbetwiste omstandigheden te vermelden.
De vrouw en [naam 4] kennen elkaar drie jaar en hebben meer dan twee jaar een relatie met elkaar. [naam 4] heeft vanuit zijn vorige relatie vier kinderen. De oudste twee studeren en zijn daardoor en gezien hun leeftijd (19 en 17 jaar) niet vaak meer thuis. De jongste twee, [naam 5] en [naam 6] (beiden 12 jaar), behoren volgens de co-ouderschapsregeling die [naam 4] en zijn ex-echtgenote hebben afgesproken om de week een week bij [naam 4] te zijn, maar daar wordt ten aanzien van [naam 6] momenteel geen uitvoering aan gegeven. In de tijd dat [naam 6] bij de man zou moeten zijn, gaat zij na het avondeten naar haar moeder en blijft daar slapen.
[naam 4] heeft een functie bij een financiële instelling en heeft zijn werk in de omgeving van [plaatsnaam 1] en Utrecht. Hij werkt regelmatig vanuit zijn huis en soms ook vanuit het huis van de vrouw.
De vrouw werkt als tandartsassistente op een locatie in [plaatsnaam 3].
De man is opnieuw gehuwd met een partner die drie kinderen heeft in de leeftijd van de kinderen van partijen. De man woont met zijn nieuwe gezin in [plaatsnaam 4].
Volgens Google Maps is de afstand tussen de woonplaats van de man en de beoogde woonplaats van de vrouw in [plaatsnaam 1] 57 kilometer en de reistijd per auto ongeveer 45 tot 50 minuten.
De minderjarigen verblijven bij de man elke woensdag van 17.00 uur (voor het avondeten) tot donderdagavond 19.30 uur (waarbij de moeder van de man de minderjarigen opvangt als de man werkt) alsmede om het weekend van vrijdag voor het avondeten tot zondagavond 19.30 uur. Daarnaast zijn de minderjarigen de helft van de zomervakantie en de helft van de kerstvakantie bij de man. De overige vakanties zijn de minderjarigen bij de vrouw.
3.1.7.Naar het oordeel van rechtbank heeft de vrouw de noodzaak om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen, onvoldoende onderbouwd en aangetoond.
Het belang dat de vrouw stelt om vanwege werkomstandigheden te verhuizen ziet de rechtbank niet. Zoals de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, werkt zijzelf in [plaatsnaam 3], welke plaats in de nabije omgeving van [plaatsnaam 4] ligt. Verder kan [naam 4] voor een belangrijk deel vanuit huis werken, wat hij ook regelmatig doet, ook vanuit het huis van de vrouw.
3.1.8.Het belang om te verhuizen vanwege de co-ouderschapsregeling die [naam 4] met zijn ex-echtgenote en kinderen heeft acht de rechtbank evenmin van beslissende betekenis. Niet is weersproken dat zijn oudste twee kinderen studeren. Hierdoor en gezien hun leeftijd (19 en 17 jaar) zijn zij niet vaak meer thuis. De jongste twee, [naam 5] en [naam 6] (beiden 12 jaar), horen volgens de co-ouderschapsregeling weliswaar om de week een week bij [naam 4] te zijn, maar daar wordt ten aanzien van [naam 6] momenteel geen uitvoering aan gegeven. In de tijd dat [naam 6] volgens de regeling bij [naam 4] zou zijn, gaat zij na het avondeten naar haar moeder en blijft daar slapen. Dit deel van de co-ouderschapsregeling heeft daardoor beperkte betekenis. Weliswaar heeft de vrouw verklaard dat het de bedoeling is dat [naam 6] weer om de week bij [naam 4] blijft slapen, maar dit is een onzekere gebeurtenis in de toekomst waar de rechtbank geen rekening mee houdt.
3.1.9.[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] aanzienlijk minder contact hebben met hun vader dan nu het geval is. Het doordeweekse contact dat iedere week plaatsvindt, is dan niet meer mogelijk. Weliswaar vangt de moeder van de man de minderjarigen op wanneer de man nog niet thuis is van zijn werk, maar er resteert dan nog voldoende tijd voor de man en de minderjarigen om elkaar te zien en contact met elkaar te hebben. Zo hebben zij het avondeten gezamenlijk, is er in de avond contact tot dat de minderjarigen naar bed gaan en kunnen zij de volgende ochtend gezamenlijk ontbijten waarna de man de minderjarigen naar school begeleidt. Vervolgens hebben zij weer vanaf 16.00 uur tot 19.30 uur contact.
Bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] zal ook de aard van het contact tussen de man en de minderjarigen veranderen. Er zal dan alleen in de weekenden contact zijn en niet meer doordeweeks naar en uit school, zoals nu het geval is. Ook zijn de – onbetwiste – spontane contacten buiten de huidige zorgregeling, bijvoorbeeld als de minderjarigen even bij de man komen buurten, dan niet meer mogelijk.
Bij een verhuizing van de vrouw naar [plaatsnaam 1] zullen de man en de minderjarigen, vergeleken met de huidige zorgregeling, vierenvijftig dagen per jaar minder contact met elkaar hebben. Met de door de vrouw voorgestelde compensatie, dat de minderjarigen vaker gedurende de vakanties en\of studiedagen bij de man kunnen zijn, is het contact nog steeds aanzienlijk minder. Daarbij is voorts van belang dat die voorgestelde compensatie niet uitvoerbaar is omdat de man niet zoveel vrije dagen van zijn werk kan opnemen.
Bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] zal de man de rol krijgen van een weekend-vader. Die rol doet geen recht aan de rol die de man tegenover zijn kinderen wil vervullen en aan de contacten die hij vanaf hun geboorte met hen heeft. Ook kan een verminderd contact een merkbare impact hebben op de (hechte) band die de man en de minderjarigen met elkaar hebben. Tot slot is ook het wekelijkse contact dat de minderjarigen met oma vaderszijde hebben, na een verhuizing niet meer mogelijk.
3.1.10.In het gesprek dat [minderjarige 1] met de rechter heeft gehad komt naar voren dat hij niet weg wil uit [plaatsnaam 4], dat hij niet wil verhuizen naar [plaatsnaam 1] en dat hij moeite heeft met [naam 4] en [naam 5]. De rechtbank kan gezien de leeftijd van [minderjarige 1] en de stelligheid van zijn mening daar niet zonder meer aan voorbij gaan. Volgens de man (en [minderjarige 1]) willen ook [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet weg uit [plaatsnaam 4] en ook niet naar een andere school. Bovendien zou een verhuizing voor de minderjarigen betekenen dat zij uit hun vertrouwde omgeving weg worden gehaald en van school en omgeving moeten veranderen.
De rechtbank kan er evenmin aan voorbij gaan dat de minderjarigen in de plaats waar zij nu wonen, zijn geboren en opgegroeid, daar hun vrienden en vriendinnen hebben, en dat daar ook de familie van de man en de vrouw woont met wie zij regelmatig contact hebben. Dat de minderjarigen in [plaatsnaam 4] niet op een club of (sport)vereniging zitten, zoals de vrouw heeft opgemerkt, acht de rechtbank onvoldoende om te veronderstellen dat de minderjarigen daar niet zouden zijn geworteld.
3.1.11.De rechtbank kan zich evenals de vrouw voorstellen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een andere school wel spannend vinden, maar het is niet duidelijk of dit alleen een positieve spanning is of ook negatieve spanning. Dat zal pas duidelijk worden als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op die andere school gaan meedraaien. De rechtbank acht het echter niet in hun belang om zonder meer van een positieve verandering uit te gaan of dit uit te proberen. De minderjarigen zijn al geconfronteerd met veranderingen in hun leven die voor hen van grote invloed zijn, zoals de scheiding van hun ouders en daarna aan beide kanten de ervaringen van een nieuw samengesteld gezin. De rechtbank is met de raad van oordeel dat het niet in het belang van de minderjarigen is om hen binnen enkele jaren opnieuw te confronteren met een wijziging in hun leven die daarop grote impact heeft.
3.1.12.De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeven dat zij zich erbij zou kunnen neerleggen als [minderjarige 1] bij de man blijft wonen en dat zij alleen met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar [plaatsnaam 1] verhuist. De vrouw heeft haar verzoek in dit opzicht echter niet gewijzigd, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat. Hierbij past overigens de opmerking dat de rechtbank evenals de raad het niet in belang van de minderjarigen acht om broer en zusjes uit elkaar te halen. De minderjarigen zijn al geconfronteerd met de scheiding van hun ouders en, net als de raad, vindt de rechtbank dat het voor de minderjarigen en hun ontwikkeling niet goed is wanneer zij in belangrijke mate gescheiden zouden opgroeien. Naast het gegeven dat zij elkaar waarschijnlijk zullen missen, bestaat de mogelijkheid dat er problemen bij hen gaan ontstaan. Zo kan bij (een van) de minderjarigen het gevoel ontstaan dat de ander wordt voorgetrokken, of dat (een van) de minderjarigen zichzelf de schuld geven dat zij niet als broer en zussen samen opgroeien. De vrouw heeft gesteld dat zulke problemen zich niet hoeven voor te doen dan wel dat die problemen kunnen worden weggenomen als beide ouders zich ervoor inzetten. De rechtbank ziet dat echter niet meteen in voldoende mate gebeuren. Daarvoor zijn minstens een goede onderlinge verstandhouding en communicatie tussen de ouders nodig die er in de observatie van de rechtbank niet is.
3.1.13.Alle belangen tegen elkaar afwegend, wordt het belang van de minderjarigen om de huidige band en contacten met de man en met elkaar te kunnen voortzetten en op te groeien in hun vertrouwde omgeving, groter geacht dan het belang van de vrouw om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen en daar met [naam 4] en zijn kinderen een nieuwe toekomst te starten. Het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt dan ook afgewezen.
3.1.14.Omdat het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt afgewezen, wordt in samenhang daarmee en wegens gebrek aan belang ook het verzoek afgewezen tot inschrijving van de minderjarigen in de BRP van [plaatsnaam 1].
Inschrijving minderjarige(n) op andere school
3.1.15.Omdat het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen wordt afgewezen, wordt in samenhang daarmee en wegens gebrek aan belang ook het verzoek afgewezen om de minderjarigen op een school in (de nabije omgeving van) [plaatsnaam 1] te mogen inschrijven.
3.1.16.Over het verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school [naam school] te [plaatsnaam 2] overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft (voor het geval haar verzoeken zouden worden afgewezen) geen bezwaar gemaakt tegen de inschrijving van [minderjarige 1] op [naam school]. In zoverre rijst de vraag of de man daarvoor nog vervangende toestemming nodig heeft. De rechtbank zal echter, voor zover nodig en om misverstanden hierover te voorkomen, de door de man verzochte toestemming verlenen.