Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verzoek
2.De beoordeling
Het beklemde vermogen wordt ontklemd
het exploiteren van een instelling op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg teneinde eerste en tweedelijns psychologische zorg te verlenen.”). De rechtbank heeft geen aanwijzingen voor het tegendeel. Van benadeling van derden is ook niet gebleken. Er is niet gebleken van andere belanghebbenden bij dit verzoek dan de Vennootschap. Dat brengt de rechtbank tot de slotsom dat het beklemd vermogen in dit geval geen redelijk doel meer dient, terwijl de Vennootschap wel nadeel ondervindt van de beklemming, doordat het beklemde vermogen tot extra controle- en financiële kosten leidt en niet effectief voor het doel van de Vennootschap kan worden gebruikt.
In verband met het bepaalde in artikel 18 lid 6 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dient het vermogen zoals blijkt uit de aan deze akte gehechte balans van [naam stichting] per eenendertig december tweeduizend veertien en de vruchten daarvan slechts overeenkomstig het doel van die (voormalige) stichting (‘het verzorgen van eerste en tweedelijns psychologische zorg en AWBZ-zorg’) te worden besteed, tenzij de rechter en de raad van commissarissen instemmen met een andere besteding; tot het verzoeken om toestemming van de rechter is het bestuur gerechtigd.”.