ECLI:NL:RBROT:2024:4310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
C/10/677882 / HA RK 24-388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontklemming van beklemd vermogen en vervallenverklaring van statutaire bepaling in het kader van artikel 2:18 lid 6 BW

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een verzoek tot ontklemming van beklemd vermogen, ingediend door de Vennootschap, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.C. Verheyden. Het verzoek was gericht op het ontklemming van het vermogen van de Stichting, die op 4 juni 2015 was omgezet in de Vennootschap. De Vennootschap stelde dat het beklemde vermogen na ontklemming zou worden besteed in overeenstemming met het oorspronkelijke doel van de Stichting, en dat de beklemming geen redelijk doel meer diende. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de belangen van derden zouden worden benadeeld en dat de Vennootschap nadeel ondervond van de beklemming. De rechtbank verleende toestemming voor de ontklemming van het beklemde vermogen, maar wees het verzoek tot vervallenverklaring van een statutaire bepaling af. De rechtbank concludeerde dat de Vennootschap niet had aangetoond op welke grond de statutaire bepaling kon worden vervallen of buiten toepassing kon worden verklaard, ondanks dat deze bepaling na de ontklemming geen doel meer diende. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/677882 / HA RK 24-388
Beschikking van 8 mei 2024
in het verzoek van
[naam verzoekster],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. J.A.C. Verheyden te Beilen.

1.Het verzoek

1.1.
Op 24 april 2024 heeft mr. J.A.C. Verheyden, advocaat te Beilen, namens verzoekster een verzoekschrift ingediend. Het verzoekschrift strekt tot ontklemming van beklemd vermogen van voorheen [naam stichting] (hierna: de Stichting), zoals bedoeld in artikel 2:18 lid 6 BW en vervallenverklaring van artikel 32 van de Statuten van [naam verzoekster] . (hierna: de Vennootschap).
1.1.1.
Het verzoek is gebaseerd op het volgende. Na het verkrijgen van een daartoe strekkende rechterlijke machtiging is de Stichting op 4 juni 2015 omgezet in de Vennootschap. Na de omzetting mogen het vermogen dat de Stichting bij de omzetting had en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven (artikel 2:18 lid 6 BW). Volgens de Vennootschap wordt het beklemde vermogen na ontklemming besteed in overeenstemming met het doel dat in hoge mate verwant is aan het oorspronkelijke doel van de Stichting, dient de beklemming geen redelijk doel meer en is het voor de bedrijfsvoering van de Vennootschap noodzakelijk dat het beklemde vermogen en de vruchten van de Stichting worden ontklemd. Daarom verzoekt zij in deze zaak om het beklemde vermogen te ontklemmen.

2.De beoordeling

Het beklemde vermogen wordt ontklemd

2.1.
De rechtbank stelt voorop dat de wet, parlementaire geschiedenis en de rechtspraak geen beperkingen kent omtrent een verzoek tot ontklemming op grond van artikel 2:18 lid 6 BW. Bij de beoordeling van zo’n verzoek moet de rechter de belangen van alle betrokkenen in acht nemen. Volgens de wetsgeschiedenis is van belang de vraag of derden worden benadeeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, dan wel of de verandering van doelstelling strijdt met de openbare orde. Artikel 2:18 lid 6 BW beoogt namelijk te voorkomen dat het vermogen van een stichting na omzetting in een andere rechtsvorm, anders wordt besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval geen sprake van een verandering van doelstelling die in strijd is met de openbare orde. De Vennootschap heeft gesteld dat het beklemd vermogen ook na ontklemming wordt besteed in overeenstemming met het doel dat in hoge mate verwant is aan het oorspronkelijke doel van de Stichting, omdat de Vennootschap en de Stichting dezelfde doelstelling hebben (onder meer “
het exploiteren van een instelling op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg teneinde eerste en tweedelijns psychologische zorg te verlenen.”). De rechtbank heeft geen aanwijzingen voor het tegendeel. Van benadeling van derden is ook niet gebleken. Er is niet gebleken van andere belanghebbenden bij dit verzoek dan de Vennootschap. Dat brengt de rechtbank tot de slotsom dat het beklemd vermogen in dit geval geen redelijk doel meer dient, terwijl de Vennootschap wel nadeel ondervindt van de beklemming, doordat het beklemde vermogen tot extra controle- en financiële kosten leidt en niet effectief voor het doel van de Vennootschap kan worden gebruikt.
2.3.
De conclusie luidt dat de rechtbank het verzoek toewijst en de Vennootschap toestemming verleend om het beklemde vermogen en de vruchten daarvan van voorheen de Stichting te besteden op dezelfde wijze als de Vennootschap dat van tijd tot tijd ten aanzien van haar overige vermogen kan, zonder dat daarbij de beperking van het huidige artikel 32 lid 1 van de Statuten van de Vennootschap geldt.
Het verzoek tot vervallenverklaring van de statutaire bepaling wordt afgewezen
2.4.
Artikel 32 lid 1 van de Statuten van de Vennootschap luidt als volgt:

In verband met het bepaalde in artikel 18 lid 6 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dient het vermogen zoals blijkt uit de aan deze akte gehechte balans van [naam stichting] per eenendertig december tweeduizend veertien en de vruchten daarvan slechts overeenkomstig het doel van die (voormalige) stichting (‘het verzorgen van eerste en tweedelijns psychologische zorg en AWBZ-zorg’) te worden besteed, tenzij de rechter en de raad van commissarissen instemmen met een andere besteding; tot het verzoeken om toestemming van de rechter is het bestuur gerechtigd.”.
2.5.
De Vennootschap verzoekt om deze bepaling vervallen te verklaren of buiten toepassing te verklaren. Dit verzoek wordt afgewezen. Hoewel artikel 32 lid 1 van de Statuten na de onklemming van het beklemde vermogen van voorheen de Stichting geen doel meer dient, heeft de Vennootschap niet gesteld en toegelicht op grond waarvan de rechtbank bevoegd is om de statutaire bepaling vervallen te verklaren en/of buiten toepassing te verklaren. Verder is ook niet gesteld welk belang de Vennootschap daarbij heeft na toewijzing van het verzoek tot ontklemming.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent de Vennootschap op grond van artikel 2:18 lid 6 BW toestemming om het beklemde vermogen en de vruchten daarvan van voorheen de Stichting te besteden op dezelfde wijze als de Vennootschap dat van tijd tot tijd ten aanzien van haar overige vermogen kan, zonder dat daarbij de beperking van het huidige artikel 32 lid 1 van haar statuten geldt;
3.2.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.
3349 / 2009