ECLI:NL:RBROT:2024:4311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
C/10/677987 / HA RK 24-391
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de vereffening van een stichting op grond van artikel 2:23c BW

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeschikking gegeven in een verzoek tot heropening van de vereffening van een stichting, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.W. Haksteeg. Het verzoek is gebaseerd op het feit dat na de ontbinding van de stichting op 4 mei 2021, is gebleken dat de stichting nog eigenaar is van een perceel grond in Nieuw-Lekkerland van 11.660 m². Verzoeker, die de enige bestuurder van de stichting was, verzoekt om zijn benoeming tot vereffenaar, omdat hij ook de bewaarder is van de boeken en bescheiden van de stichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om het verzoek te behandelen, aangezien de stichting laatstelijk statutair gevestigd was in Rockanje.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat op basis van artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek, de vereffening kan worden heropend indien na de ontbinding van de rechtspersoon blijkt dat er nog een bate bestaat. De rechtbank heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 21 mei 2024 toe te lichten dat hij pas na de ontbinding van de stichting op de hoogte is gekomen van het bestaan van de bate. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat verzoeker zijn toelichting heeft gegeven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/677987 / HA RK 24-391
Beschikking van 7 mei 2024
in het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: Krimpen aan den IJssel,
verzoeker,
advocaat mr. H.W. Haksteeg te Hardinxveld-Giessendam.

1.Het verzoek

1.1.
Op 25 april 2024 heeft mr. H.W. Haksteeg, advocaat te Hardinxveld-Giessendam, namens verzoeker een verzoekschrift ingediend. Het verzoekschrift strekt tot heropening van de vereffening van Stichting [naam stichting] (hierna: de Stichting), zoals bedoeld in artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), met benoeming van verzoeker tot vereffenaar.
1.1.1.
Het verzoek is op de volgende feiten gebaseerd. De Stichting is op 4 mei 2021 ontbonden door een ontbindingsbesluit. Verzoeker was enig bestuurder van de Stichting. Verzoeker wil de vereffening van de Stichting heropenen, omdat – nadat de Stichting is opgehouden te bestaan – is gebleken dat de (ontbonden) Stichting nog eigenaar is van een perceel grond in Nieuw-Lekkerland van 11.660 m². Verzoeker verzoekt om hem, dan wel een in goede justitie te bepalen derde tot vereffenaar te benoemen. Volgens verzoeker is zijn benoeming het meest aangewezen, omdat hij enig bestuurder van de Stichting was ten tijde van de ontbinding, hij ook bewaarder van de boeken en bescheiden van de Stichting is en de Statuten van de Stichting expliciet bepalen dat na de ontbinding van de Stichting de vereffening door de bestuurders plaatsvindt.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is bevoegd om van het verzoekschrift kennis te nemen, omdat de Stichting laatstelijk statutair gevestigd was in Rockanje (gemeente Voorne aan Zee).
2.2.
Het verzoek strekt tot heropening van de vereffening en benoeming van een vereffenaar als bedoeld in artikel 2:23c BW. In artikel 2:23c BW staat dat als na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening kan heropenen en zo nodig een vereffenaar kan benoemen.
2.3.
Verzoeker heeft onder andere de notulen van de bestuursvergadering van de Stichting waarop het besluit tot ontbinding is genomen in het geding gebracht (bijlage 2). Uit die notulen blijkt dat verzoeker op dat moment bekend was met onroerend goed in Nieuw-Lekkerkerk. In de notulen staat namelijk: “
(…) vanwege de beslaglegging op het onroerendgoed te Nieuw-Lekkerland door de belastingdienst in 2018 verricht de stichting geen activiteiten meer. (…)”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, lijkt het er op dat verzoeker niet pas nádat de Stichting is opgehouden te bestaan van het bestaan van het perceel grond in Nieuw-Lekkerkerk en dus van de bate op de hoogte is gekomen. Op zichzelf hoeft dit niet aan heropening van de vereffening in de weg te staan. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat wat eerder bekend was onvoldoende werd geacht om de bate als reëel bestaand aan te merken (zie Hoge Raad 2 oktober 1998,
LJNZC2727,
NJ1999/194 (FNV/Ventaz Engineering)), maar dat heeft verzoeker niet gesteld of toegelicht.
2.4.
De rechtbank stelt verzoeker gelet op het voorgaande in de gelegenheid om, uiterlijk 21 mei 2024, toe te lichten dat hem pas na het tijdstip waarop de Stichting is opgehouden te bestaan van het bestaan van een bate is gebleken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt verzoeker in de gelegenheid om zich uiterlijk op
21 mei 2024schriftelijk uit te laten over wat hiervoor in overwegingen 2.3. en 2.4. staat;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
3349 / 2009