ECLI:NL:RBROT:2024:4511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/10/647873 / FA RK 22-8149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor gecombineerde geslachtsnaam en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor een gecombineerde geslachtsnaam voor hun minderjarige kind en om een omgangsregeling vast te stellen. De man, die niet instemt met de naamswijziging, heeft verweer gevoerd. De rechtbank oordeelt dat volgens het overgangsrecht een gemeenschappelijke verklaring van beide ouders vereist is voor een gecombineerde geslachtsnaam. Aangezien de man niet instemt, ontbreekt deze verklaring en is er geen wettelijke basis voor vervangende toestemming. Het verzoek van de vrouw wordt dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de omgangsregeling vastgesteld. De man verzoekt om een regeling waarbij de minderjarige elk oneven weekend bij hem verblijft, met specifieke afspraken voor vakanties. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij zij stelt dat omgang met de man schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank oordeelt echter dat de zorgen van de vrouw onvoldoende zijn om omgang te ontzeggen. De rechtbank stelt een zorgregeling vast die ingaat op 18 mei 2024, met verdere uitbreidingen in de daaropvolgende maanden. Tevens is er overeenstemming bereikt over de onderhoudsbijdrage die de man zal betalen voor de verzorging van de minderjarige. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/647873 / FA RK 22-8149
Beschikking van 7 mei 2024 over de omgangsregeling, onderhoudsbijdrage en vervangende toestemming gecombineerde geslachtsnaam
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.K. Visser te Oud-Beijerland,
t e g e n
[naam 2], hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. H.D. van den Berg te Dordrecht,
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige] ,hierna ook: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 maart 2023;
  • het bericht van de man van 15 december 2023;
  • het aanvullende verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 februari 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 22 maart 2024;
  • het verweerschrift op het aanvullende verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 28 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 5 april 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man met zijn advocaat;
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3] .

2.De verdere vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van 20 maart 2023 heeft de rechtbank een voorlopige regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) bepaald, inhoudende dat:
  • gedurende de maand maart 2023 zullen de man en [minderjarige] elkaar iedere zondag van 11.00 tot 12.00 uur zien, bij de moeder van de vrouw;
  • in april 2023 wordt de omgang uitgebreid naar iedere zondag van 11.00 tot 13.00 uur, nog steeds bij de moeder van de vrouw;
  • in mei 2023 zullen de man en [minderjarige] elkaar iedere zondag van 11.00 tot 13.00 uur zien bij de moeder van de man;
  • in juni 2023 zullen de man en [minderjarige] elkaar iedere zondag van 11.00 tot 16.00 uur zien bij de moeder van de man;
  • met ingang van juli 2023 zullen de man en [minderjarige] elkaar iedere zondag van 11.00 tot 17.00 uur zien bij de moeder van de man;
  • de man heeft de mogelijkheid om, samen met de moeder van de vrouw of met zijn eigen moeder, met [minderjarige] naar buiten te gaan;
  • de vrouw zal [minderjarige] steeds naar haar moeder en later de moeder van de man brengen, en hem daar ook weer ophalen.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden, in afwachting van het verloop van de omgangsregeling

3.De beoordeling

3.1.
Vervangende toestemming gecombineerde geslachtsnaam
3.1.1.
De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om de achternaam van [minderjarige] te wijzigen naar [achternaam] .
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Met ingang van 1 januari 2024 is artikel 1:5 BW gewijzigd, inhoudende dat ouders voor kinderen die geboren zijn vanaf 1 januari 2024 kunnen kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam. Deze regeling houdt in dat ouders op het moment van erkenning, huwelijk of geregistreerd partnerschap gezamenlijk kunnen kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam voor hun kind(eren). In de wet is ook geregeld welke naam een kind krijgt indien ouders geen keuze maken.
3.1.4.
Voor kinderen geboren tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2024 is het overgangsrecht van toepassing. In artikel IIIB van het overgangsrecht staat:
1. Tot en met een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet kunnen kinderen van dezelfde ouders de geslachtsnaam van beide ouders in een door hen te bepalen volgorde verkrijgen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde;
het oudste kind dat in familierechtelijke betrekking tot beide ouders staat, is geboren op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
de verklaring betreft alle kinderen van dezelfde ouders.
2. (…)
3. Een gemeenschappelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden afgelegd ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand. Van deze verklaring maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamskeuze op.
4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege het gezag als bedoeld in artikel 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek over het kind uitoefenen.
3.1.5.
Volgens artikel IIIB van het overgangsrecht is dus voor een gecombineerde geslachtsnaam een gemeenschappelijke verklaring van de ouders nodig. Omdat de man niet instemt met naamswijziging, ontbreekt deze gemeenschappelijke verklaring. Er bestaat geen wettelijke basis om vervangende toestemming te verlenen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw afwijzen.
3.2.
Omgangsregeling
3.2.1.
De man verzoekt een omgangsregeling vast te stellen als volgt:
  • [minderjarige] is elk oneven weekend bij de man van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij geldt dat de man [minderjarige] op vrijdag om 17.00 uur ophaalt bij de opvang en hem op zondag om 17.00 uur bij de vrouw terugbrengt;
  • in de zomervakantie is [minderjarige] elk jaar één vakantieweek bij de man, in de onderling overleg te bepalen welke week;
  • in de kerstvakantie is [minderjarige] elk jaar één vakantieweek en één van de kerstdagen bij de man;
  • in de meivakantie is [minderjarige] één week bij de man;
  • in de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie loopt de basisregeling door, zodat [minderjarige] de oneven weekenden bij de man is van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur.
3.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
Uitgangspunt van artikel 1:377a BW is dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht heeft op en de verplichting heeft tot omgang met zijn kind. Op grond van artikel 1:377a lid 3 BW wordt het recht op omgang slechts ontzegd als:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.2.4.
Sinds november 2023 is er geen contact tussen de man en [minderjarige] . De rechtbank begrijpt dat de vrouw bepleit dat omgang met de man ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is volgens haar een gevoelige jongen die structuur nodig heeft. Daarbij kwam de man in het verleden zijn afspraken niet na en de vrouw wil [minderjarige] behoeden voor teleurstellingen. De rechtbank is van oordeel dat de voorbeelden die vrouw heeft aangevoerd, te weten dat de man regelmatig te laat komt en [minderjarige] een stukje heeft laten sturen in zijn auto, onvoldoende zijn voor het oordeel dat omgang tussen de man en de minderjarige ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] . Dat de vrouw onvoldoende vertrouwen heeft in de man, is onvoldoende om [minderjarige] niet bij zijn vader te laten overnachten. Ook de raad ziet geen contra-indicaties voor contact tussen de man en [minderjarige] en vindt het verdrietig voor [minderjarige] dat hij zijn vader nu niet ziet. De raad adviseert het contact met de man zo snel mogelijk op te starten, waarbij wordt toegewerkt naar een weekendregeling. De rechtbank zal gelet op dit alles een regeling vaststellen. De rechtbank wil benadrukken dat de man zich betrouwbaar moet tonen. Hij moet op tijd komen en ervoor zorgen dat [minderjarige] veilig vervoerd wordt. Indien de man onverhoopt toch te laat komt, mag de vrouw de zorgregeling niet stopzetten. Indien de discussies van partijen de boventoon blijven voeren, adviseert de rechtbank partijen om zich samen tot het wijkteam te wenden om begeleiding te vragen bij het verminderen van de discussies.
3.2.5.
De rechtbank stelt de volgende zorgregeling vast:
  • vanaf 18 mei 2024 verblijft [minderjarige] om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de man (de man haalt en brengt);
  • vanaf 15 juni 2024 verblijft [minderjarige] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 10.00 uur bij de man (de man haalt en brengt);
  • vanaf 13 juli 2024 verblijft [minderjarige] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur (de man haalt en brengt);
  • vanaf 10 augustus 2024 verblijft [minderjarige] elk oneven weekend bij de man van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag om 17.00 uur ophaalt bij de opvang en hem op zondag om 17.00 uur bij de vrouw terugbrengt.
Indien [minderjarige] voetbalt op de zaterdagen dat de man hem volgens het schema om 10.00 uur ophaalt, zal de man [minderjarige] bij de voetbal ophalen.
3.2.6.
Met betrekking tot de vakanties zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen, met ingang van de kerstvakantie 2024.
3.3.
Onderhoudsbijdrage
3.3.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vrouw wijzigt haar verzoek en verzoekt de rechtbank deze overeenstemming op te nemen in de beschikking. Partijen verzoeken de rechtbank ook op te nemen dat de behoefte van de minderjarige in 2024 € 175,- per maand bedraagt. De rechtbank zal de overeenstemming van partijen opnemen in de beschikking.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht als volgt zal zijn:
  • vanaf 18 mei 2024 verblijft [minderjarige] om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de man (de man haalt en brengt);
  • vanaf 15 juni 2024 verblijft [minderjarige] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 10.00 uur bij de man (de man haalt en brengt);
  • vanaf 13 juli 2024 verblijft [minderjarige] om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur (de man haalt en brengt);
  • vanaf 10 augustus 2024 verblijft [minderjarige] elk oneven weekend bij de man van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag om 17.00 uur ophaalt bij de opvang en hem op zondag om 17.00 uur bij de vrouw terugbrengt.
Indien [minderjarige] voetbalt op de zaterdagen dat de man hem volgens het schema om 10.00 uur ophaalt, zal de man [minderjarige] bij de voetbal ophalen.
Vanaf de kerstvakantie 2024 verblijft de minderjarige bij de man:
  • in de kerstvakantie elk jaar één vakantieweek en één van de kerstdagen bij de man;
  • in de meivakantie één week bij de man;
  • in de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie loopt de basisregeling door;
  • in de zomervakantie elk jaar één vakantieweek, in de onderling overleg te bepalen welke week.
4.2.
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de kinderbijdrage hebben getroffen, te weten dat de man aan de vrouw met ingang van 22 februari 2024, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling zal voldoen € 100,- per maand;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Veenendaal, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M.P.H. van den Boomen op 7 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.