ECLI:NL:RBROT:2024:4668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
10833079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en schadevergoeding in het kader van een arbeidsovereenkomst tussen een zzp'er en een vastgoedbedrijf

In deze zaak vorderde [persoon A], een zzp'er, betaling van € 988,- van S&A Vastgoed B.V. voor werkzaamheden die hij had verricht. S&A betwistte de vordering en stelde dat [persoon A] schade had veroorzaakt ter waarde van € 2.650,-, waarvoor zij ook een tegenvordering indiende. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] in principe recht had op de betaling van € 988,-, maar dat hij ook aansprakelijk was voor de schade die hij had veroorzaakt. De kantonrechter concludeerde dat S&A de vordering van [persoon A] mocht verrekenen met de schadevergoeding, waardoor de vordering van [persoon A] werd afgewezen. Uiteindelijk werd [persoon A] veroordeeld om € 1.662,- aan S&A te betalen, inclusief wettelijke rente vanaf 3 maart 2023. De proceskosten werden ook aan [persoon A] opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10833079 CV EXPL 23-32777
datum uitspraak: 17 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A], die handelt onder de naam
[bedrijf A],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Robalo,
tegen
S&A Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. O. Zaïr.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘S&A’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 december 2023, met bijlagen;
  • de brief van [persoon A] van 15 december 2023, met een bijlage;
  • het antwoord met een eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de brief van [persoon A] van 8 april 2024, met bijlagen;
  • de mail van [persoon A] van 11 april 2024, met een bijlage.
1.2.
Op 18 april 2024 heeft de kantonrechter de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mr. Robalo en meneer [persoon B] , hoofduitvoerder van S&A, met mr. Zaïr.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[persoon A] werkte als zzp’er voor S&A. S&A liet hem werken bij bouwprojecten die zij uitvoerde voor opdrachtgevers. Volgens [persoon A] moet S&A hem nog € 988,- betalen voor zijn werkzaamheden, maar weigert zij dit. [persoon A] eist daarom dat S&A wordt veroordeeld om dat bedrag aan hem te betalen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.2.
S&A is het niet eens met de eis. Zij vindt dat het bedrag van € 988,- niet klopt, omdat [persoon A] minder uren heeft gewerkt dan dat hij stelt. Ze vindt dat ze dit bedrag sowieso niet hoeft te betalen, omdat [persoon A] nog een schadevergoeding van € 2.650,- aan S&A moet betalen. De reden daarvan is dat [persoon A] schade heeft veroorzaakt bij een klus die hij voor S&A deed. S&A eist zelf dat [persoon A] wordt veroordeeld om dat bedrag aan haar te betalen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, met rente.
2.3.
[persoon A] is het niet eens met de tegeneis van S&A, omdat hij geen schade heeft veroorzaakt.
Het oordeel van de kantonrechter
2.4.
De kantonrechter veroordeelt [persoon A] om € 1.662,- aan S&A te betalen. S&A hoeft niets aan [persoon A] te betalen. In dit vonnis legt de kantonrechter dit uit.
S&A moet in principe nog € 988,- aan [persoon A] betalen
2.5.
S&A moet in principe nog € 988,- aan [persoon A] betalen, voor zijn werkzaamheden in week 9 van 2023. De kantonrechter oordeelt namelijk dat vaststaat dat [persoon A] in die week 38 uur voor S&A heeft gewerkt, met een uurtarief van € 26,-.
2.6.
S&A heeft wel betwist dat [persoon A] 38 uur heeft gewerkt, maar dat verweer heeft ze onvoldoende onderbouwd. [persoon A] heeft namelijk bij de dagvaarding een specificatie gegeven van de 38 uur die hij volgens hem in week 9 heeft gewerkt. S&A heeft vervolgens in het antwoord geschreven dat dit maar 28 uur is, maar zij heeft dat niet onderbouwd. S&A had haar standpunt wel moeten onderbouwen, omdat zij als enige toegang heeft tot de benodigde gegevens. [1] Omdat zij dat niet heeft gedaan, staat de stelling van [persoon A] dat het om 38 uur gaat vast.
2.7.
Dat de kantonrechter vindt dat S&A de gewerkte uren had moeten onderbouwen, komt door de werkwijze van de partijen. De partijen zijn het erover eens hoe die werkwijze was. [persoon A] stuurde via de app elke week zijn uren op naar S&A. S&A legde die uren vervolgens voor aan haar opdrachtgever. De opdrachtgever gaf dan richting S&A aan of die uren akkoord waren. Daarna stuurde S&A een factuur aan [persoon A] , met een specificatie van de geaccordeerde uren en betaalde zij het factuurbedrag aan [persoon A] .
2.8.
Door die vaste werkwijze kan [persoon A] zijn stelling niet onderbouwen. Hij heeft namelijk onbetwist gesteld dat hij voor week 9 via WhatsApp 38 uur heeft doorgegeven, maar dat hij hier niet meer bij kan, omdat hij niet meer voor S&A werkt. Ook is er geen discussie over dat S&A geen factuur meer heeft gestuurd aan [persoon A] . S&A had haar standpunt juist makkelijk kunnen onderbouwen, met bijvoorbeeld een uitdraai van de app, met een specificatie van de uren die zij aan de opdrachtgever heeft voorgelegd, of de reactie van de opdrachtgever. Dat had zij bij het antwoord kunnen doen, voorafgaand aan de zitting, of zelfs tijdens de zitting. Dat heeft zij allemaal niet gedaan.
[persoon A] moet in principe een schadevergoeding van € 2.650 aan S&A betalen
2.9.
[persoon A] moet op zijn beurt een schadevergoeding van € 2.650,- aan S&A betalen. De kantonrechter oordeelt namelijk dat vaststaat dat [persoon A] schade heeft veroorzaakt bij een klus die hij voor S&A deed en dat S&A daardoor € 2.650,- aan schade heeft geleden. [persoon A] heeft dat namelijk onvoldoende gemotiveerd betwist.
2.10.
S&A heeft in haar antwoord heel concreet opgeschreven hoe de schade volgens haar is ontstaan. Volgens haar ging het als volgt. [persoon A] was bezig met het afbreken van een steiger. Hij trok met een punthamer planken naar achteren. Collega’s hadden hem al een paar keer gewaarschuwd dat dit gevaarlijk was, omdat er pijpen lagen. [persoon A] ging hier toch mee door. Toen viel door zijn actie een stijgerbuis naar beneden. Deze heeft in de val naar beneden twee kozijnen en een dorpel beschadigd. S&A heeft twee verklaringen overhandigd. Die verklaringen zijn van mensen die er niet zelf bij zijn geweest, maar ze zijn wel in lijn met de stellingen van S&A.
2.11.
[persoon A] heeft in reactie op dit concrete verhaal alleen maar in het algemeen gezegd dat hij geen schade heeft veroorzaakt. Hij is niet ingegaan op alles wat S&A heeft gezegd. Hij heeft dus niet betwist dat hij op die dag steigers afbrak, dat hij planken lostrok met een punthamer en dat hij is gewaarschuwd door collega’s. Hij heeft zelfs niet concreet betwist dat een steigerpaal naar beneden is gevallen en de kozijnen en een dorpel heeft geraakt. Hij heeft daarom onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij schade heeft veroorzaakt.
2.12.
[persoon A] heeft wel twee verklaringen overhandigd, maar die maken het oordeel van de kantonrechter niet anders. Aan de verklaring van [persoon C] heeft [persoon A] niets. Er staat namelijk alleen in dat [persoon C] [persoon A] geen schade heeft zíén maken. Dat sluit niet uit dat [persoon A] die schade heeft veroorzaakt. In de verklaring van [persoon D] staat ook dat hij [persoon A] geen schade heeft zíén maken. [persoon D] voegt hier nog wel aan toe dat een jongen die eerder daar heeft gewerkt de schade heeft veroorzaakt, maar dat maakt hij verder niet specifiek. Ook [persoon A] heeft dat niet verder toegelicht. Daarom kan de kantonrechter ook onvoldoende met die tweede verklaring.
2.13.
S&A heeft gesteld dat zij € 2.650,- aan schade heeft geleden. Ze heeft uitgelegd hoe ze dat bedrag heeft berekend. [persoon A] heeft dit niet betwist. Daarom staat de hoogte van de schade ook vast.
De eisen van [persoon A] worden afgewezen en hij moet € 1.662,- aan S&A betalen
2.14.
Omdat [persoon A] een schadevergoeding moest betalen aan S&A, hoefde S&A de factuur van [persoon A] niet betalen (artikel 6:262 BW). Zij hoeft dat nu ook niet meer te doen, omdat zij de factuur mag verrekenen met de schadevergoeding (artikel 6:127 BW). Dat betekent dat de eis van [persoon A] wordt afgewezen. S&A hoeft daarom ook geen wettelijke rente en incassokosten aan [persoon A] te betalen. [persoon A] moet na de verrekening nog € 1.662,- aan S&A betalen (€ 2.650,- min € 988,-).
[persoon A] moet wettelijke rente betalen over de schadevergoeding
2.15.
[persoon A] moet wettelijke rente betalen over € 1.662,- (artikel 6:119 BW) vanaf 3 maart 2023. S&A heeft namelijk onbetwist gesteld dat zij de schade op die datum heeft geleden. [persoon A] had direct op die dag de schade moeten vergoeden, maar heeft dat niet gedaan (artikel 6:83 sub b BW). Daarom moet hij vanaf die dag wettelijke rente betalen.
[persoon A] hoeft geen incassokosten te betalen
2.16.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. S&A heeft namelijk in het antwoord zelf geschreven dat zij [persoon A] voorafgaand aan de procedure nog geen aanmaningen had gestuurd. S&A heeft hem alleen een aantal keer gevraagd zijn
verzekeraar in te schakelen. Dat is onvoldoende om een vergoeding van incassokosten te krijgen. [2]
[persoon A] moet de proceskosten betalen
2.17.
[persoon A] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten in conventie aan de kant van S&A op € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-). In reconventie worden deze kosten aan de kant van S&A begroot op € 204,- aan salaris voor de gemachtigde (0,5 x 2 punten x € 204,-). Voor kosten die S&A maakt na deze uitspraak moet [persoon A] een bedrag betalen van € 67,50 (0,5 punt x € 135,-). Dat is in totaal € 541,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat S&A dat eist en [persoon A] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [persoon A] om aan S&A te betalen € 1.662,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 3 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van S&A worden begroot op € 541,50, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1058, r.o. 3.2
2.Hoge Raad 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, r.o. 4.5