ECLI:NL:RBROT:2024:4751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/10/676432
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de zorg voor hun ontwikkeling en veiligheid

Op 26 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De Raad verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, vanwege zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder en de impact van huiselijk geweld op de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling was de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag en dat de kinderen bij haar wonen. De Raad heeft zorgen geuit over de draagkracht van de moeder, die een belast verleden heeft en niet altijd in staat is om emotioneel beschikbaar te zijn voor de kinderen. Er zijn ook zorgen over schoolverzuim van de oudste twee kinderen. De kinderrechter heeft de feiten en de argumenten van de Raad en de GI zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd. De moeder heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening, maar de kinderrechter oordeelt dat de hulpverlening in het verleden onvoldoende effect heeft gehad.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met de hoop dat de betrokkenheid van de jeugdbescherming de situatie zal verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 21 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/676432 / JE RK 24-705
Datum uitspraak: 26 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2021 in [geboorteplaats 3] , hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2022 in [geboorteplaats 4] , hierna te noemen: [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 28 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 3] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), [naam 4] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Er wordt gezien dat beide ouders veel van de kinderen houden. Er bestaan geen zorgen over de verzorging van de kinderen en de woning van de moeder. Wel heeft de Raad zorgen over de draagkracht van de moeder. Zij is niet altijd emotioneel beschikbaar voor de kinderen. Ook is gebleken dat er af en toe sprake is van schoolverzuim van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder kent een belast verleden en is er sprake van een spanningsvolle relatie tussen de ouders, waarbij sprake is geweest van ernstig huiselijk geweld. De moeder is hierdoor meermaals opgenomen in het ziekenhuis en de vader heeft in detentie verbleven. De moeder toont onvoldoende inzicht in de impact van het fors huiselijk geweld op de kinderen. De hulpverlening vanuit de Waag is niet van de grond komen. Daarnaast heeft de betrokkenheid van ASVZ, Veilig Thuis, Arosa en het wijkteam niet tot een verbetering van de situatie geleid. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is nodig om het patroon wat tussen de ouders is ontstaan te doorbreken. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen en het langdurige patroon van huiselijk geweld, is een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk. Het is positief dat de moeder heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening. De Raad hoopt dat de weerstand van de moeder richting de jeugdbescherming de komende periode zal afnemen. De betrokkenheid van de jeugdbescherming is bedoeld om samen met de moeder de juiste keuzes voor de kinderen te maken.

4.De standpunten

4.1.
De GI stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het verzoek van de Raad en sluit zich aan bij de toelichting van de Raad. Een ondertoezichtstelling is niet bedoeld als bemoeienis, maar als steun voor de moeder om beslissingen te nemen die de kinderen ten goede zijn.
4.2.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De ouders zijn beide betrokken ouders. De moeder kent een belast verleden en heeft nog niet de passende behandeling gekregen om het verleden een plek te kunnen geven. De moeder heeft hierdoor het geval dat zij niet de kans heeft gekregen om te laten zien dat zij de juiste keuzes kan maken in het belang van de kinderen. De moeder begrijpt de zorgen van de Raad over het huiselijk geweld, maar is van mening dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is. De moeder staat open voor hulpverlening. [minderjarige 1] heeft afgelopen jaar het traject ‘Ik kan Toveren’ gevolgd. De moeder zal op korte termijn starten met EDMR-therapie en een traject bij Arosa samen met de vader. Ook is er een persoonlijk begeleider van ASVZ betrokken. De moeder kan het goed vinden met de persoonlijk begeleider en heeft baat bij haar betrokkenheid. Zo werkt de moeder samen met de persoonlijk begeleider aan het doel om beter te kunnen plannen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, een minderjarige onder toezicht stellen.
5.2.
De kinderrechter heeft de stukken van de Raad goed gelezen. Ook heeft zij goed geluisterd naar wat namens de Raad en de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. Op basis daarvan is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke criteria, zoals hierboven vermeld. Daarom zal de kinderrechter [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Hieronder zal de kinderrechter uitleggen waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
5.3.
De kinderrechter moet allereerst de vraag beantwoorden of [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Die vraag moet de kinderrechter bevestigend beantwoorden. De moeder is een betrokken en liefdevolle ouder. Zij doet veel praktische zaken goed. De kinderen en de woning zien er verzorgd uit. De zorgen van de Raad zien in de eerste plaats op het fors huiselijk geweld wat heeft plaatsgevonden tussen de ouders. De kinderen zijn hiervan getuige geweest. Daarnaast is er sprake van persoonlijke problematiek bij de ouders. De moeder kent een belast verleden en is mogelijk overbelast, waardoor zij onvoldoende emotioneel en fysiek beschikbaar is voor de kinderen. Zij komen regelmatig te laat op school en op de kinderopvang. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
5.4.
Vervolgens moet de kinderrechter de vraag beantwoorden of de zorg die in verband met het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging noodzakelijk is door [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] en/of de ouders niet of niet voldoende wordt geaccepteerd. Ook deze vraag moet de kinderrechter bevestigend beantwoorden. De moeder heeft aangegeven dat zij een kans wil om te laten zien dat zij het zonder een ondertoezichtstelling kan. De moeder erkent de zorgen van de Raad, maar wil er graag naartoe werken dat de kinderen kunnen opgroeien zonder hulpverlening. Dat is een mooi streven. Tegelijkertijd heeft de hulpverlening die in het verleden is ingezet vanuit Veilig Thuis, Arosa, het wijkteam en de Waag, onvoldoende geleid tot een vermindering van de zorgen over de kinderen. Er is sprake van een langdurig patroon van huiselijk geweld. Het is belangrijk dat dit patroon wordt doorbroken. Om deze reden vindt de kinderrechter dat ook aan dit wettelijk criterium wordt voldaan. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Het is van belang dat de moeder de jeugdbeschermer gaat zien als iemand die samen met haar beslissingen zal nemen in het belang van de kinderen. De GI zal samen met de moeder kijken of de ingezette hulpverlening passend is. Zolang dit het geval is, zal die hupverlening niet zomaar worden vervangen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 26 april 2024 tot 26 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier, en op schrift gesteld op 21 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.