ECLI:NL:RBROT:2024:4781

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/10/629570 / HA ZA 21-1041
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid waterschap voor schade door wateroverlast na hevige neerslag

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit meerdere akkerbouwers, schadevergoeding van het Waterschap Hollandse Delta. De eisers stellen dat zij aanzienlijke schade hebben geleden doordat hun aardappels meer dan 24 uur onder water hebben gestaan als gevolg van hevige neerslag op 30 en 31 augustus 2015. De rechtbank Rotterdam heeft de vraag te beantwoorden of het Waterschap aansprakelijk is voor deze schade. De rechtbank concludeert dat het Waterschap niet in strijd heeft gehandeld met zijn zorgplicht. De rechtbank overweegt dat de regenval van 30 en 31 augustus 2015 uitzonderlijk was, met neerslaghoeveelheden die een herhalingstijd van 25 tot 500 jaar hadden. Het Waterschap had een inspanningsverplichting en niet een resultaatsverplichting, en het heeft adequaat gereageerd op de wateroverlast. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 1 mei 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/629570 / HA ZA 21-1041
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

gevestigd te Dordrecht,
2.
[eiser 2],
gevestigd te Dordrecht,
en haar vennoten
[naam 1],
[naam 2],
beiden wonende te Dordrecht,
3.
[eiser 3],
gevestigd te Dordrecht,
4.
[eiser 4],
gevestigd te Dordrecht,
en haar vennoten
[naam 3],
[naam 4],
[naam 5],
allen wonende te Dordrecht,
5.
[eiser 5],
gevestigd te Dordrecht,
en haar maten
[naam 6],
[naam 7],
beiden wonende te Dordrecht,
6.
[eiser 6],
gevestigd te Dordrecht,
en haar maten
[naam 8],
[naam 9] ,
beiden wonende te Dordrecht,
7.
[eiser 7], handelend onder de naam [handelsnaam 1] ,
wonende te Dordrecht,
8.
[eiser 8],
gevestigd te Dordrecht,
en haar vennoten
[naam 10],
wonende te Dordrecht,
[naam 11],
wonende te Eindhoven,
[naam 12],
wonende te Dordrecht,
9.
[eiser 9], handelend onder de naam [handelsnaam 2] ,
wonende te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard,
10.
[eiser 10], handelend onder de naam [handelsnaam 3] ,
wonende te Dordrecht,
11.
[eiser 11],
gevestigd te ’s-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard,
en haar maten
[naam 13],
wonende te Strijen, gemeente Hoeksche Waard,
[naam 14],
[naam 15],
beiden wonende te ’s-Gravendeel,
12.
[eiser 12], handelend onder de naam [handelsnaam 4] ,
wonende te Dordrecht,
13.
[eiser 13],
gevestigd te Dordrecht,
14.
[eiser 14], handelend onder de naam [handelsnaam 5] ,
wonende te Dordrecht,
15.
[eiser 15], handelend onder de naam [handelsnaam 6] ,
wonende te Dordrecht,
16.
[eiser 16], handelend onder de naam [handelsnaam 7] ,
wonende te Dordrecht,
17.
[eiser 17],
gevestigd te Kruiningen, gemeente Reimerswaal,
18.
[eiser 18],
gevestigd te Dordrecht,
en haar maten
[naam 16],
[naam 17],
beiden wonende te Dordrecht,
19.
[eiser 19], handelend onder de naam [handelsnaam 8] ,
wonende te Dordrecht,
20.
[eiser 20], handelend onder de naam [handelsnaam 9] ,
wonende te Dordrecht,
21.
[eiser 21] ,
gevestigd te Den Bommel, gemeente Goeree-Overflakkee,
en haar maten
[naam 18],
[naam 19] ,
beiden wonende te Den Bommel,
eisers,
advocaat mr. A. Buth te Middelharnis,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA,
zetelend te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eisers] en het Waterschap genoemd worden.
De zaak in het kort
[eisers] hebben grote schade geleden omdat hun aardappels op het veld meer dan 24 uur onder water gestaan hebben als gevolg van de wateroverlast die is ontstaan door de hevige neerslag op 30 en 31 augustus 2015. Het gaat in deze zaak om de vraag of
het Waterschap aansprakelijk is voor die schade. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en legt in dit vonnis uit waarom.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 november 2021, met producties 1 tot en met 22,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 11,
  • de brief van de rechtbank waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de conclusie van repliek, met producties genummerd 24 tot en met 27,
  • de conclusie van dupliek, met producties 12 en 13,
  • de brief van de rechtbank van 29 september 2023, waarbij een zittingsagenda is verstuurd,
  • de mondelinge behandeling op 7 november 2023 en de daarbij overgelegde speekaantekeningen van [eisers] en het Waterschap.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] exploiteren akkerbouwbedrijven op diverse percelen op het Eiland van Dordrecht. Zij verbouwen onder andere aardappels. In augustus 2015 hadden zij aardappels in de grond op hun percelen. Aardappels raken meestal ernstig beschadigd als zij meer dan 24 uur onder water staan.
2.2.
Tot het beheersgebied van het Waterschap hoort het Eiland van Dordrecht. Het Eiland van Dordrecht bestaat uit meerdere bemalingsgebieden. De percelen van [eisers] liggen in de bemalingsgebieden [gebied 1] , [gebied 2] en [gebied 3] . De waterpeilen voor de zomer- en winterperiode voor het Eiland van Dordrecht zijn vastgelegd in een peilbesluit. Het instellen van het winterpeil vindt jaarlijks (meestal) plaats tussen 15 september en 15 november.
2.3.
In de nacht van 30 op 31 augustus 2015 is in het oostelijk deel van het beheersgebied van het Waterschap, waar de onder 2.2 vermelde bemalingsgebieden liggen, ruim 40 tot 90 mm regen gevallen. Het grootste deel van de neerslag op het Eiland van Dordrecht viel tussen 20:00 uur op 30 augustus 2015 en 9:00 uur op 31 augustus 2015.
2.4.
Bij verzoekschrift van 21 september 2015 hebben (onder meer) [eisers] de rechtbank verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Aan dit verzoek hebben zij – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. Door de hevige regenval zoals vermeld onder 2.3 is wateroverlast op het Eiland van Dordrecht ontstaan.
Het Waterschap heeft onvoldoende adequate maatregelen getroffen om die wateroverlast te bestrijden. Hierdoor hebben de gewassen op de percelen van [eisers] te lang onder water gestaan en zijn deze deels verloren gegaan. De oorzaak van de wateroverlast en de door [eisers] geleden schade moeten door een onafhankelijke deskundige worden vastgesteld.
2.5.
Bij beschikking van 17 november 2015 heeft de rechtbank [naam 20] (hierna: [naam 20] ) als deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Hoe moet de regenval in het beheersgebied van het Waterschap in de periode van 30 augustus tot en met 8 september 2015 qua aard en omvang worden gekwalificeerd (herhalingstijd) gelet op de relevante neerslaggegevens van het KNMI? Is daarbij de periode ervoor en/of erna relevant?
2. Welke pompcapaciteit zou nodig zijn geweest om het regenwater dat in genoemde periode is gevallen in het gebied waar verzoekers hun bedrijven hebben af te pompen zodat de regenval geen schade aan de gewassen zou hebben veroorzaakt, uitgaande van de fictieve situatie dat de watergangen schoon waren en op leggerprofiel en de inlaat gesloten alsmede uitgaande van de reële situatie?
3. Voldeden de voor verzoekers relevante waterlopen in het beheersgebied van het Waterschap op 30 augustus 2015 aan de normen qua afvoercapaciteit en profiel, mede gelet op het bepaalde in de Provinciale verordening, de Keur, de Legger en de relevante flora- en faunawetgeving, waaronder het maaibeleid?
4. a) welke maatregelen heeft het Waterschap getroffen ter bestrijding/beperking van de wateroverlast in het beheersgebied ten gevolge van de regenval van 30 augustus tot en met 8 september 2015?
b) wat waren de feitelijke gevolgen van die maatregelen voor het beheersgebied?
c) wat waren de feitelijke gevolgen van die maatregelen voor het gebied waar verzoekers hun bedrijven hebben?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.6.
[naam 20] heeft op 21 juni 2016 zijn definitieve deskundigenrapport uitgebracht.
2.7.
Op verzoek van onder meer [eisers] heeft voor deze rechtbank op 10 april 2018, 13 juni 2018 en 4 juli 2018 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) voor recht te verklaren dat het Waterschap onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door [eisers] hierdoor geleden schade,
2) het Waterschap te veroordelen om aan [eisers] te betalen de door [eisers] geleden schade van in totaal € 1.214.076,71, te voldoen aan [eisers] afzonderlijk conform het schadeoverzicht zoals weergegeven in alinea 3.99 van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3) het Waterschap te veroordelen om aan [eisers] te betalen € 7.712,00 voor de kosten van rechtsbijstand en € 17.123,00 voor de deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
4) het Waterschap te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] leggen hieraan – kort gezegd – ten grondslag dat het Waterschap bij de zware regenval in zijn beheersgebied op 30 en 31 augustus 2015 niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Ondanks concrete aanbevelingen naar aanleiding van wateroverlast in het verleden (in 2001 en 2013) heeft het Waterschap geen structurele maatregelen getroffen om het watersysteem ook bij forse neerslaghoeveelheden deugdelijk te laten functioneren. Het Waterschap heeft nagelaten om te investeren in vaste opstelplaatsen voor noodpompen op strategische punten en om het aantal opstelplaatsen uit te breiden. Het Waterschap beschikte ook niet over een noodpompenplan met de benodigde en beschikbare noodpompen en heeft nagelaten om afspraken te maken met leveranciers van noodpompen die op afroep kunnen worden gehuurd (waakvlamovereenkomsten). Het calamiteitenbeleid van het Waterschap was niet adequaat.
Voor en tijdens de zware regenval op 30 en 31 augustus 2015 heeft het Waterschap voorts niet adequaat gehandeld. [eisers] verwijten het Waterschap dat het ondanks de weersvoorspellingen niet heeft voorbemalen en het peil niet heeft verlaagd naar winterpeil. Ook was er sprake van achterstallig onderhoud van de watergangen. Tijdens de zware regenval heeft het Waterschap traag gereageerd. Het heeft te laat noodpompen ingezet en ten onrechte de aangeboden hulp in de vorm van trekkers en noodpompen van aannemers en agrariërs geweigerd. De calamiteitenorganisatie heeft niet goed gefunctioneerd.
Als gevolg hiervan kon het water niet tijdig genoeg uit de polders op het Eiland van Dordrecht worden afgevoerd en hebben de gewassen op de percelen van [eisers] langer dan 24 uur onder water gestaan. Hierdoor zijn deze gewassen bijna helemaal verloren gegaan. De omvang van de gewasschade bedraagt in totaal € 1.214.076,71.
3.3.
De conclusie van het Waterschap strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eisers] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Het Waterschap betwist dat het zijn zorgplicht heeft geschonden en dat het niet de zorg van een goed waterbeheerder heeft betracht. Het voert – samengevat weergegeven – aan dat het watersysteem tijdens de hevige neerslag aan de normen voor het voorkomen van wateroverlast voldeed. Er was voldoende noodpompcapaciteit beschikbaar en de calamiteitenorganisatie en het calamiteitenplan waren op orde. Het Waterschap betwist dat het voor en tijdens de hevige neerslag niet adequaat en/of te traag heeft gehandeld. Het Waterschap heeft effectieve maatregelen getroffen en heeft zich ingespannen om de wateroverlast als gevolg van de uitzonderlijk hevige regenval zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Zo heeft het Waterschap, mede naar aanleiding van meldingen van ingelanden, diverse noodpompen ingezet. Het Waterschap heeft van de hulp van Aannemingsbedrijf Kuipers Infra B.V. afgezien, omdat het zelf met de al ingeschakelde aannemers voldoende mensen en materieel had.
Het Waterschap voert verder aan dat de verwijten van [eisers] te algemeen van aard zijn. Zij hebben niet gesteld welke concrete maatregelen het Waterschap had kunnen en moeten treffen om de wateroverlast te voorkomen en wat de invloed daarvan op het schadebeeld per perceel was geweest. Er bestaat geen causaal verband tussen de beweerde schending van de zorgplicht en de gevorderde schade.
Het Waterschap voert verder nog aan dat 18 van de 21 eisers destijds niet hebben geklaagd, zodat ten aanzien van hen geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen. Tot slot beroept het Waterschap zich ten aanzien de eisers onder 21 ( [eiser 21] en hun maten) op verjaring.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of – kort gezegd – het Waterschap aansprakelijk is voor de schade die [eisers] hebben geleden als gevolg van de wateroverlast die is ontstaan door de hevige regen op 30 en 31 augustus 2015 (zie 2.3).
Juridisch kader
4.2.
De vorderingen van [eisers] zijn gebaseerd op een beweerdelijke schending van de zorgplicht van het Waterschap. Het Waterschap is onder meer belast met de zorg voor het watersysteem in zijn beheersgebied. Die zorg omvat onder andere het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het antwoord op de vraag hoever de verplichtingen van het Waterschap gaan die voortvloeien uit zijn waterbeheerstaak, mede afhangt van de financiële en andere middelen die het ter beschikking staan. Het Waterschap heeft daarbij een zekere mate van beleidsvrijheid. Verder moet het Waterschap adequaat reageren op klachten door naar aanleiding daarvan een onderzoek in te stellen en zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen treffen. Ook wat dat betreft komt het Waterschap een zekere beleidsvrijheid toe. Op het Waterschap rust dus een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. De beleidsvrijheid van
het Waterschap gaat niet zo ver dat zijn optreden slechts marginaal kan worden getoetst. De rechtbank moet toetsen of het Waterschap, in aanmerking genomen de concrete omstandigheden van het geval, de verschillende bij zijn beleid betrokken belangen en zijn beperkte middelen, heeft voldaan aan de zorg van een goed waterbeheerder.
Indien komt vast te staan dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden, dan is het alleen aansprakelijk voor de door [eisers] geleden schade als het causaal verband tussen die schending en de schade als gevolg van de wateroverlast per perceel van
[eisers] komt vast te staan.
Stelplicht en bewijslast
4.3.
De stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verwijt dat het Waterschap niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan en dat
het Waterschap daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, rust volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eisers] Dat geldt ook voor het vereiste causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de gestelde schade.
Deskundigenrapporten
4.4.
Bij de beoordeling neemt de rechtbank, net als partijen, het rapport van [naam 20] (zie 2.6) tot uitgangspunt. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met zaak-/ rolnummer C/10/629563 / HA ZA 21-1039. In die zaak gaat het om wateroverlast als gevolg van dezelfde hevige regenval, maar dan in de Hoeksche Waard, dat ook tot het beheersgebied van het Waterschap behoort. Over die waterlast is ook een voorlopig deskundigenbericht uitgebracht. Dat deskundigenrapport is opgemaakt door Arcadis Nederland B.V. (hierna: Arcadis). Het is ook in de onderhavige procedure overgelegd en partijen verwijzen naar dit rapport. De rechtbank zal daarom, zo nodig en voor zover relevant, het rapport van Arcadis mede betrekken bij de beoordeling in deze procedure. Beide rapporten voldoen aan de daaraan te stellen formele en materiele eisen.
Is het Waterschap aansprakelijk voor de schade van [eisers] ?
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het Waterschap een jegens [eisers] in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden en (dus) evenmin dat de schade die [eisers] hebben geleden als gevolg van de wateroverlast door de overvloedige neerslag die op zondag 30 en maandag 31 augustus 2015 is gevallen (zie 2.3) het gevolg is van een schending door het Waterschap van zijn zorgplicht. Dat oordeel is gebaseerd op het volgende.
Regenval
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de regenval van 30 en 31 augustus 2015 zwaar was, waarbij de meeste neerslag binnen een tijdsbestek van enkele uren is gevallen. [naam 20] heeft in zijn rapport vermeld dat de neerslag van 30 en 31 augustus 2015 zeer plaatselijk is gevallen, dat dergelijke buien moeilijk voorspelbaar zijn en dat de hoeveelheden neerslag binnen een beperkt gebied sterk kunnen variëren. Volgens het rapport van Arcadis had de regenval afhankelijk van het specifieke gebied een herhalingstijd van eens per 25 jaar tot eens per 500 jaar. Dit zijn extreme herhalingstijden, waar poldersystemen (waterlopen en gemalen) en drainagesystemen niet op ontworpen zijn, aldus Arcadis.
Staat watersysteem
4.7.
Uit het Arcadis-rapport blijkt dat ten tijde van de hevige neerslag het Waterbeheerplan 2010-2015 van toepassing was. Dat staat tussen partijen ook niet ter discussie. In dat plan wordt verwezen naar provinciale normen. In de Waterverordening Zuid-Holland zijn normen vastgesteld, mede afhankelijk van de functie van het gebied. Tussen partijen is niet in geschil dat de percelen van [eisers] kwalificeren als akkerbouw. Voor akkerbouw geldt als norm een gemiddelde overstromingskans van eens in de 25 jaar, aldus Arcadis. In het rapport van Arcadis is vermeld dat in 2010 binnen de Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht de peilgebieden Overwater en Binnenbedijkte Maas niet voldeden aan de provinciale wateroverlastnorm. Tussen partijen is niet in geschil dat de percelen van [eisers] niet in deze peilgebieden liggen. [eisers] hebben niet onderbouwd gesteld dat de toetsing uit 2010 in augustus 2015 achterhaald was. Dat zich in 2013 ook ernstige overstromingen hebben voorgedaan is daarvoor niet genoeg.
4.8.
Daarnaast volgt uit het rapport van [naam 20] dat de polders ruimschoots voldeden aan de afvoernormen. Tot 31 augustus 2015 kwamen in de polders normale peilen voor, overeenkomstig de peilbesluiten voor de diverse gebieden en ook in het peilverloop van het buitenwater was geen afwijking waarneembaar, zodat er volgens [naam 20] van uitgegaan kan worden dat de pompen in de bemalingsgebieden hun theoretische capaciteit benaderden.
4.9.
[naam 20] komt tot de conclusie dat de afvoercapaciteit van de infrastructuur van het Waterschap ruim voldoende zal zijn geweest. Volgens [naam 20] hebben begroeiing en bagger nauwelijks invloed op de berging van grotere waterlopen, zolang er nog een deel open water is. Begroeiing en bagger hebben vaak wel invloed op het verhang in kleine waterlopen, indien geen echt open water meer aanwezig is. Maar deze zijn niet of nauwelijks in beheer van het Waterschap, dit zijn de perceelsloten in het gebied, aldus [naam 20] .
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat wat betreft de normen voor wateroverlast en de staat van de watergangen niet kan worden vastgesteld dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden.
Voorbemalen
4.11.
Ook de omstandigheid dat het Waterschap niet (direct) na de eerste weerswaarschuwing is begonnen met het voorbemalen van de in geding zijnde bemalingsgebieden, levert geen schending van de zorgplicht van het Waterschap op.
Het Waterschap heeft in dit verband aangevoerd dat het KNMI weliswaar code geel had afgegeven, een aantal uren later gewijzigd in code oranje, maar van tevoren was niet bekend waar de regen precies zou vallen. Dat wordt ondersteund door [naam 20] , die in zijn rapport schrijft dat de neerslag van 30 en 31 augustus 2015 zeer plaatselijk is gevallen, dat de neerslag uit dergelijke buien moeilijk voorspelbaar is en dat de neerslaghoeveelheden per perceel zeer sterk kunnen variëren, ook ten opzichte van een op korte afstand daarvan gelegen ander perceel. Uit het rapport van Arcadis blijkt verder dat het laten zakken van waterpeilen niet zonder risico’s is, omdat dit kan leiden tot het afschuiven van oevers. Om die reden is langer dan 3 uur voorbemalen riskant. Volgens Arcadis had voorbemalen bij extreme neerslag bovendien slechts een geringe bijdrage geleverd aan het verkorten van de duur van de overlast.
Verlagen peil
4.12.
Datzelfde geldt voor het verlagen van zomerpeil naar winterpeil. In het rapport van [naam 20] is vermeld dat het verlagen van het peil een bijdrage kan leveren aan het verminderen van de schade, mits dit tijdig wordt ingesteld (minimaal 24 uur voor het plaatsvinden van de calamiteit). Indien het peil plotseling sterk wordt verlaagd kan dit schade opleveren aan de infrastructuur, aldus [naam 20] . Zoals hiervoor al is overwogen, was van tevoren niet bekend waar de neerslag precies zou vallen. De neerslag is zeer plaatselijk gevallen, was moeilijk voorspelbaar en de hoeveelheden kunnen binnen een beperkt gebied zeer sterk variëren. Een en ander wordt ondersteund door het rapport van Arcadis, dat vermeldt dat de waterbeheerder in de praktijk bij het instellen van het winterpeil de peilverlaging geleidelijk invoert om afkalving van de oevers door uittredend grondwater tegen te gaan. Het trapsgewijs invoeren van het winterpeil over meerdere dagen vanaf het moment dat er veel neerslag werd verwacht, zou in dit geval niet effectief zijn geweest.
Noodbemaling
4.13.
Vaststaat dat het Waterschap op 31 augustus en 1 september 2015 in de bemalingsgebieden [gebied 3] en [gebied 2] meerdere noodpompen heeft ingezet. De rechtbank kan in zijn algemeenheid niet vaststellen dat het Waterschap deze noodpompen te laat heeft ingezet. Zoals hiervoor al is overwogen is de neerslag van 30 en 31 augustus 2015 zeer plaatselijk gevallen en waren de buien moeilijk voorspelbaar. Uit het rapport van Arcadis blijkt dat het vervroegd inzetten van noodpompen in de praktijk lastig is, omdat de precieze locatie van de hevige neerslag en de daarmee samenhangende optimale inzet van noodpompen van tevoren lastig is te voorspellen. Arcadis vermeldt bovendien dat na het besluit tot het inzetten van noodpompen nog tijd nodig is voor de voorbereiding, organisatie en installatie van de pompen.
4.14.
Verder is het in zijn algemeenheid nog maar de vraag of de schade was voorkomen als de noodpompen eerder waren ingezet of als de noodpompcapaciteit groter was geweest. Arcadis concludeert (ten aanzien van de Hoeksche Waard) weliswaar dat elke minuut dat de noodpompen eerder waren opgestart had geholpen om de wateroverlast te beperken en dat modelsimulaties hebben laten zien dat de piekwaterstanden en tijdsduren waarin de drains onder water stonden gereduceerd hadden kunnen worden als de noodpompen op 31 augustus 2015 vanaf middernacht hadden gedraaid, maar Arcadis meldt ook dat deze theoretische start van de inzet van noodpompen in werkelijkheid niet realistisch is. De rechtbank begrijpt de deskundige van Arcadis zo dat het in de situatie die zich hier voordeed in redelijkheid niet mogelijk was om de noodpompen zo snel in te zetten. [eisers] hebben weliswaar aangevoerd dat er lang werd vergaderd, maar zij hebben niet weersproken dat het Waterschap al in de nacht bezig was met het voorbereiden en treffen van maatregelen.
4.15.
Uit de omstandigheid dat, zoals blijkt uit het rapport van [naam 20] , de inzet van de noodpompen tot een directe peilverlaging heeft geleid, hetgeen zichtbaar was in de peilregistratie, kan ook niet worden afgeleid dat eerdere inzet van de noodpompen de schade had voorkomen. Het effect van de noodpompen deed zich immers pas na de piekwaterstanden voor en uit de deskundigenrapport blijkt niet dat dat effect ook was opgetreden of groter was geweest als de noodpompen eerder waren ingezet.
Verdere overwegingen
4.16.
Dat het Waterschap niet heeft gehandeld zoals het een goed waterbeheerder betaamt, is gelet op het voorgaande niet komen vast te staan. De rechtbank wijst verder nog op het volgende.
4.17.
Op het Waterschap rustte een inspanningsverplichting, waarbij het beleidsvrijheid had en ook praktische bezwaren en financiële argumenten mocht laten meewegen. Het Waterschap hoefde dus niet alles te doen wat ook maar enigszins mogelijk was om wateroverlast op de percelen te voorkomen. Het meende, gelet op de hiervoor besproken rapporten niet ten onrechte, dat zijn structurele beleid voldoende robuust was. De enkele omstandigheid dat, zoals door [eisers] is aangevoerd, er betrekkelijk kort voor augustus 2015 – namelijk in september 2001 en oktober 2013 – ook percelen zijn overstroomd, maakt dat niet anders. De in Nederland algemeen gebruikelijke norm als hiervoor vermeld neemt als uitgangspunt dat het acceptabel is dat het, over lange tijd – eeuwen – gemeten, gemiddeld een keer per 25 jaar voorkomt dat akkerland overstroomt. Het kan dus zijn dat een overstroming – zoals hier – in 14 jaar drie keer plaatsvindt en toch de norm niet wordt overschreden, omdat daarvoor en daarna langere tijd geen overstroming plaatsvindt. De daadwerkelijk opgetreden frequentie is een ongelukkig toeval (pech), maar op zichzelf niet bijzonder en daarvoor hoeft het Waterschap dus ook geen bijzondere extra maatregelen te nemen. Een zo hevige regenval als in de nacht van 30 op 31 augustus 2015 doet zich eens in de 25 tot 500 jaar voor. Dat er in de praktijk minder tijd tussen twee van zulke noodweren (herhalingsperiode) zat dan de gemiddelde herhalingsperiode, betekent op zich ook niet dat aan het Waterschap hogere eisen te stellen waren.
4.18.
Het is denkbaar, zoals [eisers] stellen, dat die statistische gegevens veranderen en dat de daarop gebaseerde normen vanwege de klimaatverandering bijstelling behoeven. Dat was echter in 2015 niet in de beleidskaders en regelgeving verwerkt. [eisers] hebben niet onderbouwd gesteld dat een dergelijke noodzaak tot bijstelling wetenschappelijk gezien (ook in 2015) al zo duidelijk was dat van het Waterschap verwacht kon worden dat het zijn beleid daarop aanpaste. Hierboven in 4.7 is al opgemerkt dat [eisers] onvoldoende onderbouwd hebben gesteld dat de toetsing uit 2010 in augustus 2015 achterhaald was.
De situatie in 2013 maakt dat niet anders. De toezeggingen in 2013 gingen vooral over de noodpompen. Hoewel, zoals uit het voorgaande blijkt, daaraan meer gedaan had kunnen worden dan het Waterschap feitelijk heeft gedaan, is dat gegeven op zichzelf onvoldoende om vast te stellen dat wat het Waterschap in de specifieke situaties van [eisers] wel heeft gedaan beneden de maat is. In elk geval kan niet worden vastgesteld dat het Waterschap zijn zorgplicht heeft geschonden; daarbij is van belang dat het Waterschap (zoals reeds opgemerkt) de kosten en praktische bezwaren van verdergaande maatregelen als onderdeel van zijn beleidsvrijheid mocht meewegen.
Ook voor het optreden in de bewuste nacht en de daarop volgende dag geldt dat niet kan worden vastgesteld dat het Waterschap beneden de zorg van een goed waterbeheerder is gebleven. Het mocht de praktische bezwaren meewegen en op grond daarvan afzien van het plotsklaps invoeren van winterpeil in augustus en ook van bepaalde maatregelen die het water feitelijk (misschien) zouden hebben verplaatst van het ene perceel naar het andere.
4.19.
Daarbij komt nog het volgende. Ook als ten aanzien van sommige eisers en sommige percelen zou kunnen worden aangenomen dat wel sprake was van een normschending, dan is het causaal verband tussen die schending en de gewasschade onvoldoende duidelijk geworden. Zoals hiervoor is overwogen, zou volgens Arcadis elke minuut dat de noodpompen eerder waren gestart hebben bijgedragen aan het beperken van de wateroverlast. Uit het rapport van Arcadis blijkt ook dat een beperkte uitbreiding van het aantal noodpompen mogelijk was geweest. [eisers] hebben echter niet concreet per perceel en/of individuele eiser gesteld en onderbouwd wat het effect was geweest van het eerder inzetten van (meer) noodpompen op het schadebeeld; dat hebben ze in elk geval niet onderbouwd op een manier die inzichtelijk maakt dat ieder individueel perceel, of sommige percelen, minder dan 24 uur onder water zou(den) hebben gestaan als de praktisch beschikbare noodpompen waren ingezet. Dat hebben ze ook niet nadat het Waterschap hier gemotiveerd verweer tegen had gevoerd. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat het Waterschap de door Aannemingsbedrijf Kuipers Infra B.V. aangeboden hulp heeft geweigerd. [eisers] hebben niet concreet uitgewerkt wat het effect van deze hulp op welk perceel zou zijn geweest.
Het causaal verband tussen het gestelde nalaten van het Waterschap en de opgetreden schade is dus niet komen vast te staan, omdat op dat punt onvoldoende concrete en onderbouwde stellingen zijn betrokken. Datzelfde geldt overigens voor de (andere) verwijten van [eisers] dat het Waterschap onvoldoende maatregelen heeft getroffen naar aanleiding van eerdere wateroverlast in 2001 en 2013 en dat het Waterschap geen adequaat calamiteitenbeleid heeft gevoerd.
Conclusie
4.20.
De conclusie is dat de rechtbank de vorderingen van [eisers] afwijst. De overige stellingen van partijen, waaronder de stelling van het Waterschap dat de vorderingen van de eisers onder 21 zijn verjaard en de stelling van het Waterschap dat niet alle eisers hebben geklaagd tijdens de hevige neerslag, hoeven daarom niet te worden besproken.
4.21.
Gelet op de afwijzing van de hoofdvorderingen ontbreekt ook de grond voor toewijzing van de nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (kosten rechtsbijstand en deskundigenkosten).
Proceskosten
4.22.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1942) hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten in deze bodemprocedure, in de verzoekschriftprocedure over het voorlopig deskundigenbericht (zaak-/ rekestnummer C/10/485167 / HA RK 15-793) en in de verzoekschriftprocedure over het voorlopig getuigenverhoor (zaak-/ rekestnummer C/10/528470 / HA RK 17-490). De verzoekschriftprocedure over het voorlopig getuigenverhoor heeft plaatsgevonden op verzoek van zowel de eisers in deze procedure als de eisers in de procedure met rolnummer 21-1039 (zie 4.4). De rechtbank zal die kosten in deze procedure daarom begroten op de helft. De andere helft komt aan de orde in de zaak met rolnummer 21-1039.
4.23.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van het Waterschap als volgt:
In deze bodemprocedure:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat € 13.071,00 (3,0 punten × tarief € 4.357,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
In de verzoekschriftprocedure voorlopig deskundigenbericht:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2,0 punten x tarief € 614,00)
In de verzoekschriftprocedure voorlopig getuigenverhoor
- griffierecht € 309,00 (1/2 x 618)
- salaris advocaat € 1.228,00 (1/2 x 4,0 [1] punten x tarief 614,00)
Totaal € 20.827,00
4.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van
het Waterschap tot op heden begroot op € 20.827,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra aan het Waterschap betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. B. van Velzen en mr. S.V. Hardonk, rechters, in aanwezigheid van mr. L.A. Bosch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
[2083/106/3194/3407]

Voetnoten

1.1 punt verweerschrift, 1 punt mondelinge behandeling, 1 punt getuigenverhoor, 2 x 0,5 punt voortzetting getuigenverhoor