ECLI:NL:RBROT:2024:4811

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/10/679033 / KG ZA 24-426
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van locatie- en contactverboden in kort geding met dwangsom en machtiging sterke arm

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 24 mei 2024 een kort geding uitgesproken. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G.H. Langeweg, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De procedure begon met een betekende dagvaarding op 16 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 mei 2024. De eiser vorderde onder andere een locatieverbod en een contactverbod tegen de gedaagde, met de mogelijkheid van een dwangsom en machtiging tot gebruik van de sterke arm van politie en justitie.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in het ongelijk is gesteld en heeft verstek verleend. De vorderingen van de eiser zijn grotendeels toegewezen. Het locatieverbod houdt in dat de gedaagde gedurende twee jaar na betekening van het vonnis zich niet mag bevinden binnen een straal van 300 meter van de woning en het werk van de eiser. Daarnaast is het gedaagde verboden om op enige wijze contact op te nemen met de eiser. De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd van € 500,00 per overtreding, met een maximum van € 25.000,00.

De rechter heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is van ernstig onrechtmatig handelen door de gedaagde, wat de toewijzing van de vorderingen rechtvaardigt. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de gedaagde, die in totaal € 1.349,72 moet betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser direct gebruik kan maken van de opgelegde maatregelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679033 / KG ZA 24-426
Vonnis in kort geding van 24 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. S.G.H. Langeweg te Koog aan de Zaan,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de betekende dagvaarding van 16 mei 2024, met 14 producties;
  • de mondelinge behandeling op 23 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te verbieden om gedurende twee jaar na betekening van het te wijzen vonnis zich te bevinden en/of te begeven in de straat van de woning en het werk van [eiser], te weten zijn woning aan het adres [adres 1] en het adres [adres 2];
2. [gedaagde] te verbieden om gedurende twee jaar na betekening van het te wijzen vonnis zich te bevinden en/of te begeven binnen een straal van 300 meter van de woning en het werk van [eiser], te weten aan het adres [adres 1] en het adres [adres 2];
3. [gedaagde] te verbieden om gedurende twee jaar na betekening van het te wijzen vonnis op enigerlei wijze, schriftelijk of mondeling en direct of indirect met [eiser] in contact te treden;
4. een en ander met de bepaling van uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor de tijd van 24 uur per overtreding en/of op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een ander door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen duur van lijfsdwang dan wel bedrag;
5. met machtiging aan [eiser] om het te wijzen vonnis ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
6. onder veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek wordt verleend.
3.2.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter gevraagd hoe de vorderingen 1. en 2. zich met elkaar verhouden, omdat zij overlappen. Daarop heeft [eiser] verklaard de voorkeur te geven aan toewijzing van vordering 2. Vordering 1. ligt daarmee voor afwijzing gereed.
3.3.
Vorderingen 2. en 3. zien op het opleggen van een locatie- en contactverbod. Een dergelijk verbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht op de persoonlijke levenssfeer en het recht om zich in vrijheid te uiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is vereist dat sprake is van ernstig onrechtmatig handelen en van concreet gevaar voor herhaling daarvan. Uit de processtukken is voldoende gebleken dat daarvan sprake is. Gezien de ernst en structurele aard van de gedragingen van [gedaagde] is toewijzing van het gevorderde locatie- en contactverbod gerechtvaardigd.
3.4.
De gevorderde dwangsom en machtiging sterke arm worden met betrekking tot het locatieverbod toegewezen. Voor het contactverbod is een dergelijke machtiging niet werkbaar en kan worden volstaan met het opleggen van een dwangsom. Toepassing van lijfsdwang kan slechts aan de orde komen als andere middelen geen effect sorteren. Voor het opleggen van een dergelijk zeer ingrijpend dwangmiddel bestaat nu nog onvoldoende aanleiding.
3.5.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 136,72
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.349,72

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verleent verstek tegen [gedaagde];
4.2.
verbiedt [gedaagde] om gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis zich te bevinden en/of te begeven binnen een straal van 300 meter van de woning en het werk van [eiser], te weten aan het adres [adres 1] en het adres [adres 2];
4.3.
verbiedt [gedaagde] om gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis op enigerlei wijze, schriftelijk of mondeling en direct of indirect met [eiser] in contact te treden;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 4.2. of 4.3. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
4.5.
machtigt [eiser] om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 4.2. van dit vonnis bepaalde te voldoen;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.349,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.
2091 / 1980