ECLI:NL:RBROT:2024:483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10296120
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opname van geldbedragen zonder toestemming en bewijslevering

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de onrechtmatige opname van geldbedragen centraal. [gedaagde01] heeft op 30 april 2018 met een bankpas en pincode van [eiseres01] een bedrag van € 21.650,- opgenomen. [eiseres01] stelt dat zij onder dwang haar bankpas heeft afgegeven en dat [gedaagde01] zonder toestemming heeft gehandeld. Ze vordert terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde01] betwist de vordering en stelt dat er een afspraak was om te investeren in bitcoins, waarvoor het geld bedoeld was. De kantonrechter kan op dit moment geen eindbeslissing nemen en laat [gedaagde01] toe tot bewijslevering. De zaak wordt vervolgd op 20 februari 2024, waar [gedaagde01] schriftelijk bewijs moet leveren van zijn stelling dat [eiseres01] toestemming heeft gegeven voor de opname. De verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10296120 CV EXPL 23-2464
datum uitspraak: 26 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. W. Vahl, advocaat te Barneveld,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 januari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met één bijlage;
  • de brief van 17 oktober 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 4 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [eiseres01] aanwezig, bijgestaan door mr. W. Vahl. Ook [gedaagde01] was aanwezig, bijgestaan door mr. S. Pershad.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
Omstreeks 30 april 2018 heeft [gedaagde01] met behulp van de bankpas en de bijbehorende pincode een geldbedrag van in totaal € 21.650,- van de bankrekening van [eiseres01] opgenomen. Een deel van dit bedrag, te weten € 12.000,-, heeft [gedaagde01] eerst overgeboekt naar een bankrekening op naam van [naam01] en vervolgens opgenomen. Het restant van het genoemde totaalbedrag is door [gedaagde01] op 30 april 2018 van de bankrekening van [gedaagde01] opgenomen door middel van een pinopname.
2.2.
Volgens [eiseres01] heeft zij onder dwang en uit angst haar bankpas met pincode aan [gedaagde01] gegeven en heeft [gedaagde01] vervolgens het bedrag van € 21.650,- opgenomen zonder dat [eiseres01] daarvoor toestemming heeft gegeven. Primair stelt [eiseres01] dat [gedaagde01] daardoor onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Subsidiair stelt [eiseres01] dat onverschuldigd aan [gedaagde01] is betaald dan wel dat [gedaagde01] door het opnemen van het genoemde geldbedrag ongerechtvaardigd is verrijkt. Uiterst subsidiair stelt [eiseres01] zich op het standpunt dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening, op grond waarvan [gedaagde01] gehouden is het geldbedrag aan [eiseres01] terug te betalen. [eiseres01] vordert in deze procedure dan ook dat [gedaagde01] het bedrag van € 21.650,- met de wettelijke rente aan haar terugbetaalt en daarnaast een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 991,50 aan haar betaalt, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering van [eiseres01] . Hij meent dat hij niets aan [eiseres01] hoeft te betalen. [gedaagde01] stelt dat hij [eiseres01] niet heeft gedwongen om het genoemde geldbedrag aan hem af te staan. [gedaagde01] en [eiseres01] hebben op enig moment gezamenlijk besloten om te investeren in bitcoins. Het opgenomen geldbedrag van de bankrekening van [eiseres01] was daarvoor bedoeld. Naast het door [eiseres01] genoemde bedrag van € 21.650,- heeft ook [gedaagde01] zelf een bedrag van € 17.000,- geïnvesteerd. [gedaagde01] heeft de geldbedragen aan een persoon gegeven, die hij via internet heeft leren kennen en die handig was met bitcoins. [gedaagde01] stelt dat hij geen enkel toezicht had en heeft op wat er met de investeringen is gebeurd, omdat hij - in tegenstelling tot [eiseres01] - geen toegang heeft tot het aangemaakte bitcoin-account.
2.4.
De kantonrechter kan op dit moment nog geen eindbeslissing nemen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde01] wordt toegelaten tot bewijslevering
2.5.
[eiseres01] heeft primair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde01] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Vooropgesteld wordt dat van onrechtmatig handelen in dit kader slechts sprake kan zijn indien komt vast te staan dat [gedaagde01] zich het geldbedrag daadwerkelijk onrechtmatig heeft toegeëigend, in die zin dat [eiseres01] hiervoor geen toestemming heeft gegeven en er geen deugdelijke rechtvaardiging bestaat voor het opnemen van de geldbedragen. In dat geval wordt immers een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiseres01] .
2.6.
[gedaagde01] heeft niet betwist dat hij een totaalbedrag van € 21.650,- van de bankrekening van [eiseres01] heeft opgenomen. [gedaagde01] stelt echter dat hij dit in overleg met en met toestemming van [eiseres01] heeft gedaan, omdat partijen hadden afgesproken dit geldbedrag te gebruiken voor het investeren in de handel in bitcoins. Volgens [gedaagde01] is het geldbedrag - tezamen met een door [gedaagde01] zelf ingelegd bedrag - ook daadwerkelijk gebruikt om te investeren in bitcoins. [eiseres01] heeft gemotiveerd betwist dat partijen zouden hebben afgesproken om te investeren in bitcoins en dat zij in dat kader toestemming aan [gedaagde01] zou hebben gegeven om het bedrag van € 21.650,- van haar bankrekening op te nemen.
2.7.
Tegenover de betwisting door [eiseres01] rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [gedaagde01] de bewijslast van zijn stelling dat [eiseres01] toestemming heeft gegeven om het bedrag van € 21.650,- van haar bankrekening op te nemen om daarmee in bitcoins te investeren. Dat bewijs is op dit moment nog niet geleverd. In dat kader heeft [gedaagde01] verzocht hem de gelegenheid te bieden om te trachten de persoon te traceren, aan wie hij het geld stelt te hebben overhandigd en die voor het aanschaffen van de bitcoins zou zorgdragen, zodat deze persoon de door [gedaagde01] geschetste gang van zaken kan bevestigen. Daarnaast heeft [gedaagde01] te kennen gegeven, voor zover mogelijk, nader schriftelijk bewijs te willen leveren ter onderbouwing van de door hem gestelde afspraak met [eiseres01] dat zij met het geldbedrag van de bankrekening van [eiseres01] zouden gaan investeren in bitcoins. Gelet op het bewijsaanbod van [gedaagde01] zal hij worden toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres01] toestemming aan [gedaagde01] heeft gegeven om het bedrag van € 21.650,- van haar bankrekening op te nemen om daarmee in bitcoins te investeren. Nadat [gedaagde01] in de gelegenheid is gesteld bewijs te leveren, mag [eiseres01] (tegen)bewijs leveren. Partijen mogen pas op elkaars bewijsmiddelen reageren als het leveren van bewijs door beide partijen is afgerond. De kantonrechter beoordeelt daarna of het bewijs al dan niet geleverd is.
Het vervolg van de procedure
2.8.
De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van
dinsdag 20 februari 2024 om 11:30 uur, zodat [gedaagde01] zich schriftelijk bij akte over de bewijslevering kan uitlaten, zoals hierna vermeld.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
laat [gedaagde01] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres01] toestemming aan [gedaagde01] heeft gegeven om het bedrag van
€ 21.650,- van haar bankrekening op te nemen om daarmee in bitcoins te investeren;
schriftelijk bewijs
3.2.
bepaalt dat als [gedaagde01] schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk de dag voor de rolzitting van
dinsdag 20 februari 2024 om 11:30 uurin tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
getuigenbewijs
3.3.
bepaalt dat als [gedaagde01] getuigen wil laten horen, hij uiterlijk de dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en
beidepartijen voor de maanden maart, april en mei 2024;
3.4.
wijst erop dat [gedaagde01] na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;
ander bewijs
3.5.
bepaalt dat als [gedaagde01] op een andere manier bewijs wil leveren, hij uiterlijk de dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd aan de kantonrechter moet laten weten hoe en op welke wijze;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487