In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een 14-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte op de bewuste nacht aanwezig was in de woning waar de feiten zich zouden hebben afgespeeld. Echter, de rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte ook daadwerkelijk seks heeft gehad met de aangeefster. De verklaring van de aangeefster en de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder een Snapchatfilmpje en tapgesprekken, waren onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich in het geding had gevoegd, een schadevergoeding van € 20.000 gevorderd. De rechtbank heeft de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte vrijgesproken is en er geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beslissing genomen over de gevorderde schadevergoeding, en de benadeelde partij is veroordeeld in de kosten van de verdediging, die op nihil zijn begroot.