Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 oktober 2023, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 28 november 2023;
- de akte van Hef Wonen, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en twee gedaagden die niet in de procedure zijn verschenen. Hef Wonen, de verhuurder, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagden huren sinds 31 januari 2020 een woning met een geliberaliseerde huurprijs en hebben een huurachterstand opgebouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst oneerlijk is, maar heeft geen gevolgen verbonden aan deze bepaling omdat Hef Wonen in de praktijk nooit een hogere huurverhoging heeft toegepast dan wettelijk toegestaan. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 5.881,92 en heeft de huurovereenkomst ontbonden. De gedaagden moeten de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen tot de ontruiming. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de bepaling over buitengerechtelijke kosten in de huurovereenkomst oneerlijk is en heeft deze afgewezen. De wettelijke rente is toegewezen, en de kantonrechter heeft geen proceskostenveroordeling toegewezen aan Hef Wonen, omdat de bepaling over overige kosten oneerlijk was. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.