2.3Bij het wijzigingsbesluit heeft verweerder, mede naar aanleiding van wat eiser in beroep heeft aangevoerd en ter zitting is besproken, het aantal dieren over 2017 als volgt vastgesteld.
Diercategorie
Gemiddeld aantal dieren
100
Melk- en kalfkoeien, drijfmest
70,1
101
Jongvee jonger dan 1 jaar, drijfmest
10,0
101
Jongvee jonger dan 1 jaar, vaste mest
13,5
102
Jongvee van 1 jaar en ouder, drijfmest
37,4
104
Fokstieren
3,7
115
Startkalveren voor rosévlees
1,4
122
Roodvleesstieren van ca. 3 mnd tot de slacht, vaste mest
1,6
Op grond van deze dieraantallen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen met 3.437 kg heeft overschreden en de stikstofnorm met 2.343 kg. Voor deze overtreding heeft verweerder het boetebedrag verminderd tot € 29.759,50.
3. Eiseres stelt dat de normoverschrijding onjuist is vastgesteld. Daartoe voert zij aan dat de diercategorieën onjuist zijn vastgesteld waardoor de mestproductie van de graasdieren onjuist is berekend. Daarnaast wijst eiseres erop dat perceel 27 in gebruik is geweest en dat verweerder een onjuiste grondsoort als uitgangspunt heeft genomen, waardoor verweerder van een onjuiste gebruiksruimte is uitgegaan. Tevens heeft verweerder volgens eiseres de hoeveelheid afgevoerde kunstmest onjuist berekend. Ten slotte stelt eiseres zich op het standpunt dat de boete verder gematigd had moeten worden omdat sprake is van een kleine overschrijding en zij daarmee geen economisch voordeel heeft behaald.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Het wijzigingsbesluit komt niet volledig tegemoet aan de bezwaren van eiseres tegen het bestreden besluit, zodat haar beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking heeft op dit wijzigingsbesluit.
Bij dit besluit heeft verweerder nadrukkelijk enkele diercategorieën gewijzigd en naar aanleiding daarvan een herberekening gemaakt en de hoogte van de boete opnieuw vastgesteld. Voor het overige moet het ervoor worden gehouden dat verweerder zijn eerder in het bestreden besluit opgenomen en in beroep bestreden standpunten handhaaft. Nu deze standpunten daarmee ook deel uitmaken van het wijzigingsbesluit is niet gebleken dat eiseres nog belang heeft bij het beroep tegen het bestreden besluit, zodat dit beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Toetsingskader5. Uit vaste rechtspraak volgt dat het systeem van normstelling in de Msw uitgaat van een algeheel verbod op het op of in de bodem brengen van meststoffen, waaraan de agrariër die meststoffen heeft gebruikt slechts kan ontkomen als aan de voorwaarden voor opheffing van het verbod is voldaan. De bewijslast voor de naleving van de gebruiksnormen ligt dus bij degene die de meststoffen op of in de bodem brengt of laat brengen. De wet legt daarom aan de agrariër de verplichting op om gegevens over de meststoffenhuishouding van het landbouwbedrijf te administreren en over te leggen. Deze bewijslast geldt niet slechts voor de op of in de bodem gebrachte hoeveelheid meststoffen, maar ook voor het aantal hectaren tot het bedrijf behorende landbouwgrond; de hoeveelheid landbouwgrond is immers bepalend voor de hoogte van de in het concrete geval geldende gebruiksnormen. Dit neemt niet weg dat de agrariër aan de hand van alternatieve gegevens en bepalingswijzen die voldoende zijn onderbouwd en betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen dienen, aannemelijk kan maken dat de gebruiksnormen niet zijn overschreden. Het is daarnaast aan verweerder om op basis van concrete feiten en omstandigheden aan te tonen dat de overtreding is begaan indien hij daarvoor een boete wil opleggen.
Diercategorieën