Op 29 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een moeder van zeven kinderen, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van Rotterdam. De sluiting was het gevolg van een explosie die op 15 mei 2024 bij de woning had plaatsgevonden, waarbij de burgemeester op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie had besloten de woning voor een maand te sluiten. Verzoekster betwistte de noodzaak van deze sluiting, vooral omdat zij en haar zes minderjarige kinderen hierdoor op straat zouden komen te staan zonder vervangende woonruimte.
Tijdens de zitting op 24 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de burgemeester vertegenwoordigd waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet voldoende rekening had gehouden met de situatie van de minderjarige kinderen en dat de sluiting van de woning niet evenwichtig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang was voor verzoekster, aangezien zij en haar gezin anders gedurende een maand geen toegang tot hun woning zouden hebben.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit van de burgemeester geschorst. Dit betekent dat de burgemeester de woning voorlopig niet mag sluiten, en dat verzoekster en haar gezin in hun woning kunnen blijven wonen. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster.