ECLI:NL:RBROT:2024:4952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
24/5017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning na explosie met minderjarige kinderen

Op 29 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een moeder van zeven kinderen, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van Rotterdam. De sluiting was het gevolg van een explosie die op 15 mei 2024 bij de woning had plaatsgevonden, waarbij de burgemeester op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie had besloten de woning voor een maand te sluiten. Verzoekster betwistte de noodzaak van deze sluiting, vooral omdat zij en haar zes minderjarige kinderen hierdoor op straat zouden komen te staan zonder vervangende woonruimte.

Tijdens de zitting op 24 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als de burgemeester vertegenwoordigd waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet voldoende rekening had gehouden met de situatie van de minderjarige kinderen en dat de sluiting van de woning niet evenwichtig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang was voor verzoekster, aangezien zij en haar gezin anders gedurende een maand geen toegang tot hun woning zouden hebben.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit van de burgemeester geschorst. Dit betekent dat de burgemeester de woning voorlopig niet mag sluiten, en dat verzoekster en haar gezin in hun woning kunnen blijven wonen. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5017

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Splinter),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. R. Duijvenvoorde).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:[naam 1] uit [plaats] .

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 16 mei 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekster per direct gesloten voor een maand in verband met een explosie die bij de woning heeft plaatsgevonden. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de partner en een vriendin van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester, mr. R.C. Rolle (namens de burgemeester) en [naam 2] (namens Stichting Woonstad).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekster woont op het adres [adres] . Zij woont daar samen met haar partner en zeven kinderen, waarvan er zes minderjarig zijn. Stichting Woonstad is de eigenaar van deze woning.
4. Op 15 mei 2024 heeft de politie rond 00:05 uur een melding gekregen dat bij verzoeksters woning een explosie had plaatsgevonden. De politie heeft geconstateerd dat het keukenraam van de woning gebarsten was en dat het kozijn gedeeltelijk ontzet was. Ook lagen er diverse glasscherven op de grond aan de buitenkant van de woning. Tussen de glasscherven lagen snippers en een gedeelte van een blauwkleurige petflesdop. Volgens de politie is mogelijk sprake geweest van het gebruik van vuurwerk. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 15 mei 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om verzoeksters woning te sluiten voor een maand. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij weer toegang krijgt tot haar woning. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoekster, samen met haar gezin, immers gedurende een maand geen toegang tot haar woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
9. De burgemeester is op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, zoals dat sinds 1 januari 2024 luidt, bevoegd om een woning te sluiten als door ernstig geweld of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
10. Verzoekster betwist niet dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Partijen verschillen van mening over de vraag of de burgemeester in dit geval gebruik mocht maken van die bevoegdheid.
Was er een noodzaak om de woning te sluiten?
11. Verzoekster voert aan dat er geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten. Het besluit is volgens haar gebaseerd op onjuiste en onvolledige politie-informatie.
12. In de bestuurlijke rapportage staat dat de 17-jarige zoon van verzoekster in de periode van januari 2023 tot mei 2024 zeven keer is gecontroleerd door de politie in het bijzijn van andere jongeren. Deze jongeren zijn bekend bij de politie en zijn gelieerd aan verschillende jeugdgroepen. Volgens de politie is het door deze registraties aannemelijk dat verzoeksters zoon blootgesteld wordt aan criminele invloeden. Daarnaast vindt de politie het aannemelijk dat hij behoort tot een van deze (drillrap)groepen, omdat hij intensieve contacten en een nauwe band heeft met de leider van die groep. Volgens de politie is er tussen rivaliserende groepen een conflict ontstaan en heeft dit geresulteerd in het over en weer plegen van bomaanslagen, waaronder op woningen aan de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] . Tijdens de zitting is gebleken dat in ieder geval een van deze twee woningen is gesloten. Verzoekster betwist dat haar zoon tot een van deze jeugdgroepen zou behoren. Haar zoon heeft enkel contact met jongeren die hij kent uit de buurt en de omstandigheid dat sommigen daarvan tot dit soort groepen behoren, betekent niet dat hij daar dan toe behoort. Verzoekster vindt ook dat het zeven keer gecontroleerd zijn in het bijzijn van andere jongeren in een periode van anderhalf jaar niets zegt.
13. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester uit de in de bestuurlijke rapportage genoemde zaken heeft mogen afleiden dat het incident
mogelijkeen gerichte actie was op de woning van verzoekster. Daarbij komt dat het onderzoek naar de achtergrond van het incident nog niet is afgerond. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester op basis van deze gegevens de sluiting van verzoeksters woning noodzakelijk heeft mogen achten.
Is de sluiting evenwichtig?
14. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval het herstel van de openbare orde en het voorkomen van herhaling, en de te respecteren belangen van verzoekster. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
15. Verzoekster voert aan dat het besluit niet evenwichtig is. Door de sluiting komen zij, haar partner en hun zeven kinderen op straat te staan. Zij weten niet waar zij na de sluiting zouden kunnen verblijven. Daarnaast moeten de kinderen gewoon naar school. Verzoekster wil daarom graag in de woning blijven wonen.
16. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester in het bestreden besluit geen aandacht heeft besteed aan het feit dat het hier gaat om een gezin met zes minderjarige kinderen. De burgemeester heeft in het bestreden besluit volstaan met een verwijzing naar de Vraagwijzer als bij het gezin sprake is van acute dakloosheid. Volgens het bestreden besluit wordt er bij de Vraagwijzer samen met het gezin gekeken naar de hulpvraag en kunnen zij worden doorverwezen naar de juiste instantie. Ook ter zitting heeft de burgemeester (alleen) verwezen naar de Vraagwijzer, opgemerkt dat het nu eenmaal een spoedbesluit zonder zienswijze betreft en de vraag wat er in dit concrete geval wellicht mogelijk zou zijn voor het gezin niet kunnen beantwoorden. Er lijkt dus sprake te zijn van een situatie waarbij de burgemeester de woning zo snel mogelijk wil sluiten zonder dat er voor de minderjarige kinderen vervangende woonruimte is. De voorzieningenrechter vindt dit een onwenselijke situatie die naar voorlopig oordeel zwaarder weegt dan de door de burgemeester gestelde belangen. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen door het bestreden besluit te schorsen. Hierdoor kunnen verzoekster en haar gezin voorlopig in hun eigen woning blijven wonen.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar. Dat betekent dat de burgemeester de woning vooralsnog niet mag sluiten.
18. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.