In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Ramsaroep, heeft het verzoek ingediend tegen de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. Ray. De partijen zijn in 2002 met elkaar gehuwd en in 2014 gescheiden, waarbij zij een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap. De verzoekster heeft de verweerder verzocht om een volmacht voor de verkoop van onroerend goed in Suriname, maar de verweerder weigert dit, stellende dat het onroerend goed een vergeten bestanddeel van de huwelijksgemeenschap is.
De rechtbank heeft het verzoek tot het getuigenverhoor afgewezen, omdat de verzoekster onvoldoende belang heeft bij het verhoor. De rechtbank oordeelt dat de verzoekster al bekend is met de relevante feiten en dat de verweerder eerder al op de voorgestelde vragen heeft geantwoord. De rechtbank concludeert dat het getuigenverhoor hoogstwaarschijnlijk geen nieuwe informatie zal opleveren en dat de verzoekster al bewijs heeft verzameld in de vorm van schriftelijke getuigenverklaringen. De rechtbank wijst ook op de belasting die een getuigenverhoor met zich meebrengt voor de getuige, de partijen en de rechtspraak.
Daarnaast is de verzoekster in het ongelijk gesteld en moet zij de proceskosten van de verweerder betalen, die zijn begroot op € 1.492,00. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken en de verzoekster moet binnen veertien dagen aan de veroordeling voldoen, anders komen er extra kosten bij.