In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde, een volkstuinvereniging. De eiseres, die in 2019 een tuinhuisje op het terrein van de gedaagde heeft gekocht, heeft deelgenomen aan de collectieve schadeverzekering van het volkstuincomplex. Na schade aan het tuinhuisje door een storm in 2022, bleek dat de verzekerde som van € 18.750,- onvoldoende was om de schade volledig te dekken, wat resulteerde in een uitkering van slechts een deel van de schade door de verzekeraar. De eiseres stelt dat de gedaagde haar had moeten informeren over de noodzaak om de verzekerde som te verhogen en dat de onderverzekering dus voor rekening van de gedaagde moet komen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als verzekeringnemer verantwoordelijk is voor het controleren van de verzekerde som en dat zij de eiseres niet voldoende heeft geïnformeerd over de verzekering. De rechter oordeelt dat de gedaagde de schade die de eiseres heeft geleden door de onderverzekering moet vergoeden. De eiseres heeft recht op een bedrag van € 2.557,46, dat de gedaagde aan haar moet betalen, inclusief wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 666,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het bedrag direct kan vorderen, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.