ECLI:NL:RBROT:2024:5094
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap met motiveringsgebrek
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiser, geboren in Angola, had op 20 oktober 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 september 2022. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser niet voldeed aan de vereisten van vijf jaar aaneengesloten verblijf in Nederland, zoals voorgeschreven in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiser had een verblijfsgat van bijna drie maanden en was op het moment van de afwijzing ook veroordeeld voor een misdrijf, wat leidde tot ernstige vermoedens dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek terecht was, ondanks een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Dit motiveringsgebrek werd gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet benadeeld was door het gebrek. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek in stand blijft, en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor naturalisatie en de gevolgen van strafrechtelijke veroordelingen voor vreemdelingen die een verzoek indienen.