ECLI:NL:RBROT:2024:5119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/4818
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Alblasserdam woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten na het aantreffen van harddrugs en andere druggerelateerde voorwerpen in de woning van verzoeker, die samen met zijn zoon in de woning woonde. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening, zodat hij in zijn woning kan blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het verzoek, aangezien hij anders gedurende drie maanden geen toegang tot zijn woning zou hebben. Tijdens de zitting is gebleken dat de burgemeester de sluiting van de woning in beginsel gerechtvaardigd achtte, maar de voorzieningenrechter heeft ook rekening gehouden met de psychische kwetsbaarheid van verzoeker en de omstandigheden rondom de zoon van verzoeker, die niet meer in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk was en heeft het besluit van de burgemeester geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft de burgemeester ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.750,-, en heeft bepaald dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4818

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.A. Bhagwandin),
en

de burgemeester van Alblasserdam

(gemachtigden: mr. C. Berendsen en [persoon A] ).

Derde-partij: Woonkracht 10

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 30 april 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoeker gesloten voor drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft de ongeschoonde versie van een bestuurlijke rapportage van 22 maart 2024 ingediend met een verzoek om beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.
1.3.
Bij uitspraak van 15 mei 2024 heeft de rechter-commissaris beslist dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
1.4.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter vervolgens schriftelijk laten weten dat hij geen toestemming verleent om mede op grond van de ongeschoonde versie uitspraak te doen.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde en namens de burgemeester de gemachtigden. Namens de derde-partij is niemand verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2.1.
Verzoeker woont in de woning met het adres [adres] te Alblasserdam (hierna: de woning). Hij huurt deze woning van Woonkracht 10. Tot voor kort woonde ook de negentienjarige zoon van verzoeker, [persoon B] , op dit adres.
2.2.
Uit een bestuurlijke rapportage van 22 maart 2024 blijkt dat op 1 maart 2024 in de woning in twee kamers die in gebruik waren bij de zoon van verzoeker, onder meer 27,8 gram 3-CMC, 7,8 gram 2-CMC, 3 gram cocaïne, 2,4 gram MDMA en 83,45 gram hasjiesj is aangetroffen. Verder werden onder meer meerdere grinders, mobiele telefoons, een tas lege ponypacks, een doos lege gripzakjes en twee vuurwapens aangetroffen. Uit de rapportage blijkt verder dat de zoon van verzoeker vanaf 2020 twaalf antecedenten op zijn naam heeft staan. Enkele daarvan hebben betrekking op bezit van softdrugs, handel in harddrugs en bezit van wapens.
2.3.
Nadat verzoeker op 15 april 2024 een zienswijze tegen de voorgenomen sluiting had ingediend, heeft de burgemeester op 30 april 2024 besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden.
2.4.
In een e-mail van [naam huisarts] , de huisarts van verzoeker, van 10 mei 2024 aan de gemachtigde van verzoeker is het volgende vermeld:
“Patiënt is in het verleden onder behandeling geweest bij Yulius GGZ alwaar de DSM diagnose schizofrenie van het paranoïde type is gesteld. Ivm stress rondom de huisvestingsproblematiek en zorgen over zoon, is medicatie in de vorm van risperidon hervat en is er een nieuwe verwijzing naar Yulius GGZ uitgezet. Mogelijk dat de stress rondom huisvestingsproblematiek kan leiden tot psychische ontregeling. Tevens kan stress ontregeling van de Diabetes Mellitus type 2 (waarvoor patiënt orale medicatie gebruikt) geven.”
2.5.
In een ondertekende verklaring van de zoon van verzoeker is het volgende vermeld:
“Ik heb begeleiding aangevraagd via de WMO (hiervan is een bewijs). Binnenkort komt er een afspraak met mij en de ambulante thuisbegeleider. Ik vind het erg dat mijn vader in de problemen is geraakt. Ik ben niet meer welkom thuis. Nu niet en nooit meer niet. Mijn vader is boos en teleurgesteld in mij. Ik sta van de ene op de andere dag op straat. Gelet op de gevolgen van mijn vader begrijp ik zijn keuze mij op straat te zetten. Het laatste wat ik wil is dat hij ook zijn huis kwijt raakt. Mijn vader doet erg zijn best om zijn oude dag in rust te leven. Ik gun hem dat. Ik aanvaard gevolgen voor alles wat met mij te maken heeft maar mijn vader heeft hier niks mee te maken en mag niet gestraft worden voor iets wat mij aangerekend wordt. Hij is onschuldig. Ik wil u dan ook alstublieft n om de woning van mijn vader niet te sluiten.”
2.6.
In een e-mail van [persoon C] van Reclassering Nederland van 13 mei 2024 aan de gemachtigde van verzoeker is het volgende vermeld:
“ [persoon B] heeft zich elders ingeschreven en verblijft hij niet meer bij vader. Hij houdt zich aan de afspraken binnen het reclasseringstraject en stelt zich meewerkend op. Ook stelt hij zich meedenkend op, zo heeft hij zelf gevraagd om een begeleid-wonen traject en stelde hij een locatieverbod (huis-vader) voor, zodat vader in zijn huis kan blijven wonen.”
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Verzoeker is het niet eens met de sluiting van zijn woning. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning kan blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
De 8:29-stukken
5. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd herhaald dat de toestemming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb niet wordt verleend. De voorzieningenrechter heeft daarom van de ongeschoonde versie van de bestuurlijke rapportage geen kennis genomen.
De inhoudelijke beoordeling
6.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
6.2.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
6.3.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs tegen te gaan. Dit beleid staat in het Drugs- en Coffeeshopbeleid gemeente Alblasserdam. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In geval van het aantreffen van harddrugs in een woning wordt die woning in beginsel voor drie maanden gesloten. In het beleid is vermeld dat de bevoegdheid tot sluiting van een woning is gericht op het herstel van de rechtsorde en op het wegnemen van de overtreding, waarbij het van belang is de toeloop tot het pand te beëindigen.
6.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om verzoekers woning te sluiten.
6.5.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Bij die beoordeling is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.
6.6.
De omstandigheid dat er, naast de hard- en softdrugs, attributen zoals grinders, mobiele telefoons, een tas lege ponypacks, een doos lege gripzakjes en een vuurwapen zijn aangetroffen, duidt erop dat er in of vanuit de woning in drugs werd gehandeld. De burgemeester heeft de sluiting daarom in beginsel noodzakelijk mogen achten. Hierbij heeft de burgemeester ook mogen betrekken dat sprake is van meerdere antecedenten en dat de zoon van verzoeker eerder ook is veroordeeld wegens een drugsdelict. Er zijn echter ook aanwijzingen voor het aannemen van een verminderde noodzaak. Niet is gebleken dat er sprake was van loop op de woning of overlast. Ook ligt de woning niet in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Verder is niet in geschil dat de drugs toebehoorden aan de zoon van verzoeker, terwijl ervan kan worden uitgegaan dat de zoon van verzoeker niet meer in de woning komt, nu verzoeker hem de toegang tot de woning heeft ontzegd. De voorzieningenrechter wijst in dit verband ook op de e-mail van de Reclassering (zie hiervoor in 2.6). Het is dus niet waarschijnlijk dat zich opnieuw een drugsgerelateerd incident zal voordoen in de woning. De beleidsdoelen het wegnemen van de overtreding en het beëindigen van de toeloop tot het pand lijken daarom in mindere mate aan de orde te zijn.
6.7.
De mate waarin de sluiting noodzakelijk is, is van belang bij de beoordeling van de evenwichtigheid van het besluit. In dit verband is van belang dat met de verklaring van de huisarts (zie hiervoor in 2.4) vooralsnog voldoende aannemelijk is gemaakt dat de psychische toestand van verzoeker kwetsbaar is en dat er rekening mee moet worden gehouden dat die toestand door de woningsluiting zal verslechteren. Voor wat betreft vervangende woonruimte gaat de burgemeester ervan uit dat verzoeker terechtkan bij één van zijn kinderen. Verzoeker heeft echter verklaringen van zijn kinderen overgelegd die inhouden dat verzoeker niet bij hen terechtkan. Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat dat dit ermee te maken heeft dat hij vroeger, mede door psychoses, een gevaar voor zichzelf en voor zijn kinderen is geweest. Verzoeker heeft verder verklaard dat hij niet in staat is om tijdelijk andere woonruimte te betalen. Verzoeker heeft schulden en is, zoals blijkt uit een verklaring van [persoon D] , schuldhulpmaatje, recentelijk aangemeld voor gemeentelijke schuldhulpverlening. Verzoeker vreest in zijn auto te moeten overnachten. Voor wat betreft de verwijtbaarheid is van belang dat verzoeker heeft verklaard dat hij niets van de aanwezigheid van drugs in de woning afwist en dat hij het gedrag van zijn zoon ten zeerste afkeurt. Na een eerdere veroordeling wegens een drugsdelict heeft verzoeker aanvankelijk streng toezicht gehouden en zijn zoon bijvoorbeeld steeds gefouilleerd. Volgens verzoeker was dit na verloop van tijd niet meer volledig vol te houden omdat er problemen in de relatie optraden. Verder heeft verzoeker verklaard dat hij zijn zoon altijd haalde en bracht van en naar zijn werk en toezicht hield in de woning doordat hij wekelijks op de kamers van zijn zoon kwam om schoon te maken, maar dat hij nooit drugs of attributen heeft aangetroffen. Gelet op deze verklaringen is de voorzieningenrechter er vooralsnog niet van overtuigd dat verzoeker een (ernstig) verwijt kan worden gemaakt. Dat volgens de burgemeester een deel van de aangetroffen zaken open in de kamers van de zoon van verzoeker is aangetroffen, maakt dit niet anders, omdat niet is uitgesloten dat deze zaken nog maar kort op die plaats lagen.
6.8.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, kan worden betwijfeld of de burgemeester de belangen bij de sluiting van de woning zwaarder heeft mogen wegen dan de belangen van verzoeker bij het voortgezet gebruik van de woning. Daarom kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het besluit te schorsen in afwachting van de bezwaarprocedure. In de bezwaarprocedure zal de burgemeester nader kunnen motiveren waarom in dit geval niet kon worden volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals het geven van een laatste waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom (aan de zoon van verzoeker). Ook zal de burgemeester nader kunnen motiveren waarom de sluiting in dit geval evenwichtig is.

Conclusie

7.1.
De voorzieningenrechter zal het besluit van 30 april 2024 schorsen tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De woning mag dus vooralsnog open blijven.
7.2.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, zal de burgemeester worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Ook moet de burgemeester het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt de burgemeester op het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,‑.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
de griffier is verhinderd te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.