ECLI:NL:RBROT:2024:512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10718792 CV EXPL 23-26302
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur zorgverzekering met bijkomende kosten

In deze zaak heeft eiseres, een zorgverzekeraar, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is. De vordering betreft een onbetaalde factuur van € 184,36 aan eigen risico, die gedaagde in 2020 verschuldigd was. Eiseres heeft de vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde, GGN Mastering Credit B.V., nadat betaling uitbleef. Gedaagde heeft de verschuldigdheid van het eigen risico erkend en heeft op 3 oktober 2023 het bedrag van € 184,36 betaald, maar betwist de bijkomende kosten, omdat zij geen aanmaningen zou hebben ontvangen. Eiseres heeft echter gesteld dat zij diverse aanmaningen heeft verzonden, waaronder naar het door gedaagde opgegeven e-mailadres.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft gereageerd op de repliek van eiseres en dat zij niet is verschenen op de rolzitting. Hierdoor moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid van de stellingen van eiseres. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde nog € 63,01 met rente aan eiseres moet betalen, naast een proceskostenvergoeding van € 355,99. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke kosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

De beslissing van de kantonrechter is als volgt: gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 63,01 met wettelijke rente, tot betaling van de proceskosten van € 355,99, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Al het andere is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10718792 CV EXPL 23-26302
datum uitspraak: 5 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek met een eisvermindering, met bijlagen.
[gedaagde01] heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijkheid om op de rolzitting van 6 december 2023 mondeling of schriftelijk te reageren op de nadere stellingen van [eiseres01] in de conclusie van repliek. De kantonrechter heeft vervolgens de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] heeft een zorgverzekering gehad bij [eiseres01] . In 2020 heeft [eiseres01] een bedrag van € 184,36 aan eigen risico bij [gedaagde01] in rekening gebracht. Omdat betaling uitbleef, heeft [eiseres01] haar vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde. [eiseres01] vorderde in eerste instantie bij dagvaarding betaling van het hiervoor genoemde bedrag met bijkomende kosten.
2.2.
[gedaagde01] heeft de verschuldigdheid van het eigen risico erkend. Vervolgens heeft zij op 3 oktober 2023 € 184,36 aan [eiseres01] betaald. Zij betwist echter dat zij de bijkomende kosten moet betalen, omdat zij geen brieven van [eiseres01] heeft ontvangen over de betalingsachterstand. [gedaagde01] is dakloos en heeft geen vast adres.
2.3.
[eiseres01] heeft bij repliek de ontvangst van € 184,36 bevestigd. Zij heeft bij deze akte haar vordering met dat bedrag verminderd. Volgens [eiseres01] moet [gedaagde01] de overige kosten nog betalen, omdat [eiseres01] wel degelijk diverse aanmaningen aan haar heeft verzonden waaronder naar het door [gedaagde01] zelf opgegeven e-mailadres. [gedaagde01] kan niet aan [eiseres01] tegenwerpen dat zij geen aanmaningen zou hebben ontvangen, omdat [gedaagde01] niet altijd stond ingeschreven in de BRP, aldus [eiseres01] .
2.4.
[gedaagde01] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd op de nadere stellingen van [eiseres01] in de conclusie van repliek.
De conclusie
2.5.
[gedaagde01] moet nog € 63,01 met rente aan [eiseres01] betalen. Ook moet zij een proceskostenvergoeding betalen. Hierna wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot die conclusie gekomen is.
[gedaagde01] heeft niet gereageerd op de repliek
2.6.
[gedaagde01] is in de gelegenheid gesteld op de rolzitting van 6 december 2023 te reageren op de repliek van [eiseres01] . Zij is echter niet verschenen en heeft evenmin schriftelijk gereageerd of om aanhouding verzocht. Vervolgens is [gedaagde01] door de rechtbank geïnformeerd over het feit dat de kantonrechter vonnis heeft bepaald in de zaak. Ook dat bericht heeft niet geleid tot een nadere reactie van [gedaagde01] .
2.7.
Aangezien [gedaagde01] niet heeft gereageerd op de repliek van [eiseres01] , moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid van de in deze akte ingenomen stellingen van [eiseres01] . In deze zaak staat daarom vast dat [gedaagde01] de factuur van [eiseres01] ondanks diverse aanmaningen lange tijd onbetaald heeft gelaten en pas tijdens deze procedure heeft voldaan.
2.8.
Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW strekken betaling ter voldoening van een geldsom eerst in mindering van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en tot slot van de hoofdsom. Daarom moet beoordeeld worden of [gedaagde01] bijkomende kosten verschuldigd is naast de hoofdsom.
2.9.
Met betrekking tot de incassokosten geldt dat het gevorderde bedrag van € 40,00 toewijsbaar is, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente is eveneens toewijsbaar op de wijze zoals vermeld onder de beslissing, omdat [eiseres01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat onvoldoende heeft betwist.
2.10.
Correcte toepassing van artikel 6:44 BW leidt tot de conclusie dat de buitengerechtelijke kosten en de verschuldigde rente tot 14 september 2023 inmiddels zijn voldaan en een bedrag van € 63,01 aan hoofdsom resteert.
Proceskosten
2.11.
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht, € 78,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 39,00) en € 19,50 aan nakosten (½ punt × € 39,00). Dit is totaal € 355,99. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderde, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 63,01 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 355,99;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
43416