5.2.In het Schattingsbesluit zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat in geschil is of verweerder op goede gronden heeft besloten eiseres met ingang van 29 mei 2018 niet in aanmerking te brengen voor een Wet WIA-uitkering. De rechtbank dient dan te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht met ingang van 29 mei 2018, datum in geding, heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten. In het bijzonder staat ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, nadat een en ander niet lekker is verlopen op het spreekuur van 13 april 2022, op verzoek van eiseres en haar gemachtigde heeft ingestemd met het inplannen van een nieuwe hoorzitting op 17 oktober 2022 in aanwezigheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze hoorzitting is niet doorgegaan, omdat eiseres wegens ziekte niet in staat was om daarbij te zijn. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op die 17 oktober 2022 al op het kantoor van verweerder was omdat hij voorafgaand aan deze zaak een andere hoorzitting gepland had staan. Hij heeft op dat moment met de medewerker bezwaar gesproken. De gemachtigde van eiser heeft verklaard te hebben voorgesteld om de hoorzitting een dag later te laten plaatsvinden, de medewerker bezwaar moest daarover eerst intern overleg hebben. Hij heeft verder verklaard dat hij vervolgens te horen heeft gekregen dat er geen nieuwe hoorzitting en geen nieuw medische onderzoek meer zou plaatsvinden en een beslissing op het bezwaar zal worden genomen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan wat de gemachtigde van eiseres naar voren brengt over de gang van zaken. Daar komt bij dat de rechtbank op grond van wat hierover is besproken tijdens de zitting en gelet op de in het dossier aanwezige stukken vaststelt dat verweerder eerder wel een nieuwe hoorzitting en een nieuw medisch onderzoek heeft toegezegd. Verweerder is deze toezegging vervolgens zonder enige toelichting niet nagekomen. De omstandigheid dat eiseres op 17 oktober 2022 niet kon komen omdat zij ziek was, betekent niet dat verweerder vervolgens de gedane toezegging niet hoefde na te komen. De rechtbank is van oordeel dat ook de tijdens de zitting genoemde conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de stafverzekeringsarts bezwaar en beroep dat een nieuw medisch onderzoek niet nodig zou zijn, in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden onvoldoende is om af te zien van de gedane toezegging.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Het bestreden besluit is daardoor in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat nader fysiek medisch onderzoek moet worden verricht. De rechtbank draagt verweerder op om – met inachtneming van deze uitspraak – binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank komt niet meer toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op ter zitting met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.750,-.