ECLI:NL:RBROT:2024:5157

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/10/662935 / JE RK 23-1835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 27 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020, in een crisispleeggezin. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die de aanvraag indiende. De moeder van de minderjarige, die onder toezicht staat, heeft in het verleden te maken gehad met persoonlijke problematiek, waaronder een gedwongen opname en medicatiegebruik. Ondanks deze uitdagingen heeft de moeder positieve stappen gezet, zoals het volgen van een cursus 'positive parenting' en het naleven van afspraken met haar hulpverleners.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de omgang tussen de moeder en de minderjarige zorgwekkend verloopt. De minderjarige vertoont angstig gedrag en heeft moeite met het aangaan van contact met haar moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de moeder vooruitgang boekt, de huidige situatie van de minderjarige in het pleeggezin niet perspectiefbiedend is. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 september 2024, met de nadruk op het belang van de minderjarige en de noodzaak om de omgang te verbeteren.

De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om te onderzoeken hoe de omgang kan worden uitgebreid en om te kijken naar andere mogelijkheden voor observatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft de zaak in het openbaar behandeld en de beschikking is op schrift gesteld op 5 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/662935 / JE RK 23-1835
Datum uitspraak: 27 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Nentjes te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
mw. [persoon A],
werkzaam als medewerker bij Enver pleegzorg,
hierna te noemen mw. [persoon A] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 31 augustus 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een briefrapportage van de GI met bijlage van 31 januari 2024.
1.2.
Op 27 februari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [persoon B] .
Bijzondere toegang is verleend aan een stagiaire die werkzaam is op het kantoor van de advocaat.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een crisispleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 31 augustus 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 6 september 2024, is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 6 maart 2024 en is de behandeling van de zaak voor het overig verzochte aangehouden tot 1 februari 2024.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Hiervan resteren nog zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
In de afgelopen periode is er veel gebeurd. De moeder is bij Antes gedwongen opgenomen geweest en heeft gedwongen medicatie gekregen. Zij heeft baat bij de medicatie. Vervolgens kon de moeder met ambulante hulp naar huis. Zij komt de afspraken bij Antes na en neemt de voorgeschreven medicatie zelf in. De moeder laat een positieve ontwikkeling zien. Zo is zij beter in staat om gesprekken te voeren.
Naar aanleiding van de laatste zitting is een aanmelding voor een gezinsopname bij Yulius gedaan. Vorige week heeft een intakegesprek plaatsgevonden. De moeder zal eerst voor een kennismakingsperiode worden opgenomen voor de duur van twee weken in de periode tussen april en juni 2024. Na de zomer zal de gezinsopname van de moeder en [voornaam minderjarige] bij Yulius starten als de moeder tot dit traject wordt toegelaten. Volgende week wordt duidelijk of het traject bij Yulius daadwerkelijk in gang gezet kan worden of dat nog een tweede intakegesprek nodig is. Ook moet duidelijk worden of de moeder fit genoeg is voor een opname en wat zij daarbij nodig heeft. De moeder, haar advocaat en de jeugdbeschermer hebben bij Yulius tevergeefs geprobeerd om druk uit te oefenen om de gezinsopname te vervroegen. Vanwege een wachtlijst is dit echter niet mogelijk. Ook is er geen alternatief beschikbaar.
Na de opname van de moeder is de omgang met [voornaam minderjarige] weer gestart. De moeder heeft verzocht om de omgang uit te breiden. In december 2023 heeft de GI besloten om de omgang uit te breiden naar een uur en daarna te evalueren. Vervolgens zou besloten worden of de omgang verder uitgebreid kan worden naar eens in de twee weken. Op 6 maart 2024 vindt daarover een gesprek plaats.
Na de uitbreiding van de omgang zijn er drie bezoeken geweest. De moeder doet erg haar best en doet wat zij binnen haar mogelijkheden kan. Zij heeft veel sturing en hulp nodig heeft om bij [voornaam minderjarige] aan te sluiten. Tijdens het eerste bezoek is het de moeder niet gelukt om afscheid te nemen en om bij [voornaam minderjarige] aan te sluiten. Daardoor heeft [voornaam minderjarige] een paniekaanval gehad en is zij naar huis gegaan. Tijdens de omgang met haar moeder is [voornaam minderjarige] gespannen, zoekt zij weinig contact met de moeder, vermijdt oogcontact met haar en zoekt bevestiging bij de pleegmoeder. Na het bezoek met haar moeder blijft [voornaam minderjarige] heel erg boos en is zij prikkelbaar. Ook heeft [voornaam minderjarige] na het bezoek in haar broek geplast terwijl zij zindelijk is. Zij lijkt erg op haar hoede als er een omgang met de moeder is. Er zijn traumasignalen bij [voornaam minderjarige] zichtbaar.
Duidelijk moet worden wat er nodig is om de omgang voor [voornaam minderjarige] en de moeder op een fijne manier te laten verlopen. Wellicht is de inzet van VIB (Video Interactie Begeleiding) mogelijk en kan (een) gedragswetenschapper(s) en/of een interne of externe deskundige over de omgang adviseren. Er zijn echter wachtlijsten.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd.
Vanwege de wachtlijst bij Yulius voor een gezinsopname verzet de moeder zich niet tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. In 2023 heeft de moeder immers al aangegeven dat zij wil meewerken aan een gezinsopname. Het is wel belangrijk om de omgang verder uit te breiden zodat er bij een gezinsopname al meer duidelijkheid over de draagkracht van de moeder bestaat. Ook wil de moeder meewerken aan VIB. Het is spijtig dat de GI de nadruk legt op een bezoek met [voornaam minderjarige] dat minder is verlopen. De moeder doet in de omgang met [voornaam minderjarige] alles wat binnen haar mogelijkheden ligt. De moeder hoopt dat na de gezinsopname een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing niet meer nodig is, omdat zij [voornaam minderjarige] enorm mist.
In aanwezigheid van de begeleiding neemt de moeder haar medicatie zelf in. Op deze wijze wil zij laten zien dat er sprake is van intrinsieke motivatie voor het medicatiegebruik.
4.3.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder ter zitting het volgende verklaard.
Sinds 26 februari 2024 volgt de moeder de cursus positive parenting. Tijdens deze cursus leert zij van een gedragswetenschapper hoe zij op een positieve wijze kan opvoeden. De moeder hoopt dat deze cursus haar opvoedvaardigheden zal vergroten zodat zij beter kan inspelen op het gedrag van [voornaam minderjarige] tijdens de omgang.
4.4.
Mevrouw [persoon A] heeft ter zitting het volgende verklaard.
Op 7 en 26 februari 2024 hebben twee omgangsmomenten plaatsgevonden. Er is geen ander beeld ontstaan dan in de afgelopen periode zichtbaar is geweest. De moeder probeert aansluiting bij [voornaam minderjarige] te vinden, maar [voornaam minderjarige] wil het niet. Als de moeder een high five vraagt, wil [voornaam minderjarige] dit niet. Zij wil geen afscheid nemen, geen knuffel en geen kus van de moeder. Pas na een jaar heeft [voornaam minderjarige] een keer wat uit een beker die zij van de moeder heeft gekregen, gedronken. [voornaam minderjarige] neemt nauwelijks eten en drinken van de moeder aan en geeft vooral heel duidelijk haar grenzen aan. Dat is zorgelijk.
Het is belangrijk dat duidelijk wordt op welke wijze de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder positief kan verlopen. Dit zal mevrouw [persoon A] onderzoeken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is immers gebleken dat [voornaam minderjarige] in een zorgelijke opvoedsituatie bij de moeder is opgegroeid. De moeder kampt met persoonlijke problematiek. Zij heeft regelmatig een verwarde indruk gemaakt. Vanwege de zorgen over het psychische welzijn en de emotionele beschikbaarheid van de moeder is [voornaam minderjarige] met een machtiging uit huis geplaatst.
In de afgelopen periode heeft de moeder grote stappen gezet en een positieve ontwikkeling doorgemaakt, zoals door de GI, de pleegzorgwerker en de advocaat van de moeder ter zitting is toegelicht. Ook is het positief dat de moeder een cursus volgt om haar opvoedvaardigheden te vergroten en dat zij door het volgen van deze cursus hoopt dat zij beter in staat zal zijn om bij [voornaam minderjarige] aan te sluiten. De moeder verdient dan ook complimenten voor de ontwikkeling die zij heeft doorgemaakt en voor haar doorzettingsvermogen. De kinderrechter is (mede) gelet hierop van oordeel dat in de komende periode alles op alles moet worden gezet om te bezien of de huidige omgang uitgebreid kan worden. Daarbij staat echter te allen tijde het belang van [voornaam minderjarige] voorop. Er dient niet te snel de conclusie te worden getrokken dat de omgang niet kan worden uitgebreid zo lang niet duidelijk is waardoor het komt dat [voornaam minderjarige] ten tijde van en na de omgang met de moeder bepaald afwerend gedrag laat zien. Ondanks de gebeurtenissen in het verleden en ondanks het tijdsverloop, is de meest wenselijke uitkomst dat [voornaam minderjarige] weer bij haar moeder kan verblijven. Dit geldt te meer nu de huidige plaatsing van [voornaam minderjarige] niet perspectiefbiedend is en [voornaam minderjarige] hoe dan ook op enig moment weer moet worden overgeplaatst. Een thuisplaatsing ligt dan het meest voor de hand, mits alle onderzoeksbevindingen goed genoeg zijn. De kinderrechter acht het in het belang van [voornaam minderjarige] om te onderzoeken of er naast een gezinsopname ook nog andere mogelijkheden zijn voor observatie van de omgang met haar moeder. De kinderrechter betreurt het net als partijen dat de gezinsopname bij Yulius lang op zich laat wachten. Daarom is het de komende maanden van belang dat de GI onderzoek doet naar de mogelijkheden om de omgangsregeling in duur of in frequentie, of beiden, uit te breiden om de band tussen [voornaam minderjarige] en de moeder te versterken en de kans van slagen van de gezinsopname te vergroten. Zo nodig dient de GI nadere hulpverlening in te zetten.
5.2.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om haar plaatsing in het (crisis)pleeggezin voort te zetten. Daarom zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing verlengen voor de resterende duur van zes maanden, te weten tot 6 september 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 6 september 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 5 maart 2024. De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.