ECLI:NL:RBROT:2024:5209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
C/10/679210 / KG ZA 24-445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over het openen van een tattoostudio, uitroepen van een AvA en schorsing en benoeming van een bestuurder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door twee besloten vennootschappen, aangeduid als eiseres 1 en eiseres 2, tegen meerdere gedaagden, waaronder gedaagde 2 en gedaagde 4. De eisers vorderen onder andere dat de gedaagden worden verplicht om een tattoostudio te openen en een algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) bijeen te roepen. De achtergrond van het geschil ligt in de oprichting van de tattoostudio en de samenwerking tussen de betrokken partijen. Eiseres 1 is de persoonlijke houdstermaatschappij van een van de aandeelhouders, terwijl eiseres 2 de houdstermaatschappij van een andere aandeelhouder is. Gedaagde 2 is de bestuurder van de vennootschap die de tattoostudio exploiteert, terwijl gedaagde 4 betrokken is bij de financiering van de onderneming.

De procedure begon met een dagvaarding op 21 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 mei 2024. De eisers stelden dat gedaagde 2 zich schuldig had gemaakt aan onbehoorlijk bestuur door de tattoostudio te sluiten en de werknemers niet te betalen. De gedaagden betwisten deze beschuldigingen en stellen dat de studio open is, maar dat er geen personeel is om te werken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor wanbeleid van gedaagde 2 en dat de vorderingen van de eisers moeten worden afgewezen. De rechter heeft ook vastgesteld dat de gedaagden niet in de procedure zijn verschenen, wat heeft geleid tot verstek tegen hen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679210 / KG ZA 24-445
Vonnis in kort geding van 6 juni 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
beide statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. E. Cekic te Uitgeest,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde,
advocaten mr. G. van der Spek en mr. R.P. Kooman te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
4.
[gedaagde 4],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mr. G. van der Spek en mr. R.P. Kooman te Rotterdam.
Partijen worden hierna afzonderlijk [eiseres 1] , [eiseres 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] genoemd. Eisers worden gezamenlijk aangeduid als [eiseres 1] c.s.
[gedaagde 2] en [gedaagde 4] worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagde 2] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 21 mei 2024;
de 26 producties van [eiseres 1] c.s.;
de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] c.s.;
de 23 producties van [gedaagde 2] c.s.;
de mondelinge behandeling op 30 mei 2024;
de pleitnota van [eiseres 1] c.s.;
de pleitnota van [gedaagde 2] c.s.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] is de persoonlijke houdstermaatschappij van [persoon A] (hierna: [persoon A] ). [eiseres 2] is de persoonlijke houdstermaatschappij van [persoon B] (hierna: [persoon B] ).
[gedaagde 2] is de persoonlijke houdstermaatschappij van [gedaagde 4] (hierna: [gedaagde 4] ).
2.2.
[persoon A] en [persoon B] zaten voorheen in een samenwerkingsconstructie met een derde partij ten behoeve van de exploitatie van een tattooshop in Rotterdam, [gedaagde 3] . (hierna: [gedaagde 3] ).
2.3.
In de loop van 2023 heeft [gedaagde 4] met [persoon A] en [persoon B] besprekingen gevoerd over een mogelijke samenwerking in het kader van de exploitatie van nieuw op te zetten tattoostudio’s.
Op 30 september 2023 hebben deze partijen mondelinge afspraken gemaakt over de samenwerking. Bij e-mail van 30 september 2023 deelt [gedaagde 4] daarover het volgende mee aan [persoon A] en [persoon B] :
“Happy we had this conversation tonight and agree on this partnership. Let's discuss further details Monday. (…)
Here's our agreements from tonight for our partnership:
  • [voornaam gedaagde 4][vzr: [gedaagde 4] ]
    will take out a loan of EUR 200.000 and will put his property as a security against this loan.
  • The loan will be recorded as a liability on the balance sheet and the cash will be transferred to Turkey to close the toxic loan [persoon A] and [persoon B] have running. All official bank documentation from this loan must be send to [voornaam gedaagde 4] . This includes amount of outstanding loan, interest rate and monthly payment.
  • The loan will be paid off monthly by the company. The money the company is spending every month will be covered by salary and management fee from [voornaam gedaagde 4] . If [voornaam gedaagde 4] can close the loan sooner and the company is not spending money on the loan anymore, [voornaam gedaagde 4] will receive his salary and Management fee.
  • Management Fee is 3% of Bruto Marge (Gross margin).
(…)”
2.4.
De samenwerking tussen [persoon A] , [persoon B] en [gedaagde 4] is verder vorm gegeven door de oprichting van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] op 14 december 2023. [gedaagde 3] is de werkmaatschappij die een tattoostudio exploiteert. Zij huurt daartoe, samen met [gedaagde 1] , een pand aan de [adres] te Rotterdam. Enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 3] is [gedaagde 1] . De aandelen in [gedaagde 1] zijn in handen van [eiseres 1] , [eiseres 2] en [gedaagde 2] , ieder voor 1/3 deel. Enig bestuurder van [gedaagde 1] is [gedaagde 2] .
2.5.
Op 5 april 2024 heeft [gedaagde 3] de deuren van haar tattoostudio geopend. Kort daarna is [gedaagde 4] vertrokken naar het buitenland. In de tattoostudio werkten op dat moment vijf personen: twee designers, twee tattoo-artiesten en een supervisor (dhr. [persoon C] , hierna: [persoon C] ). Deze personen werkten voordien in de tattoostudio van [gedaagde 3] .
2.6.
Op 13 mei 2024 is [gedaagde 4] teruggekeerd in de tattoostudio. Hij heeft toen bij de politie aangifte gedaan van diefstal van een kluis met daarin contant geld. Verder heeft hij de tattoostudio gesloten en de sloten van de deuren vervangen.
2.7.
Bij brief van 15 mei 2024 heeft de advocaat van [eiseres 1] c.s. aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meegedeeld dat [gedaagde 2] , als bestuurder van [gedaagde 1] , zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur. In de brief wordt [gedaagde 2] verzocht om de tattoostudio met onmiddellijke ingang opnieuw te openen en om binnen zeven dagen een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen met, voor zover relevant, de volgende agendapunten:
  • bespreekpunt: verantwoording [gedaagde 2] inzake de actuele situatie van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ;
  • aandeelhoudersbesluit: stemming inzake het voorstel tot het verlenen van ontslag aan [gedaagde 2] zonder décharge als bestuurder van [gedaagde 1] ;
  • aandeelhoudersbesluit: stemming inzake het voorstel tot het vaststellen van onbehoorlijk bestuur van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] als bestuurder respectievelijk (feitelijk) bestuurder van [gedaagde 1] ;
  • aandeelhoudersbesluit: stemming inzake het voorstel tot het benoemen van [persoon C] als zelfstandig bevoegde bestuurder van [gedaagde 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden hoofdelijk, (zodat) de een betalende/nakomende de ander zal zijn bevrijd, [gedaagde 2] en [gedaagde 4] in het bijzonder, te bevelen binnen 24 uur na betekening van het vonnis de studio aan de [adres] te Rotterdam te openen conform de gebruikelijke openingstijden (van maandag t/m zondag van 11.00 tot 19.00 uur) en de studio conform de openingstijden open te houden, alle werknemers tot de studio (toe) te laten en hen in de gelegenheid te stellen om hun werkzaamheden uit te voeren, de sleutels van de studio af te geven aan [persoon C] zonder de sleutels van de studio opnieuw te vervangen, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat gedaagden geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met deze veroordeling, met een maximum aan dwangsommen van € 250.000,-, althans een oordeel door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
II. te bepalen dat een rechtsgeldige vergadering van aandeelhouders zal worden gehouden op 27 mei 2024 om 14.45 uur of 29 mei 2024 om 12.30 uur of 5 juni 2024 om 13.15 uur ten kantore van notaris mr. A. Romijn dan wel diens plaatsvervanger (van Beurs Notaris te Rotterdam) of ten kantore van een door de voorzieningenrechter aan te wijzen notaris of derde waarbij deze derde zal optreden als notulist inzake de agendapunten als vermeld in de brief van 15 mei 2024 (productie 7), c.q. [eiseres 1] c.s. gezamenlijk dan wel individueel te machtigen om een algemene vergadering van aandeelhouders van [gedaagde 1] bijeen te roepen op één van bovengenoemde data en ten kantore van bovengenoemde notaris of diens plaatsvervanger of ten kantore van een door de voorzieningenrechter aan te wijzen notaris of derde waarbij deze derde zal optreden als notulist tijdens welke vergadering de agendapunten, zoals vermeld in de brief van 15 mei 2024 (productie 7), waaronder het ontslag van [gedaagde 2] en de benoeming van de nieuwe bestuurder, worden behandeld, althans een machtiging te verlenen met bijbehorende voorwaarden in goede justitie te bepalen door de voorzieningenrechter;
III. [gedaagde 2] per direct te schorsen als bestuurder van [gedaagde 1] en de heer [persoon C] te benoemen als tijdelijke bestuurder van [gedaagde 1] , beide beslissingen geldig te verklaren tot en met het moment dat rechtsgeldig een besluit is genomen met betrekking tot het bestuurderschap van [gedaagde 2] en benoeming van een nieuwe bestuurder, waarbij deze beslissingen mogen worden aangeboden aan de Kamer van Koophandel teneinde deze wijzigingen door te voeren, althans een oordeel te dien aanzien te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie wenst te nemen;
IV. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Het verweer van [gedaagde 2] c.s. strekt ertoe [eiseres 1] c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen dan wel hun vorderingen af te wijzen, kosten rechtens.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn niet in de procedure verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht genomen, zodat tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 3] verstek wordt verleend. Omdat [gedaagde 2] c.s. wel zijn verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Uitroeping vergadering van aandeelhouders (vordering II.)
4.2.
Het eerste gedeelte (“te bepalen dat…”) van vordering II. heeft een declaratoir karakter – waarvoor in kort geding geen plaats is – en ligt om die reden voor afwijzing gereed.
4.3.
Het tweede gedeelte betreft een gevorderde machtiging aan [eiseres 1] c.s. zoals bedoeld in artikel 2:221 BW om zelf een algemene vergadering van aandeelhouders van [gedaagde 1] (hierna: de AvA) bijeen te roepen. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.4.
Op 15 mei 2024 hebben [eiseres 1] c.s., onder opgave van de te behandelen onderwerpen, aan [gedaagde 2] verzocht om een AvA bijeen te roepen. Die brief is zowel per post als per e-mail verzonden aan [gedaagde 2] en [gedaagde 4] . Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde 2] op 24 mei 2024, wat na het uitbrengen van de dagvaarding in dit kort geding was, de aandeelhouders van [gedaagde 1] opgeroepen tot het bijwonen van de AvA op 6 juni 2024 om 16.00 uur op het kantoor van de advocaat van [gedaagde 2] c.s. Daarmee heeft [gedaagde 2] in principe voldaan aan de statutaire bepaling. Hoewel de oproeping twee dagen te laat heeft plaatsgevonden, is gesteld noch gebleken dat [eiseres 1] c.s. daarvan schade hebben ondervonden.
4.5.
[eiseres 1] c.s. hebben ter zitting verklaard dat zij niettemin nog steeds belang hebben bij handhaving van dit gedeelte van de vordering, omdat zij vrezen dat [gedaagde 2] de oproeping voor de AvA intrekt of dat de AvA anderszins door toedoen van [gedaagde 2] geen doorgang zal vinden. Zij hebben echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat die vrees gegrond. Bovendien heeft de advocaat van [gedaagde 2] c.s. meermaals ter zitting toegezegd dat de AvA op zijn advocatenkantoor zal plaatsvinden zoals geagendeerd. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan die toezeggingen te twijfelen.
4.6.
Aangezien [gedaagde 2] inmiddels gehoor heeft gegeven aan het verzoek van [eiseres 1] c.s. tot bijeenroeping van de AvA, is het belang van [eiseres 1] c.s. bij toewijzing van de gevorderde machtiging komen te vervallen. Vordering II wordt daarom afgewezen.
Schorsing en benoeming bestuurder van [gedaagde 1] (vordering III.)
4.7.
[eiseres 1] c.s. leggen aan hun vordering tot schorsing van [gedaagde 2] als bestuurder van [gedaagde 1] en benoeming van [persoon C] als nieuwe bestuurder ten grondslag dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] (namens [gedaagde 2] handelend als bestuurder van [gedaagde 1] ) zich schuldig hebben gemaakt aan wanbeleid. [gedaagde 4] is kort na opening van de studio op vakantie gegaan en heeft bij terugkeer alle werknemers de deur gewezen en de studio gesloten. Daarnaast heeft hij de werknemers onbetaald en zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst gelaten. Afgesproken is dat [gedaagde 2] een
instapfeevan € 200.000,- zou betalen, dat heeft zij nog steeds niet (volledig) gedaan. [eiseres 1] c.s. achten het van belang om [gedaagde 2] per omgaande te schorsen als bestuurder van [gedaagde 1] om zodoende verdere schade zoveel mogelijk te beperken. Zolang [gedaagde 2] bestuurder blijft, is er geen mogelijkheid om de tattoostudio te openen en open te houden, wat van belang is om omzet te genereren en de vaste lasten te kunnen voldoen. De werknemers hebben aangegeven niet met [gedaagde 4] te kunnen werken. [persoon C] is in staat om in ieder geval tot de AvA leiding te geven aan [gedaagde 1] en daarmee aan [gedaagde 3] .
4.8.
[gedaagde 2] c.s. betwisten het gestelde wanbeleid. Zij voeren aan dat, toen [gedaagde 4] terugkeerde van vakantie, een kluis met in totaal € 10.000,- aan kasgeld was ontvreemd, het personeel niet in de tattoostudio aanwezig was en [persoon C] illegaal bleek te wonen boven de studio. [gedaagde 4] heeft de studio tijdelijk gesloten om te onderzoeken wat er precies aan de hand was. Sinds 21 mei 2024 houdt [gedaagde 4] de studio open conform de openingstijden. [gedaagde 2] c.s. hebben het personeel opgeroepen om (weer) te komen werken, maar het personeel geeft daar geen gehoor aan. [gedaagde 2] c.s. vermoeden dat het personeel wordt aangestuurd door [persoon A] en [persoon B] .
[gedaagde 2] c.s. wijzen er verder op dat [gedaagde 2] , [eiseres 1] en [eiseres 2] , als aandeelhouders van [gedaagde 1] , zijn overeengekomen dat voor een aandeelhoudersbesluit tot benoeming of ontslag van een bestuurder een meerderheid van 75% van de stemmen is vereist. Dat betekent dat schorsing van [gedaagde 2] en benoeming van [persoon C] als bestuurder van [gedaagde 1] pas mogelijk is als ook [gedaagde 2] daarmee instemt.
4.9.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in de stelling van [gedaagde 2] c.s. dat sprake is van een aandeelhoudersovereenkomst waarin is vastgelegd dat voor benoeming of ontslag van een bestuurder een meerderheid van 75% is vereist. Uit artikel 24 lid 2 van de statuten van [gedaagde 1] vloeit voort dat een besluit tot benoeming of ontslag van bestuurders wordt genomen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onvoldoende aannemelijk is dat de aandeelhouders van [gedaagde 1] afspraken hebben gemaakt die afwijken van de besluitvorming zoals bepaald in de statuten. Vaststaat dat [gedaagde 4] , [persoon A] en [persoon B] in onderhandeling waren over de structuur van hun samenwerking en dat in dat kader een concept-aandeelhoudersovereenkomst is opgesteld. Tot een ondertekening daarvan is het echter niet gekomen. Dat het concept slechts een formalisering is van mondelinge afspraken die op 18 december 2023 zouden zijn gemaakt, hebben [eiseres 1] c.s. gemotiveerd betwist en [gedaagde 2] c.s. niet aannemelijk gemaakt. De bespreking tussen de aandeelhouders op 18 december 2023 vond plaats in aanwezigheid van belastingadviseur [persoon D] (hierna: [persoon D] ) en boekhouder [persoon E] (hierna: [persoon E] ). [gedaagde 2] c.s. hebben een schriftelijke verklaring van [persoon D] van 28 mei 2024 (productie 10) overgelegd, waarin is vermeld dat de aandeelhouders hebben afgesproken dat voor alle belangrijke besluiten, waaronder de benoeming van bestuurders, alle aandeelhouders schriftelijk akkoord moeten geven. [eiseres 1] c.s. hebben echter een verklaring van [persoon E] van 29 mei 2024 (productie 22) overgelegd die dat uitdrukkelijk weerspreekt. Ten overvloede voegt de voorzieningenrechter hier aan toe dat de wettelijke regeling van artikel 2:244 BW ertoe dient ervoor te waken dat ontslag van een bestuurder te zeer wordt bemoeilijkt dan wel onmogelijk wordt gemaakt. Deze regeling dient het belang van de vennootschap. In de statuten kan hier niet van worden afgeweken. De gedachte die uit de wettelijke regeling spreekt is dat het handhaven van een bestuurder tegen de wens van aandeelhouders in die tezamen meer dan twee derden van de uitgebrachte stemmen en meer dan de helft van het kapitaal vertegenwoordigen, in het algemeen op gespannen voet staat met het vennootschapsbelang, welke situatie moet worden voorkomen.
Voorshands wordt dan ook aangenomen dat op de AvA het besluit tot schorsing en benoeming van bestuurders rechtsgeldig kan worden genomen met een volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen.
4.10.
De vraag is vervolgens of [eiseres 1] c.s. belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening om [gedaagde 2] per direct te schorsen en [persoon C] te benoemen als bestuurder voor de periode totdat de AvA een rechtsgeldig besluit heeft genomen over de bestuurderschap van [gedaagde 1] . Daarbij moet bedacht worden dat dit vonnis wordt uitgesproken op de dag dat de AvA staat gepland. Aangezien dit vonnis in de ochtend wordt uitgesproken en de AvA die dag om 16.00 uur is gepland, zal dit vonnis slechts enkele uren effect sorteren.
Beoordeeld moet worden of het door [eiseres 1] c.s. gestelde wanbeleid door [gedaagde 2] dusdanig ernstig is dat van [eiseres 1] c.s. niet verlangd kan worden om de enkele uren die resteren tot de besluitvorming van de AvA af te wachten en toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.11.
Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
Op basis van de voorliggende stukken kan niet worden aangenomen dat [gedaagde 2] zich als bestuurder van [gedaagde 1] schuldig heeft gemaakt aan wanbeleid of onbehoorlijk bestuur. Uit de laatste pagina van productie 11 van [eiseres 1] c.s. blijkt dat [gedaagde 4] [eiseres 1] c.s. via WhatsApp van tevoren op de hoogte had gesteld van zijn reis naar Turkije en zijn vakantie en doorgaf hoe hij de onderneming zou achterlaten. [eiseres 1] c.s. waren hiermee akkoord. Uit de berichten van werknemers (productie 9 van [eiseres 1] c.s.) kan worden afgeleid dat zij verwijten maken aan het managementteam en niet enkel richting [gedaagde 4] . De stelling van [eiseres 1] c.s. dat een
instapfeevan € 200.000,- is overeengekomen, hebben [gedaagde 2] c.s. bestreden en vindt ook geen steun in de e-mail van 30 september 2023 van [gedaagde 4] (zie r.o. 2.3.) waarin is vermeld dat [gedaagde 4] het bedrag van € 200.000,- leent aan [gedaagde 1] . Verder twisten partijen over de vraag wat de rechtspositie is van het personeel dat afkomstig is van tattoostudio [gedaagde 3] (waarbij [persoon A] en [persoon B] waren betrokken), wat de situatie van de tattoostudio was waarop [gedaagde 4] het aantrof bij terugkeer van zijn vakantie, de toedracht van de diefstal van de kluis en de (mogelijke) rol van [persoon C] daarin en de wijze waarop [gedaagde 2] of [gedaagde 4] op dit moment zorgdraagt voor de tattooshop.
De voorzieningenrechter heeft de indruk dat beide partijen debet zijn aan de huidige wanorde. Dat dit enkel te wijten is aan [gedaagde 2] c.s., is niet aannemelijk. Er is dan ook onvoldoende grond om vordering III. toe te wijzen.
Opening studio en afgifte sleutels (vordering I.)
4.12.
Volgens [eiseres 1] c.s. houden [gedaagde 2] c.s. de tattoostudio gesloten, maar [gedaagde 2] c.s. voeren aan dat zij de studio wel degelijk open houden. Wel staat vast dat er geen personeel is, zodat de studio feitelijk niet draait en er geen omzet wordt gegenereerd. Nadat [gedaagde 2] c.s. de studio een tijd hadden gesloten om orde op zaken te stellen, hebben zij bepaalde werknemers opgeroepen om weer te komen werken, maar aan die oproepen is geen gehoor gegeven. Dat ligt niet alleen aan [gedaagde 2] c.s. Uit de stukken blijkt dat al vóór de terugkeer van [gedaagde 4] het personeel niet tevreden was en er klachten waren over het managementteam in het algemeen. Een van die klachten is dat het loon over april nog niet is betaald. Op dat moment was [gedaagde 4] echter op vakantie en had hij [persoon C] opgedragen om daarvoor zorg te dragen.
[gedaagde 2] wenst nu ander personeel in te zetten, maar kan daartoe niet overgaan vanwege de afspraak dat zij alleen met instemming van de andere twee aandeelhouders personeel in dienst kan nemen. De andere twee aandeelhouders zijn pas bereid om verder te praten over de samenwerking als [gedaagde 2] de
instapfeeheeft betaald. Op dat punt is echter een discussie gaande over de inbreng van [gedaagde 2] in de samenwerking, in hoeverre [gedaagde 2] heeft ingelegd en hoe die inleg moet worden geduid. Op deze wijze houden de aandeelhouders van [gedaagde 1] elkaar gegijzeld en in een patstelling.
4.13.
Vordering I. wordt volledig afgewezen.
Niet gebleken is dat werknemers door [gedaagde 2] c.s. worden belet om werkzaamheden uit te voeren in de tattoostudio. Daarmee hebben [eiseres 1] c.s. geen belang bij toewijzing van de vordering tot opening van de studio en de werknemers tot de studio toe te laten.
[gedaagde 2] is nog steeds de statutair bestuurder van [gedaagde 1] en daarmee van [gedaagde 3] . Er is geen grond om [gedaagde 2] c.s. te veroordelen de sleutels van de studio af te geven aan [persoon C] .
De vorderingen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 3]
4.14.
Alle vorderingen zijn ook ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 3] die niet in deze procedure zijn verschenen. In de hiervóór geschetste situatie, en omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] niet in staat worden geacht de gewenste en gevorderde feitelijke handelingen te verrichten, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de vorderingen af te wijzen.
Proceskosten
4.15.
Dat de vorderingen van [eiseres 1] c.s. worden afgewezen, neemt niet weg dat partijen inhoudelijk over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld. Om die reden worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verstek tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 3] die niet zijn verschenen;
5.2.
wijst de vorderingen af;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.
2091 / 2009