ECLI:NL:RBROT:2024:5273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10-191870-23 / vordering TUL: 10-332723-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en wapenbezit door verdachte

Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juli 2023 in Heinenoord, samen met anderen, een poging heeft gedaan om een groot geldbedrag van twee slachtoffers af te nemen, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft de slachtoffers naar de plaats van de beroving gebracht en was op de hoogte van de aanwezigheid van gewapende medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict, waardoor hij als medepleger werd aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en moest schadevergoedingen betalen aan de benadeelde partijen, die ook slachtoffer waren van de geweldsdelicten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, maar vond de ernst van de feiten zwaarwegend genoeg voor een aanzienlijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-191870-23
Parketnummer vordering TUL: 10-332723-21
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-332723-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat volgens het dossier het handelen van de verdachte beperkt is gebleven. De betrokkenheid van de verdachte heeft hooguit bestaan uit het verschaffen van de tijd en de locatie van aankomst van de auto. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat er tussen de verdachte en zijn medeverdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft geen van de in de tenlastelegging genoemde handelingen uitgevoerd. Hij zat juist met de aangevers in de auto. Het geweld is ook op hem gericht geweest. De verdachte is niet betrokken geweest bij de planning of de uitvoering van het feit. De handelingen van verdachte zijn bij uitstek handelingen die een ondersteunende rol opleveren. Hierdoor kan niet worden gesproken van medeplegen en is hooguit sprake van medeplichtigheid.
4.2.2.
Beoordeling
De feitelijke handelingen die de verdachte heeft verricht staan niet ter discussie en volgen uit de bewijsmiddelen. De verdachte bekent deze en geeft hiervoor een verklaring. De vraag die beantwoord moet worden is op welke wijze het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden, als medeplegen of als medeplichtigheid aan de tenlastegelegde poging tot beroving.
Voor medeplegen is het noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, die gericht is op de totstandkoming van de te laste gelegde feiten. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het daadwerkelijk uitvoeren, maar ook naar wat hieraan vooraf is gegaan. De Hoge Raad spreekt van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Dit gewicht hoeft niet gelijkwaardig te zijn aan dat van de medeverdachten. Bij de beoordeling of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Aan het zich niet distantiëren komt op zichzelf geen grote betekenis toe. Het gaat erom dat de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict tenminste een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De bijdrage zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar kan ook geleverd zijn in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij medeplichtigheid is, kort gezegd, sprake van het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf.
Uit de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte blijkt dat hij de bestuurder van de auto is geweest waarin hij en de slachtoffers (bekenden van de verdachte) zaten. Dit was de auto van zijn moeder waarin hij wel vaker reed. Hij is vooraf met de aangevers ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) naar de kermis geweest in Tilburg. De verdachte wist dat [slachtoffer 1] die dag een groot geldbedrag bij zich zou (gaan) hebben. Zij gingen immers ook naar een afspraak die [slachtoffer 1] daar had om bitcoins in te wisselen. Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt verder dat hij de avond van tevoren het adres van [slachtoffer 1] nog specifiek had opgezocht, wat bedenkelijk is omdat hij wist waar het slachtoffer woonde omdat hij daar vaker kwam. Daarnaast heeft hij via Snapchat een afbeelding gestuurd van Google Maps, waarop de locatie staat aangeduid waar de verdachte de slachtoffers uiteindelijk heeft afgezet (Mollekade tussen Blaaksedijk-Oost en Jan van Galenstraat in Heinenoord).
Die afbeelding heeft hij ook ontvangen voorzien van een clown-emoji die was aangebracht op die bewuste plek.
De verdachte heeft verklaard deze afbeelding te hebben gedeeld met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Weliswaar heeft hij deze personen aangeduid met de namen “ [naam 1] ” en “ [naam 2] ”, maar tegenover de politie heeft hij zich versproken en daar waar hij “ [naam 2] ” wilde zeggen naar het oordeel van de rechtbank de naam van [medeverdachte 2] genoemd.
In de telefoon van de verdachte is verder een gesprek aangetroffen tussen hem en de medeverdachte [medeverdachte 2] , waaruit blijkt dat hij de afbeelding aan [medeverdachte 2] heeft verstuurd met daarbij de tekst
“Rond 11, in Heinoord”. Ook blijkt uit zijn telefoon dat hij en de medeverdachte [medeverdachte 2] elkaar in de late avond van 23 juli 2023 en in de nacht van 23 op 24 juli 2023 hebben geprobeerd te bellen. Dit alles ondersteunt ook het oordeel van de rechtbank.
De verdachte heeft verklaard dat hij de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gevraagd om “ [naam 1] ” te helpen met de overval, omdat het niet volgens plan liep: [slachtoffer 1] was namelijk, anders dan de verdachte had gedacht, niet alleen die avond/nacht. Uiteindelijk is de verdachte onder meer met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vanuit Tilburg naar Heinenoord gereden. Op dat moment werden zij opgewacht door in ieder geval twee, in het donker geklede mannen met een vuurwapen. De verdachte wist dat de mannen daar klaar zouden staan. Dat zij ook zo gewapend zouden zijn leidt de rechtbank af uit het feit dat de verdachte blijkens een door hem geschreven tekst in zijn mobiele telefoon kort voor de beroving en het schietincident bezig was geweest om de aanwezigheid van twee van vuurwapens voorziene personen ter plaatse te gaan melden aan Meld Misdaad Anoniem.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn handelen een intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, waardoor kan worden gesproken van medeplegen. De verdachte heeft tijd en locatie van aankomst van de slachtoffers in ieder geval doorgegeven aan de medeverdachte [medeverdachte 2] en heeft de slachtoffers in zijn auto vanaf Tilburg naar de afgesproken plaats in Heinenoord gebracht. De verdachte heeft zich, ondanks dat hij naar zijn eigen zeggen al twee weken eerder van het plan om [slachtoffer 1] te beroven wist, niet teruggetrokken, maar heeft juist de routes naar de plaats delict onderzocht en heeft op verschillende momenten contact gehad met ten minste twee medeverdachten waarbij hij informatie over plaats en tijd van de aankomst van de slachtoffers heeft geleverd en ervoor gezorgd dat uiteindelijk niet één, maar in ieder geval twee mannen op de afgesproken plaats stonden te wachten op de komst van de slachtoffers. Deze handelingen zijn organisatorisch en niet slechts ondersteunend van aard. Naar het oordeel van de rechtbank vervulde verdachte met deze handelingen een essentiële rol die van wezenlijk belang is geweest om het ten laste gelegde te kunnen plegen.
Gezien het bovenstaande kan niet worden gesproken van medeplichtigheid en dient de verdachte aangemerkt te worden als medepleger van het tenlastegelegde.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 1
hij op 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • met mondkapjes op en met een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] zich in bevonden en
  • een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] te richten en
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en
  • met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] te slaan en
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 29 augustus 2023 te Dordrecht, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk en/of type BBM Olympic 38, kaliber .22LR
en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer kogelpatronen, kaliber .22LR
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging om met (bedreiging met) geweld een groot geldbedrag van de slachtoffers af te nemen. De slachtoffers bevonden zich in een situatie waarin zij dachten dat zij veilig waren. Zij zaten namelijk in de auto van iemand van wie zij dachten dat hij een vriend was. De verdachte was echter al zeker twee weken op de hoogte van een door anderen bedacht plan om de slachtoffers te beroven. De verdachte heeft van tevoren plaats en tijd van de beroving doorgegeven aan de twee medeverdachten en heeft de slachtoffers naar de afgesproken plaats gebracht en heeft voor die tijd de medeverdachten op de hoogte te houden van hun bewegingen.
De verdachte heeft zich voorgedaan als een behulpzame vriend. Met zijn feitelijke handelen heeft de verdachte niet alleen met anderen zijn eigen vrienden beroofd, maar nog eens te meer inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat zij in hem hadden. De slachtoffers, waarvan de jongste destijds nog maar 14 jaar oud was, zijn in de krappe ruimte van een auto bedreigd met (nep)wapens. De verdachte heeft de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers daarvan op de koop toegenomen en zijn eigen belangen voorop gezet. Dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De beroving heeft plaats gevonden in de nachtelijke uren. Getuigen hebben verklaard wakker te zijn geworden door het geluid van een of meer schoten en van, meteen daarop, rennen en schreeuwen door meerdere jongens en het wegrijden van een auto. Een van de getuigen heeft het beschoten en bloedende slachtoffer op straat aangetroffen. Dit alles draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen met zich mee. Alleen al de aanwezigheid van vuurwapens draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Het bezit van vuurwapens leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Ook dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de situatie waarin de verdachte zich bevond. De verdachte heeft verklaard al enige tijd aangesproken te zijn geweest om een tegenprestatie te leveren voor een eerder aan hem verleende “gunst”. Hoewel dit hem zeker niet vrijpleit, heeft de rechtbank hiermee wel in de strafoplegging rekening gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 maart 2024. Dit rapport houdt het volgende in:
De verdachte bekent de feiten en heeft voor de aanleiding hiertoe zijn verklaringen. Hij was eenmaal eerder in contact met justitie. Als factoren die tot herhaald gedrag kunnen leiden hebben wij de denkwijze, het gedrag en houding van de verdachte gesignaleerd, alsmede zijn sociale contacten. De verdachte zegt uit zelfbehoud en behoud van zijn familieleden gehandeld te hebben. De ouders van de verdachte willen na de uitspraak in onderhavige strafzaak verhuizen.
De verdachte heeft verder zijn leven op de rit. Hij werkt bij een zorginstelling waar vol lof over hem gesproken wordt. Verder heeft hij goed en beschermend contact met de gezins-en familieleden. Er is geen sprake van middelen- en financiële problematiek
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
Gelet op de leeftijd van de verdachte is het adolescentenstrafrecht van toepassing. Op basis van onderhavig onderzoek ziet de reclassering geen aanleiding tot het adviseren van interventies vanuit het jeugdstrafrecht en wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De reclassering adviseert wel een ambulante behandeling maar omdat niet blijkt van welke specifieke (psychische en/of sociale) problematiek bij de verdachte sprake is, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. Zo die problematiek tezijnertijd wel zou kunnen worden vastgesteld kan behandeling daarvan worden meegenomen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 536,45 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is verzocht de vordering van [slachtoffer 1] te matigen tot € 5.000,00. Dit bedrag is in lijn zijn met jurisprudentie in vergelijkbare zaken. Daarnaast is subsidiair verzocht de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd en niet verder wordt toegelicht in de vordering.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd met uitzondering van de ringdoorbel. De rechtbank ziet geen rechtstreeks verband tussen het bewezen strafbare feit en het deel van de gevorderde schade dat betrekking heeft op de aankoop van een ringdoorbel door de moeder van de slachtoffers.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] met het door de verdachte gepleegde delict [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft binnen drie dagen na het feit twee spoedoperaties moeten ondergaan en heeft een groot blijvend litteken op zijn buik. Er zijn delen van zijn dunne darm weggehaald en er zat een gat in zijn blaas dat gehecht moest worden. Een aantal weken later heeft hij nog een operatie moeten onderdaan om de kogel, die vastzat in het schaambot, te verwijderen. Hij heeft anderhalve week in het ziekenhuis gelegen en kon al die tijd zijn bed niet uit. Eenmaal thuis, kon hij nog steeds niet lopen en is hij 15 kilo afgevallen. Hij is op andere wijze in de persoon is aangetast.
Daarnaast heeft hij psychische schade opgelopen. Weliswaar is dit niet separaat onderbouwd, maar de aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hij is met (vuur)wapens geslagen, bedreigd en beschoten in de krappe ruimte van een auto met alle gevolgen van dien (operaties, ziekenhuisopname). De rechtbank zal de immateriële schade van [slachtoffer 1] naar billijkheid vaststellen op € 10.000,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak.
Ook voor [slachtoffer 2] geldt dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor hem zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hij is bedreigd met een (nep)vuurwapen en is er getuige van geweest dat zijn broer werd geslagen, bedreigd en beschoten en was bovendien pas 14 jaar oud toen dit gebeurde. De rechtbank zal de immateriële schade van [slachtoffer 2] naar billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 juli 2023, de datum van het schade toebrengende feit.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] in totaal een schadevergoeding betalen van € 10.429,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet de verdachte in totaal een schadevergoeding van € 2.500,00 betalen. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 april 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld in vereniging veroordeeld tot een jeugddetentie van 27 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte groot 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 7 mei 2022.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Het eerder gepleegde feit betrof, net als in deze zaak aan de orde is, een diefstal met geweld.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. De rechtbank zal de jeugddetentie omzetten in een gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 43a, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 artikel van de Wet wapens en munitie

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 10.429,50 (zegge: tienduizend vierhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), bestaande uit een vergoeding van € 429,50 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 10.429,50(hoofdsom,
zegge: tienduizend vierhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.429,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
87 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 2.500,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van 14 dagen;
gelast dat deze jeugddetentie zal worden omgezet in gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
  • met mondkapje(s) op/voor het gezicht en/of met een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] zich in bevonden en/of
  • een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te richten en/of
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en/of
  • met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en/of
  • met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die Abdel Rahman onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval
aan een ander,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • met mondkapje(s) op/voor het gezicht en/of met een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] zich in bevonden en/of
  • een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te richten en/of
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en/of
  • met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en/of
  • met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 23 juli 2023 tot en met 24 juli 2023 te Tilburg en/of Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , in elk geval een ander te vertellen dat die [slachtoffer 1] bitcoins gaat uitcashen en/of een groot geldbedrag heeft en/of
  • telefonisch het adres van die [slachtoffer 1] en/of het bericht "rond 11 uur in Heinenoord" te sturen en/of
  • een plattegrond van de plaats delict te delen en/of
  • die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te informeren dat en/of wanneer hij, verdachte, met [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] op de aangegeven/doorgegeven plaats zou aankomen en/of
  • meermalen telefonisch contact te hebben met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , in elk geval een ander die onder meer [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] aldaar gewapend hebben opgewacht en/of
  • het voertuig te stoppen die hij, verdachte, bestuurde terwijl die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] bij hem in het voertuig zaten en/of die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , in elk geval een ander aldaar gewapend stonden;
Feit 2
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Dordrecht, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk en/of type BBM Olympic 38, kaliber .22LR en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer kogelpatronen, kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;