ECLI:NL:RBROT:2024:5388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
C/10/673616 / HA RK 24-130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van statuten van een stichting administratiekantoor na een vechtscheiding en de rol van belanghebbenden

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 4 juni 2024, wordt het verzoek van het bestuur van een stichting administratiekantoor behandeld om de statuten te wijzigen. De stichting, opgericht op 15 september 2015, is in het leven geroepen door [persoon A] en beheert het zakelijke vermogen van deze persoon. Na de echtscheiding van [persoon A] en [verweerder] op 14 juli 2021, is er een geschil ontstaan over de rol van [verweerder] binnen de stichting. Het bestuur van de stichting verzoekt om wijziging van artikel 15 van de statuten, omdat de huidige bepalingen niet voorzien in de situatie na de scheiding. De rechtbank oordeelt dat [verweerder] als belanghebbende moet worden aangemerkt, maar dat zij zich moet onthouden van inmenging in de governance van de stichting, gezien de eerdere afspraken tussen partijen over finale kwijting. De rechtbank concludeert dat de ongewijzigde handhaving van de statuten leidt tot gevolgen die bij de oprichting niet gewild waren. Daarom wordt het verzoek tot wijziging van artikel 15 van de statuten toegewezen, met de voorwaarde dat het bestuur binnen vier weken een authentiek afschrift van de wijziging indient. De overige beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/673616 / HA RK 24-130
Beschikking van 4 juni 2024 inzake het verzoek ex artikel 2:294 BW van
het bestuur van
[naam stichting],
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. W.G. Reddingius te Rotterdam,
tot wijziging van de statuten van voornoemde stichting,
met als belanghebbenden

1.[verweerder] ,

wonende te Bloemendaal,
verweerder,
verschenen in persoon,

2.[naam kind 1] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2015,
vertegenwoordigd door de wettelijke vertegenwoordigers de heer [persoon A] en [verweerder] voornoemd,

3.[naam kind 2] ,

geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2019,
vertegenwoordigd door de wettelijke vertegenwoordigers [persoon A] en [verweerder] , beiden voornoemd.
Partijen en de (vertegenwoordigers van) belanghebbenden worden hierna het bestuur, de Stichting, [verweerder] , [persoon A] en de kinderen genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties,
  • de e-mail van mr. Reddingius van 8 maart 2024,
  • de e-mail van [verweerder] van 18 maart 2024, met producties,
  • de e-mail van [verweerder] van 10 mei 2024, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 14 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
De Stichting is opgericht op 15 september 2015 door een trustkantoor in opdracht van [persoon A] . Sinds 1 december 2017 is [persoon A] enig bestuurder van de Stichting. De Stichting beheerst zakelijke vermogen van [persoon A] .
2.2.
[persoon A] en [verweerder] waren tot 14 juli 2021 getrouwd. Uit hun huwelijk zijn de kinderen geboren. Zij zijn nog minderjarig.
2.3.
[persoon A] en [verweerder] hebben op 17 november 2023 in een procedure bij de rechtbank Noord-Holland een schikking getroffen. In het proces-verbaal van de schikking is onder andere het volgende opgenomen:

Governance
9. Partijen zeggen over en weer aan elkaar toe dat zij zich zullen onthouden van inmenging van het bestuur en governance van elkanders rechtspersonen en de rechtspersonen die daaraan zijn gelieerd.
Kwijting
9. Onverlet het bepaalde in het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant, het ouderschapsplan en de daaraan gerelateerde twee vaststellingsovereenkomsten, (zie vonnis 4 januari 2023) verlenen partijen en aan hen gelieerde rechtspersonen aan elkaar aan hen gelieerde rechtspersonen na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure gevorderd hebben en al hetgeen zij mogelijk nog te vorderen hebben in het kader van de rechtsbetrekking die tussen hen heeft bestaan.”
2.4.
De statuten van de Stichting bepalen, voor zover nu relevant, als volgt:

BESTUUR: SAMENSTELLING, WIJZE VAN BENOEMEN EN BELONING
Artikel 4
(…)
2. De benoeming van bestuurders geschiedt als volgt:
a. indien [ [persoon A] ] en/of [ [verweerder] ] deel uitmaken van het bestuur worden bestuurders benoemd door het bestuur, waarbij het bestuur volledig aanwezig dient te zijn;
b. na defungeren van zowel [ [persoon A] ] als [ [verweerder] ] als bestuurders van de Stichting worden één of meer opvolgend bestuurders benoemd door een commissie, welke wordt gevormd door de directe afstammelingen van [ [persoon A] ] en [ [verweerder] ] mits de betreffende afstammeling reeds de leeftijd van één en twintig (21) jaar heeft bereikt, waarbij iedere persoon één (1) stem heeft. Zolang deze leeftijd niet is bereikt, neemt zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger zitting in deze commissie, dan wel indien het vermogen van een directe afstammeling onder bewind in de zin van Boek 4, titel 5, afdeling 7 van het Burgerlijk Wetboek staat, neemt de bewindvoerder plaats in de commissie;
c. mocht conform sub b geen benoeming kunnen plaatsvinden dan zal de rechtbank worden gevraagd om tot benoeming van bestuursleden over te gaan.
De hiervoor onder sub a bedoelde benoemingsbesluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen waarbij [ [persoon A] ] en [ [verweerder] ] voor zover ze deel uitmaken van het bestuur, ten gunste van (“voor”) de benoeming dienen te stemmen.
De hiervoor onder sub b bedoelde benoemingsbesluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
(…)
STATUTENWIJZIGING
Artikel 15
1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de statuten te wijzigen, behoudens artikel 15. Genoemd artikel kan niet worden gewijzigd. Een besluit tot statutenwijziging moet met algemenen stemmen worden genomen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Voor het wijzigen van artikel 4 lid 2 is goedkeuring nodig van [ [persoon A] ] en [ [verweerder] ]. Indien één van hen niet meer in leven is, is de ander zelfstandig bevoegd. In die gevallen waarin één van beiden nog wel in leven is, maar niet meer zelfstandig zijn of haar wil kan bepalen, dan wel wanneer beiden niet meer zelfstandig hun wil kunnen bepalen, is tussenkomst van de rechtbank noodzakelijk om tot wijziging van die betreffende artikelen te komen. Indien beiden niet meer in leven zijn, is goedkeuring nodig van de commissie als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub b. Indien goedkeuring van deze commissie niet mogelijk is, is eveneens tussenkomst van de rechtbank noodzakelijk.”

3.Het verzoek

3.1.
Het bestuur verzoekt – na wijziging van het verzoek – de rechtbank om artikel 15 van de statuten te wijzigen op de in het verzoekschrift beschreven wijze. [1] Aan het verzoek wordt – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Op dit moment komt [verweerder] op grond van de statuten een rol toe in het bestuur van de Stichting bij defungeren van [persoon A] en bij wijzigingen van de statuten. Het bestuur vindt dit ongewenst, omdat het huwelijk tussen [persoon A] en [verweerder] is ontbonden. Deze situatie is bij de oprichting van de Stichting niet voorzien of gewild. Na wijziging van artikel 15 wil het bestuur artikel 4 lid 2 en diverse andere bepalingen van de statuten wijzigen.
3.2.
[verweerder] voert primair het verweer dat [persoon A] haar niet meer in een procedure als deze mag betrekken, omdat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend (r.o. 2.3.). Het subsidiaire verweer van [verweerder] ziet erop dat volgens haar het bij de oprichting van de Stichting de uitdrukkelijke bedoeling van partijen is geweest dat de wettelijke vertegenwoordiger van de afstammelingen van [persoon A] , [verweerder] dus, de opvolgend bestuurder zou benoemen. Volgens [verweerder] doet de scheiding daar niets aan af.
3.3.
De standpunten van de kinderen zijn niet expliciet aan de orde gekomen. Naar de rechtbank begrijpt nemen [persoon A] en [verweerder] als vertegenwoordigers van de kinderen tegengestelde standpunten in: [persoon A] sluit zich aan bij het standpunt van het bestuur (dus bij zichzelf) en [verweerder] bij haar eigen standpunt.

4.De beoordeling

[verweerder] en de kinderen zijn belanghebbenden

4.1.
De rechtbank merkt [verweerder] aan als belanghebbende bij de Stichting, omdat op grond van artikel 4 van de statuten van de Stichting haar een rol toekomt bij het benoemen van de bestuurder(s) van de Stichting bij defungeren van [persoon A] en omdat krachtens artikel 15 haar goedkeuring nodig is om artikel 4 lid 2 van de statuten te wijzigen. Vanwege de (zij het uitgestelde) rol van de kinderen bij de benoeming van bestuurders en wijziging van statuten worden ook de kinderen als belanghebbenden aangemerkt.
[verweerder] moet zich onthouden van inmenging in de governance van de Stichting; beroep op finale kwijting slaagt niet
4.2.
[persoon A] en [verweerder] hebben afgesproken dat zij zich niet zullen inmengen in het bestuur en de governance van hun rechtspersonen en aan hen gelieerde rechtspersonen (r.o. 2.3). Ter zitting heeft [verweerder] erkend dat de Stichting een aan [persoon A] gelieerde rechtspersoon is. Zo ziet de rechtbank dat ook. De Stichting houdt immers wel voor [persoon A] en niet voor [verweerder] certificaten op aandelen. Dit betekent dat [verweerder] zich had moeten onthouden van inmenging in de governance van deze Stichting. Zij kan niet met een beroep op de finale kwijting zich toch bemoeien met de governance door bezwaar te maken tegen een door de Stichting voorgenomen wijziging van de statuten. Dat kan zij ook niet doen via de kinderen.
Ongewijzigde handhaving van de statuten leidt tot niet gewilde gevolgen
4.3.
Dat neemt niet weg dat de rechtbank moet toetsen of aan de voorwaarden voor een statutenwijziging is voldaan. Op grond van artikel 2:294 BW kan de rechtbank op verzoek van, onder meer, het bestuur, de statuten van een Stichting wijzigen, indien ongewijzigde handhaving zou leiden tot gevolgen die bij de oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild en de statuten de mogelijkheid tot wijziging niet voorzien. Dat hier sprake van is, heeft het bestuur voldoende aangetoond. De situatie waarin [persoon A] en [verweerder] gescheiden zijn, is niet verdisconteerd in de statuten. Het ongewijzigd in stand laten van artikel 15 van de statuten levert daarom gevolgen op die bij de oprichting redelijkerwijze niet zijn gewild. Nergens blijkt uit dat het de bedoeling van partijen was dat [verweerder] , direct of via de kinderen, ook na een echtscheiding – zeker na een ‘vechtscheiding’ – nog invloed zou kunnen hebben op het bestuur van de Stichting. [2]
4.4.
[persoon A] en [verweerder] hebben in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers niets aangevoerd namens de kinderen dat in de weg moet staan van de statutenwijziging.
4.5.
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank nog het volgende. Het huidige artikel 15 is in 2019 in de statuten opgenomen. Partijen waren toen nog getrouwd. Een beoordeling of ongewijzigde handhaving zou leiden tot gevolgen die bij deze
statutenwijzigingredelijkerwijze niet kunnen zijn gewild, leidt tot hetzelfde resultaat als hiervoor onder 4.3 en 4.4 uiteengezet.
4.6.
De rechtbank zal dan ook de verzochte wijziging van artikel 15 lid 1 toewijzen. Dit artikel komt als volgt te luiden:
Artikel 15
1. Het bestuur is bevoegd te besluiten de statuten te wijzigen met goedkeuring van [persoon A] en de Afstammelingen, mits de betreffende afstammeling reeds de leeftijd van een en twintig (21) jaar heeft bereikt. In de situatie dat [persoon A] is overleden en de beide Afstammelingen nog niet de leeftijd van een en twintig (21) jaar hebben bereikt, is het niet zonder tussenkomst van de rechter mogelijk om de statuten te wijzigen. Een besluit tot statutenwijziging moet met algemene stemmen worden genomen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
Verdere procesverloop
4.7.
Het bestuur dient binnen vier weken na de datum van deze beschikking een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten te overleggen met daarin alleen de wijziging van artikel 15 lid 1. Daarna zal de rechtbank de beslissing tot wijziging van artikel 15 lid 1 van de statuten in een eindbeslissing neerleggen en zal de griffier de gewijzigde statuten inschrijven in het in artikel 2:289 BW genoemde register. Wijzigingen die het bestuur zelf kan en wil aanbrengen, moet zij in een later stadium aanbrengen.
4.8.
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt het bestuur op om een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten binnen vier weken na de datum van deze beschikking aan de rechtbank te zenden,
5.2.
houdt alle overige beslissingen aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.
3727/1876

Voetnoten

1.Oorspronkelijk was ook aan de rechtbank gevraagd om andere bepalingen te wijzigen, maar dat verzoek is ingetrokken in de e-mail van 8 maart 2024 van mr. Reddingius.
2.Voorafgaand aan deze procedure hebben partijen negen andere procedures gevoerd.