ECLI:NL:RBROT:2024:553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
10/251961.23 / TUL VV: 10/076763.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging van partner met gevangenisstraf en toewijzing TUL

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen in 1980, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en preventief gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De zaak betrof mishandeling en bedreiging van zijn partner, met als gevolg een gevangenisstraf van 102 dagen, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de bedreiging, maar bewezenverklaring voor de mishandeling en vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van zijn vrouw, waarbij hij haar meerdere keren in het gezicht had geslagen, en aan de vernieling van haar telefoon en bril. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, omdat dit niet wettig en overtuigend was bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een alcoholprobleem en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat een gevangenisstraf noodzakelijk was. De verdachte had al 102 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, wat de rechtbank voldoende achtte. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/251961.23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/076763.23
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Polen) op [geboortedatum01] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van Rijswijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 (bedreiging) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 (mishandeling) en 2 (vernieling) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 102 dagen met aftrek van het voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/076763.23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 (bedreiging) zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 (bedreiging) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (mishandeling) en feit 2 (vernieling)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte de mishandeling van zijn vrouw (feit 1) ontkent en dat hij een eigen verhaal heeft geschetst.
De verdachte heeft ten aanzien van de vernieling van de telefoon en de bril (feit 2) een bekennende verklaring afgelegd. De verdachte heeft echter verklaard dat de telefoon niet van zijn vrouw maar van hemzelf was.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn vrouw [slachtoffer01] (feit 1) en vernieling van de telefoon en bril van mevrouw [slachtoffer01] (feit 2).
De verdachte ontkent dat hij zijn vrouw heeft mishandeld en heeft ter zitting verklaard dat zijn vrouw het letsel zelf heeft toegebracht. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De aangifte van [slachtoffer01] wordt ondersteund door de foto’s van haar letsel en het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant01] over wat mevrouw [naam01] tegen de verbalisant heeft verklaard (de-auditu verklaring). Op basis hiervan wordt bewezen geacht dat de verdachte zijn vrouw [slachtoffer01] meerdere keren in haar gezicht heeft geslagen en gestompt (tweede gedachtestreepje). Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voor de onderdelen: (i) aan haar haren trekken (eerste gedachtestreepje) en (ii) op of tegen het lichaam duwen (derde gedachtestreepje) moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan voldoende bewijs.
De verdachte heeft ten aanzien van het tweede feit bekend dat hij de telefoon en de bril van zijn vrouw heeft vernield. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon zelf heeft gekocht, heeft hij ook verklaard dat zijn vrouw de telefoon in gebruik had. Zodoende is de rechtbank van oordeel dat de telefoon - in ieder geval - ten dele aan mevrouw [slachtoffer01] toebehoorde.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 een 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 24 september 2023 tot en met 29 september 2023
te Rotterdam zijn vrouw, [slachtoffer01] , heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- meermalen tegen haar gezicht, in elk geval haar lichaam te slaan/stompen
2
hij omstreeks de periode van 24 september tot en met 29 september 2023 te
Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon (Samsung S9) en een bril, die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , toebehoorden heeft vernield
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd;

2.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn vrouw mishandeld door haar meerdere keren te slaan. Hierdoor is letsel ontstaan aan het oog en aan de lip van zijn vrouw. Ook heeft de verdachte de bril van zijn vrouw en de telefoon - die zijn vrouw in gebruik had - vernield. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich - kort nadat hij uit detentie kwam na een eerdere mishandeling van zijn vrouw – weer zo gewelddadig heeft gedragen. Dat de verdachte kampt met een alcoholprobleem en zich al eerder agressief heeft opgesteld richting zijn vrouw, is uitermate zorgwekkend. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vrouw en haar respectloos behandeld. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de verdachte dat hij zich kan beheersen en een veilige situatie creëert voor zijn omgeving, in het bijzonder voor zijn vrouw.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog dhr. [psycholoog01]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 19 december 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De psycholoog concludeert dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde kampte met een stoornis in alcoholgebruik en dat hij narcistische persoonlijkheidstrekken heeft. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Het tenlastegelegde is in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en het recidiverisico wordt als matig-hoog getaxeerd. De psycholoog adviseert om een klinische en poliklinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 januari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering conformeert zich aan het advies van psycholoog [psycholoog01] en schat het risico op recidive in als gemiddeld-hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, bestaande uit een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en een inspanningsverplichting om huisvesting en werk te vinden. Ten aanzien van de opname heeft de reclassering in het rapport aangegeven dat er een spoedindicatie voor een opname in een verslavingskliniek bij het IFZ is aangevraagd, maar dat het momenteel niet bekend is bij welke zorginstelling het IFZ de verdachte zal melden en wanneer het zorgaanbod beschikbaar is.
De rechtbank heeft acht geslagen op voorgaande rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog en de reclassering gedragen worden door hun bevindingen neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast is in aanmerking genomen dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De officier van justitie en de verdediging hebben verzocht een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden achterwege te laten. De rechtbank komt tot hetzelfde oordeel. De verdachte heeft tot aan de zitting een geruime tijd, te weten 102 dagen, in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank oordeelt dat een gevangenisstraf van 102 dagen voldoende recht doet aan de ernst en aard van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om daarnaast ook nog een voorwaardelijk deel op te leggen. Daarbij speelt ook een rol – zoals de reclassering opmerkt – dat de verdachte niet voldoende intrinsiek gemotiveerd lijkt. De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdachte de aanpak van zijn alcohol- en relatieproblemen liever zelf organiseert in een vrijwillig kader.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging (10-076763-23)

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 juni 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven
krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 juli 2023.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 102 (honderdtwee) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
2 (twee) weken, van de bij vonnis van 29 juni 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2023 tot en met 29 september 2023
te Rotterdam
zijn vrouw/levensgezel, [slachtoffer01] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- aan haar haren te trekken en/of
- (meermalen) tegen haar gezicht, in elk geval haar lichaam te slaan/stompen en/of
- op/tegen het lichaam te duwen;
2
hij in of omstreeks de periode van 24 september tot en met 29 september 2023 te
Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon (Samsung S9) en/of een bril, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
3
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2023 tot en met 29 september 2023
te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "je zal niet levend uit het hotel
komen", "je verdient het niet als persoon om op de wereld te lopen", "ik stop pas
met slaan als je hoofd kapot is", "ik verstik je met mijn handen en draai je nek om"
en/of "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.