Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon B] , die handelt onder de naam [bedrijf B] ,
[bedrijf C],
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 september 2023, met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [persoon B] en [bedrijf C] , waarbij zij ook een eis in reconventie (tegeneis) hebben ingediend;
- het schriftelijke verweer van [persoon B] en [bedrijf C] , met bijlagen,
- het antwoord in reconventie, met bijlagen;
- de akte van [persoon A] van 8 april 2024, met een vermeerdering van de eis;
2.De beoordeling
- de potloodstrepen op de kunststofkozijnen en badkamertegel;
- verschillende draaikiepramen die in de kozijnen zijn gezakt;
- beschadigde glaslatten van de nieuwe kozijnen;
- de afwerking van de binnenkant van de voordeur;
- het afkitten van de betonband van de schuifpui.
Ik heb [persoon A] ervoor gewaarschuwd dat zonnewering niet geplaats kon worden, omdat de opstand van metsel niet genoeg is en dat risico bestaat dat ter plekke van bevestiging metselwerk loskomt en is ook gebeurd.” Er is dus geen discussie over dat het metselwerk beschadigd is door de werkzaamheden van [persoon B] . De kantonrechter begrijpt dat [persoon B] vindt dat hij hiervoor niet aansprakelijk is, omdat hij [persoon A] gewaarschuwd heeft voor dit risico (artikel 7:754 BW). Tijdens de zitting heeft [persoon A] betwist dat hij door [persoon B] is gewaarschuwd. Hij heeft aangegeven dat [persoon B] juist zelf het initiatief heeft genomen om de zonwering op te hangen. Omdat [persoon B] hier niet op heeft gereageerd heeft hij dit verweer onvoldoende onderbouwd. Ook voor deze schade is hij daarom aansprakelijk (artikel 7:760 lid 2 BW).
Totaal ontvangen 2000+5000+4000 = -11.000,-”. Volgens [persoon A] gaat dit laatste om contante betalingen. [persoon B] en [bedrijf C] hebben dat niet betwist, aangezien zij niet meer hebben gereageerd. Daarom staat dit vast.