ECLI:NL:RBROT:2024:5634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/10/679225 / KG ZA 24-448
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting uit het lidmaatschap van een volkstuinvereniging en schorsing van de uitvoering van het besluit

In deze zaak vorderden twee leden van de volkstuinvereniging 'Hordijkerveld' schorsing van de uitvoering van het besluit van het bestuur om hen uit het lidmaatschap te ontzetten. Het bestuur had hen op 9 mei 2024 op de hoogte gesteld van de ontzetting en hen verzocht hun tuin te ontruimen. De leden waren het niet eens met deze gang van zaken en vorderden bij de voorzieningenrechter om de uitvoering van het besluit op te schorten totdat in een bodemprocedure zou zijn vastgesteld of de ontzetting rechtsgeldig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering werd afgewezen, omdat de vereniging had toegezegd geen uitvoering te geven aan het besluit in afwachting van een hoger beroep bij de algemene ledenvergadering (ALV). De voorzieningenrechter stelde vast dat de ontruiming weliswaar prematuur was, maar dat de toezegging van de vereniging voldoende was om het belang van de leden bij hun vordering te ontzenuwen. De vereniging werd wel veroordeeld in de proceskosten van de leden, omdat de toezeggingen pas na de dagvaarding waren gedaan. De kosten werden begroot op € 1.744,42, inclusief wettelijke rente. Het vonnis werd uitgesproken op 18 juni 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679225 / KG ZA 24-448
Vonnis in kort geding van 18 juni 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats 2],
eiseressen,
advocaat mr. R.H. Steensma te Rotterdam,
tegen
de vereniging
VOLKSTUINVERENIGING 'HORDIJKERVELD',
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Polet te Zoetermeer.
Partijen worden hierna [eiseressen] en de vereniging genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 mei 2024;
  • de 10 producties van [eiseressen];
  • de 6 producties van de vereniging;
  • de pleitnota van [eiseressen];
  • de pleitnota van de vereniging.
1.2.
Aan het einde van de zitting op 4 juni 2024 is de procedure aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven. Op 12 juni 2024 heeft de advocaat van [eiseressen] laten weten dat er geen overeenstemming is bereikt en is verzocht om vonnis te wijzen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Met brieven van 9 mei 2024 heeft de vereniging aan [eiseressen] meegedeeld dat het bestuur heeft besloten [eiseressen] te ontzetten uit het lidmaatschap van de vereniging, onder opgaaf van de redenen. In een e-mail van 16 mei 2024 heeft de vereniging aan [eiseressen] doorgegeven dat zij tot 6 juni 2024 de tijd hebben om alle zaken in verband met de ontruiming en de verkoop van hun tuin met de opstallen te regelen en de sleutels in te leveren en dat het water en elektriciteit per 6 juni 2024 worden afgesloten. [eiseressen] zijn het niet eens met (de gang van zaken rondom) de ontzetting.

3.De vordering

3.1.
[eiseressen] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primairom de vereniging te gebieden om de uitvoering van de ontzettingsbrieven van 9 mei 2024 op te schorten en hen ongehinderd toegang tot hun tuin en het genot daarvan te verlenen totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn vastgesteld dat de ontzettingen rechtsgeldig zijn gedaan en overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid ongewijzigd in stand zullen kunnen blijven;
  • subsidiairom enige voorlopige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter redelijk en billijk acht;
  • op straffe van een dwangsom;
  • veroordeling van de vereniging in de kosten van dit geding waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vereniging en haar leden zich in beginsel hebben te houden aan de statuten van de vereniging. Artikel 8 lid 6 van de statuten luidt als volgt:
“Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Zij geschiedt door het bestuur, dat het lid zo spoedig mogelijk van het besluit in kennis stelt, met opgave van de redenen. Het betrokken lid is bevoegd binnen één maand na de ontvangst van de kennisgeving in beroep te gaan bij de algemene ledenvergadering. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. Een geschorst lid heeft geen stemrecht.”
4.2.
Het bestuur van de vereniging heeft gebruik gemaakt van de, op basis van de statuten op haar rustende, bevoegdheid om [eiseressen] te ontzetten uit hun lidmaatschap. Voor zover [eiseressen] een oordeel willen over de rechtmatigheid van de ontzetting – verwezen wordt naar randnummer 13 van de dagvaarding – geldt dat het niet aan de voorzieningenrechter is om vast te stellen of het besluit tot ontzetting onrechtmatig is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. Nog los van het feit dat voor een dergelijke declaratoire uitspraak geen plaats is in kort geding, wijzen de statuten, in eerste instantie, de algemene ledenvergadering (hierna: de ALV) aan als het bevoegde orgaan om daarover te beslissen. Als [eiseressen] willen opkomen tegen het besluit, dienen zij de weg te bewandelen die de statuten daarvoor aanwijst. Dat betekent dat de eerste stap tegen het ontzettingsbesluit een beroep bij de ALV is.
4.3.
Tijdens de zitting was de beroepstermijn nog niet verlopen. [eiseressen] hadden toen nog geen beroep ingesteld bij de ALV, maar verklaarden daartoe over te zullen gaan.
4.4.
De voorzieningenrechter kan niet over (de beslissing van) de ALV heen kijken. Anders geformuleerd moet die beslissing worden afgewacht en kan niet op een mogelijk negatieve beslissing vooruitgelopen worden. Er is ook geen grond om, voor de periode totdat de ALV heeft beslist op het beroep, de gevraagde voorzieningen toe te wijzen of andere voorzieningen te treffen. De aankondiging op 16 mei 2024 over ontruiming van de tuin en afsluiting van energie was weliswaar prematuur – de vereniging had op grond van de statuten eerst de beroepstermijn en de eventuele beroepsprocedure moeten afwachten – maar de vereniging is daarvan teruggekomen door op 29 mei 2024 aan [eiseressen] te laten weten dat zij niet over zal gaan tot ontruiming en/of verkoop van de tuinen totdat het ingestelde beroep bij de ALV door de ALV is behandeld. Daarnaast heeft de vereniging tijdens de zitting uitdrukkelijk toegezegd dat de water- en elektriciteitsvoorzieningen niet zullen worden afgesloten en dat de toegang van [eiseressen] tot hun tuin gegarandeerd blijft. Vooralsnog is er geen reden om te twijfelen aan die toezeggingen, zodat [eiseressen] geen belang meer hebben bij toewijzing van hun vorderingen.
4.5.
Dat betekent dat de vorderingen worden afgewezen.
4.6.
Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de vereniging te veroordelen in de proceskosten van [eiseressen] De toezeggingen van de vereniging (op 29 mei en 4 juni 2024) om (nog) niet over te gaan tot ontruiming en om [eiseressen] (voorlopig) toe te laten tot hun tuin, zijn gedaan na het uitbrengen van de dagvaarding op 24 mei 2024. [eiseressen] hebben dit kort geding dan ook terecht aanhangig gemaakt. De kosten van [eiseressen] worden begroot op:
- betekening oproeping € 139,42
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.744,42
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de vereniging in de proceskosten van [eiseressen] van € 1.744,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als de vereniging niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de vereniging € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt de vereniging in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de in 5.2. bedoelde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.
2091 / 2009