ECLI:NL:RBROT:2024:5648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
11065093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid ex-werknemer in kort geding tegen ex-werkgever over Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een ex-werknemer, aangeduid als '[eiseres]', en haar voormalige werkgever, Fivoor B.V. De ex-werknemer vorderde onder andere een Ziektewet-uitkering en een voorschot op niet uitbetaalde verlofuren, alsook een voorschot op schadevergoeding wegens slecht werkgeverschap. De ex-werknemer was van 1 november 2022 tot 1 november 2023 in dienst bij Fivoor en had zich op 17 september 2023 ziekgemeld. Fivoor meldde haar echter per 27 september 2023 beter, wat door de ex-werknemer werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat de ex-werknemer niet ontvankelijk was in haar vordering tot betaling van de Ziektewet-uitkering, omdat deze vordering onder het bestuursrecht valt en de ex-werknemer het UWV moest aanspreken. De overige vorderingen, waaronder die voor verlofuren en schadevergoeding, werden eveneens afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de ex-werknemer onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de proceskosten voor haar rekening kwamen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11065093 VV EXPL 24-216
datum uitspraak: 18 juni 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: mr. G. de Haas,
tegen
Fivoor B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C. Brökling.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘Fivoor’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 mei 2024, met bijlagen;
  • de brief van 31 mei 2024 namens Fivoor, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen namens Fivoor.
1.2.
Op 4 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
- [eiseres] met de gemachtigde, vergezeld van een vriend en een kennis;
- namens Fivoor [naam 1] en [naam 2] (beiden HR adviseur) met de gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is van 1 november 2022 tot 1 november 2023 werkzaam geweest bij Fivoor, laatstelijk in de functie van Begeleider C. De arbeidsovereenkomst is geëindigd door het verstrijken van de overeengekomen bepaalde duur van 1 jaar.
2.2.
[eiseres] heeft zich op 17 september 2023 ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft zowel op 29 september als op 18 oktober 2023 aangegeven dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt is.
2.3.
Fivoor heeft [eiseres] per 27 september 2023 beter gemeld.
2.4.
[eiseres] heeft op 31 oktober 2023 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd over haar arbeids(on)geschiktheid. Het UWV heeft op 18 december 2023 geoordeeld dat [eiseres] op 29 september 2023 arbeidsongeschikt was.
2.5.
Op 17 januari 2024 heeft [eiseres] opnieuw een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Op 8 maart 2024 heeft het UWV geoordeeld dat [eiseres] in de periode 18 tot en met 31 oktober 2023 arbeidsongeschikt was.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
I. Fivoor te veroordelen om haar te betalen de Ziektewet-uitkering vanaf 1 november 2023 te vermeerderen met een verhoging van 50% over deze bedragen en de nog te vervallen Ziektewet-uitkeringen per maand dat zij arbeidsongeschikt blijft, op straffe van een dwangsom;
II. Fivoor te veroordelen om haar te betalen – bij wijze van voorschot – een bedrag van € 4.000,- aan niet uitbetaalde verlofuren over 1 november 2022 – 31 oktober 2023 te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
III. Fivoor te veroordelen om haar te betalen de door haar gemaakte kosten voor twee deskundigenoordelen en de door haar betaalde eigen bijdrage;
IV. Fivoor te veroordelen om haar te betalen een voorschot van € 10.000,00 op een nader in een bodemprocedure te bepalen schadevergoeding wegens slecht werkgeverschap;
V. Fivoor te veroordelen in de proceskosten met rente;
VI. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Fivoor voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt in het kader van de beoordeling – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen evenals de gevolgen hiervan voor Fivoor als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Ziektewet-uitkering
4.2.
[eiseres] stelt dat Fivoor haar ten onrechte per 27 september 2023 weer beter heeft gemeld, terwijl zij nog steeds ziek was. [eiseres] is ook ziek uit dienst gegaan. Fivoor is eigen risicodrager voor de Ziektewet en is gehouden aan [eiseres] een Ziektewet-uitkering te verstrekken zolang zij arbeidsongeschikt is, aldus [eiseres].
4.3.
Fivoor voert aan dat de kantonrechter onbevoegd is om de vordering als bedoeld in sub I te beoordelen. Als [eiseres] vindt dat zij recht heeft op een Ziektewet-uitkering en de eigen risicodrager die uitkering niet betaalt dan moet Fivoor het UWV aanspreken en niet Fivoor. Op deze kwestie is het bestuursprocesrecht van toepassing. Ook inhoudelijk is de vordering niet toewijsbaar, omdat [eiseres] niet ziek uit dienst is gegaan. De deskundigenoordelen van het UWV zijn niet juist, aldus Fivoor.
4.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Wil [eiseres] aanspraak kunnen maken op een uitkering op grond van de Ziektewet, dan zal er eerst een besluit moeten zijn van het UWV waarin dat staat. Als een ex-werkgever een eigenrisicodrager is voor de Ziektewet (zoals Fivoor), dan keert de ex-werkgever namens het UWV het ziekengeld uit. Doet de ex-werkgever die eigenrisicodrager is dit niet, dan keert het UWV het ziekengeld uit aan de werknemer en kan het UWV dit op de ex-werkgever verhalen (artikel 63a lid 3 Ziektewet). Een en ander brengt mee dat [eiseres] het UWV moet aanspreken voor het vaststellen van haar recht op en betaling van het ziekengeld en zo nodig de bestuursrechtelijke rechtsgang moet volgen. Dit betekent dat [eiseres] in dit kort geding niet-ontvankelijk is voor wat betreft onderdeel I van haar vordering.
Kosten deskundigenoordelen
4.5.
[eiseres] vordert de door haar gemaakte kosten voor twee deskundigenoordelen
(€ 100,00 per oordeel) en de door haar betaalde eigen bijdrage (€ 156,00).
4.6.
Fivoor voert aan dat de kosten voor de deskundigenoordelen voor rekening van [eiseres] dienen te blijven. Het eerste deskundigenoordeel is onnodig geweest. Het tweede deskundigenoordeel voldoet niet aan de eisen die hieraan gesteld mogen worden. Het ligt op de weg van [eiseres] om de kosten van het UWV terug te vragen, aldus Fivoor.
4.7.
De kantonrechter oordeelt dat de gemaakte kosten voor de deskundigenoordelen samenhangen met de vordering tot betaling van de Ziektewet-uitkering. Nu de kantonrechter [eiseres] in die vordering niet-ontvankelijk heeft verklaard en deze vordering dus niet inhoudelijk wordt beoordeeld, is voor toewijzing van een bedrag voor de kosten van de twee deskundigenoordelen in dit kort geding geen plaats. Voor zover de vordering strekt tot betaling van de eigen bijdrage door Fivoor aan [eiseres] geldt dat hiervoor geen grondslag is gesteld of gebleken naast de hierna nog te bespreken proceskosten.
Voorschot verlofuren
4.8.
[eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 4.000,- (als voorschot) – voor haar verlofuren over de periode 1 november 2022 tot 31 oktober 2023. [eiseres] stelt dat Fivoor haar ten onrechte per 27 september 2023 beter heeft gemeld en haar verlofuren vervolgens ten onrechte heeft gebruikt als loon.
4.9.
Fivoor voert aan dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij deze vordering. Daarnaast is het gevorderde bedrag uit de lucht gegrepen, in de dagvaarding ontbreekt iedere onderbouwing. [eiseres] heeft het haar bekende verweer van Fivoor ook niet in de dagvaarding opgenomen en besproken, wat in het kader van een substantiëringsplicht wel had gemoeten. [eiseres] heeft bovendien meer ontvangen dan waar zij recht op heeft, aldus Fivoor.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] in reactie op het verweer van Fivoor haar spoedeisend belang bij dit onderdeel van de vordering niet (nader) heeft onderbouwd. Daarop strandt dit onderdeel al. Was wel een spoedeisend belang gebleken, dan was dit onderdeel van de vordering ook niet toegewezen. Of [eiseres] nog recht heeft op uitbetaling van enig bedrag aan verlofuren en zo ja, hoeveel, is immers afhankelijk van het antwoord op de vraag of [eiseres] op 27 september 2023 en vervolgens tot einde dienstverband al dan niet arbeidsongeschikt was. Daarover verschillen partijen van mening. De adviezen van de bedrijfsarts en de deskundigenoordelen van het UWV wijken van elkaar af. Het is voor de kantonrechter zonder nadere bewijslevering – waarvoor dit kort geding zich niet leent – niet mogelijk om van één van die adviezen/oordelen uit te gaan. Daar komt bij dat partijen van mening verschillen over het aantal verlofuren dat nog open zou hebben gestaan. Een en ander kan in een bodemprocedure verder uitgezocht worden. Er is geen reden om op de uitkomst hiervan vooruit te lopen.
Voorschot schadevergoeding
4.11.
[eiseres] vordert verder een voorschot van € 10.000,00 op een nader in een bodemprocedure te bepalen schadevergoeding vanwege slecht werkgeverschap. [eiseres] stelt door Fivoor vanaf de zomerperiode 2023 stelselmatig en structureel te zijn tegengewerkt. Een beloofde vaste aanstelling ging om onduidelijke redenen niet door. [eiseres] is door collega’s gepest en haar gezondheidsklachten werden genegeerd. [eiseres] is thans nog steeds niet hersteld van haar psychische klachten die hun basis hebben in het dienstverband bij Fivoor, aldus [eiseres].
4.12.
Fivoor betwist dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
4.13.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat door [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat sprake was van slecht werkgeverschap én dat er reden is om – vooruitlopend op een bodemprocedure – in dit kort geding een voorschot toe te kennen. De overgelegde whatsapp-berichten zonder duidelijke toelichting waar deze precies over gaan en een eigen – ongedateerde – verklaring van [eiseres] zelf zijn onvoldoende. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
4.14.
[eiseres] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Fivoor op € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering sub I;
5.2.
wijst de overige vorderingen van [eiseres] af;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van Fivoor worden begroot op € 949,00;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
821