ECLI:NL:RBROT:2024:572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
9959876 CV EXPL 22-19574
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en proceskostenvergoeding in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 19 januari 2024 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure over huurachterstand. De zaak betreft een geschil tussen [eiseres01], vertegenwoordigd door mr. T.A. Vermeulen, en [gedaagde01], vertegenwoordigd door [naam01] van Alterlaw. Tijdens de tweede mondelinge behandeling werd vastgesteld dat er geen huurachterstand meer was, behalve een bedrag van € 2,57. Dit bedrag was het resultaat van een herberekening waarbij eerdere betalingen van [gedaagde01] niet correct waren verwerkt door [eiseres01]. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres01] de proceskosten van de tweede zitting moest vergoeden aan [gedaagde01], omdat de zitting niet nodig was geweest als de betalingen correct waren verwerkt. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 238,- en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt het belang van correcte administratie en communicatie tussen partijen in huurgeschillen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9959876 CV EXPL 22-19574
datum uitspraak: 19 januari 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01],
eiseres,
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam01] (Alterlaw te Alphen a/d Rijn),
Partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 15 september 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde01] van 10 oktober 2023;
  • de e-mail van de gemachtigde van [eiseres01] van 10 oktober 2023;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde01] van 6 januari 2024, met bijlage;
  • de e-mail van de gemachtigde van [eiseres01] van 8 januari 2024, met bijlagen;
  • de akte van [eiseres01] van 16 januari 2024.
1.2.
Op 16 januari 2024 is de eerdere mondelinge behandeling van 27 januari 2023 voortgezet. Daarbij waren aanwezig [eiseres01] en haar gemachtigde. Namens [gedaagde01] was [naam02] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 15 september 2023 heeft de kantonrechter op een groot aantal geschilpunten al beslist. De kantonrechter ziet geen aanleiding om op die beslissingen terug te komen, zij het dat over de proceskosten aanvullend wordt beslist zoals hierna overwogen.
Huurachterstand nog maar € 2,57
2.2.
De mondelinge behandeling van 16 januari 2024 had vooral ten doel om vast te stellen hoe hoog de actuele huurachterstand van [gedaagde01] is ten aanzien van de beide woningen aan de [adres01] en [adres02] te [plaats02] , waarbij geldt dat partijen het erover eens zijn dat de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres03] te [plaats02] door [gedaagde01] is opgezegd per 30 november 2023.
Ter zitting is gebleken dat de specificatie die [eiseres01] in haar akte van diezelfde datum heeft opgenomen onvolledig is, nu daarin de betalingen van [gedaagde01] van 31 maart 2023 ontbreken. Die betalingen hebben betrekking op de huur over de maand april 2023. Na een herberekening ter zitting door de kantonrechter en partijen is geconstateerd dat nog slechts een bedrag van € 2,57 openstaat, berekend tot en met de maand januari 2024. Dit bedrag zal, nu [eiseres01] betaling van de achterstand heeft gevorderd en die vordering niet is ingetrokken, worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2022, zoals gevorderd.
Afstand gedaan van recht op verrekening
2.3.
Bij e-mail van 4 april 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres01] aan de gemachtigde van [gedaagde01] bericht dat berekend tot en met april 2023 een bedrag van € 1.539,89 te veel was betaald. Hierover schrijft hij vervolgens:
“(…) Dit bedrag kan zij in mindering brengen op de huurpenningen over de maand mei 2023. De huur voor beide panden bedraagt op dit moment € 2.094,34 per maand, zodat uw client voor de maand mei nog € 554,45 dient te voldoen. (…)”
2.4.
Vervolgens schrijft de gemachtigde van [eiseres01] op 11 april 2023 aan de gemachtigde van [gedaagde01] dat [eiseres01] zich ten aanzien van het bedrag van € 1.539,89 op verrekening als bedoeld in artikel 6:131 BW beroept. Zij wil het te veel betaalde bedrag verrekenen met het deel van haar vordering op [gedaagde01] dat verjaard is. Daarom zal [gedaagde01] over de maand mei 2023 nu toch het volledige huurbedrag moeten voldoen, aldus [eiseres01] .
2.5.
[gedaagde01] heeft over de maand mei 2023 € 554,45 betaald.
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres01] zich niet meer kan beroepen op verrekening ten aanzien van het door [gedaagde01] te veel betaalde bedrag. Uit de hiervoor geciteerde e-mail van 4 april 2023 blijkt overduidelijk dat [eiseres01] ermee instemde dat [gedaagde01] het teveel betaalde bedrag verrekende met haar betalingsverplichting over de maand mei 2023. [eiseres01] heeft daarmee afstand gedaan van het recht om zich op verrekening te beroepen en in ieder geval mocht [gedaagde01] er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiseres01] zich niet op verrekening zou beroepen. [eiseres01] (althans haar gemachtigde) kon hier niet een week later op terugkomen.
2.7.
Uit het voorgaande blijkt dat [gedaagde01] , berekend tot en met januari 2024, niet meer dan € 2,57 aan [eiseres01] verschuldigd is.
Proceskosten
2.8.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 15 september 2023 overwogen dat hij aanleiding zag om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Die beslissing handhaaft de kantonrechter voor zover het de procedure tot dat moment betreft.
2.9.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 16 januari 2024 terecht opgemerkt dat deze mondelinge behandeling niet nodig was geweest als [eiseres01] de betalingen van 31 maart 2023 op juiste wijze verwerkt zou hebben in het overzicht van gedane betalingen. Door dat niet te doen, terwijl op de zitting direct bleek dat geen sprake meer was van een huurachterstand, op enkele euro’s na, heeft [eiseres01] [gedaagde01] nodeloos op extra kosten gejaagd. De kantonrechter ziet in die omstandigheid aanleiding om [eiseres01] te veroordelen om aan [gedaagde01] een proceskostenvergoeding te betalen ter grootte van één procespunt voor de voortgezette mondelinge behandeling op 16 januari 2024. Het salaris van de gemachtigde van [gedaagde01] wordt vastgesteld op € 238,-. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 2,57 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 juni 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 238,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
51909