ECLI:NL:RBROT:2024:5804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/10/652779 / HA ZA 23-151
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van expediteur voor verlies van zending onder CMR-verdrag

In deze zaak vorderden Hydro Aluminium AS en Industriforsikring AS (hierna gezamenlijk aangeduid als Hydro c.s.) schadevergoeding van Gruber Logistics SP. Z O.O. (hierna Gruber) wegens verlies van een zending van aluminium extrusie ingots tijdens het vervoer. De zending was op 15 december 2021 geladen bij Matrans Rotterdam Terminal B.V. en zou op 17 december 2021 worden afgeleverd, maar dit is niet gebeurd. Gruber had de zending uitbesteed aan een ondervervoerder, Transped, die de zending heeft ontvreemd. Hydro c.s. vorderden een bedrag van € 59.796,96, vermeerderd met CMR-rente en vertaalkosten van de dagvaarding naar het Pools. Gruber betwistte de vorderingsgerechtigdheid van Hydro c.s. en voerde aan dat Matrans als vervoerder had gecontracteerd, waardoor Hydro c.s. niet op basis van het contract met Gruber konden ageren. De rechtbank oordeelde dat Hydro als afzender van de zending vorderingsgerechtigd was, omdat Matrans als expediteur op de CMR-vrachtbrief was vermeld. De rechtbank oordeelde dat Gruber aansprakelijk was voor het verlies van de zending op grond van het CMR-verdrag en dat de schadevergoeding van € 59.796,96 toewijsbaar was. De rechtbank wees ook de gevorderde CMR-rente en vertaalkosten toe, en veroordeelde Gruber in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/652779 / HA ZA 23-151
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
HYDRO ALUMINIUM AS,
gevestigd te Oslo, Noorwegen,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
INDUSTRIFORSIKRING AS,
gevestigd te Oslo, Noorwegen,
eiseressen,
advocaat mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GRUBER LOGISTICS SP. Z O.O.,
gevestigd te Katowice, Polen,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk Hydro c.s. genoemd en afzonderlijk Hydro respectievelijk IF. Gedaagde wordt hierna Gruber genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2022, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord van 22 november 2023, met producties 1 tot en met 3;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 5 december 2023;
  • de zittingsagenda van 7 maart 2024;
  • producties 7 tot en met 10 van Hydro c.s.;
  • productie 11 van Hydro c.s.;
  • de mondelinge behandeling van 4 april 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van Hydro c.s.;
  • de aantekeningen voor de mondelinge behandeling van Gruber;
  • de akte houdende overlegging aanvullende productie van Hydro c.s., waarbij de in het geding gebrachte productie 11 is ingetrokken en in plaats daarvan productie 12 in het geding is gebracht;
  • de akte van Gruber.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hydro is een producent van aluminium (half)fabrikaten.
2.2.
IF is de (in house) verzekeraar van Hydro.
2.3.
Gruber houdt zich bezig met vervoer van goederen over de weg.
2.4.
In december 2021 heeft Matrans Rotterdam Terminal B.V. (hierna: Matrans) op verzoek van Hydro opdracht gegeven aan Gruber voor het vervoer van een zending van acht bundels Aluminium Extrusion Ingots (hierna: de zending) van de terminal van Matrans in Rotterdam naar de koper van de zending, het bedrijf Final S.A. ul. in Dabrowa Gornicza in Polen (hierna: Final S.A.).
2.5.
Gruber heeft vervolgens met het Roemeense bedrijf Gabriel Transped SRL (hierna: Transped) gecontracteerd om de vervoeropdracht van Matrans uit te voeren.
2.6.
De zending is op woensdag 15 december 2021 rond 15:40 uur bij Matrans geladen in een vrachtwagencombinatie met kentekennummer [kenteken 1].
2.7.
Met betrekking tot het vervoer is op 15 december 2021 een CMR-vrachtbrief opgemaakt met het nummer NL097544. Linksboven op deze vrachtbrief, in het op de expediteur en afzender betrekking hebbende vakje, staat Matrans als expediteur vermeld en Hydro als afzender (aangehaald voor zover relevant: “Matrans ….As agents for: Hydro….”). Verder staat Gruber vermeld op deze vrachtbrief als vervoerder en Final S.A. als geadresseerde.
2.8.
De zending zou op vrijdag 17 december 2021 afgeleverd worden aan de ontvanger op de plaats van aflevering, maar dat is toen en ook later niet gebeurd.
2.9.
Op 31 december 2021 is namens Gruber aangifte gedaan bij de Poolse politie terzake van misleiding door Transped met betrekking tot het vervoer van de zending.

3.Het geschil

3.1.
Hydro c.s. vorderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gruber veroordeelt tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Hydro, althans aan IF, van:
I. € 59.796,96, te vermeerderen met de CMR-rente van 5% vanaf 17 december 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van volledige betaling;
II. € 575,00 aan vertaalkosten van de dagvaarding naar het Pools;
III. de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Hydro c.s. leggen hieraan – samengevat – ten grondslag dat Gruber de verplichting heeft geschonden om de zending in dezelfde goede en complete staat af te leveren als waarin zij deze ten vervoer in ontvangst heeft genomen. Voor het handelen van de ondervervoerder is Gruber aansprakelijk als betrof het haar eigen handelen (artikel 3 CMR). Gruber is op grond van artikel 17 lid 1 CMR aansprakelijk voor het verlies van de zending. Op grond van artikel 20 lid 1 CMR kan de zending vanaf 30 dagen na de bedongen aflevertermijn als verloren worden beschouwd. Die termijn is inmiddels al lang verstreken. De schade werd in eerste instantie geleden door Hydro. Zij is vorderingsgerechtigd. IF houdt de zending verzekerd. IF heeft krachtens haar overeenkomst van verzekering met Hydro de schade aan Hydro (gedeeltelijk) vergoed. IF is door subrogatie getreden in de rechten van Hydro. Hydro heeft overigens als afzender onder de vervoersovereenkomst een eigen vorderingsrecht, ongeacht of de geleden schade reeds vergoed is door haar
verzekeraar.
3.3.
Gruber voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Hydro c.s. in hun vorderingen, althans tot ontzegging van die vorderingen aan hen, met veroordeling van Hydro c.s. in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.4.
Gruber legt hieraan de volgende stellingen ten grondslag:
  • Gruber trekt in twijfel of Hydro c.s. vorderingsgerechtigd zijn. Hiervoor moet vastgesteld worden in welke hoedanigheid Matrans met Hydro heeft gecontacteerd. Indien Matrans niet als expediteur maar als vervoerder heeft gecontracteerd, kunnen Hydro c.s. niet op basis van een met Gruber gesloten contract ageren.
  • Dat Matrans last en volmacht heeft gegeven aan Hydro wordt door Gruber bij gebreke van wetenschap betwist.
  • Dat IF verzekeraar is van Hydro en dat zij de schade aan Hydro heeft vergoed wordt door Gruber bij gebreke van wetenschap betwist.
  • Er is sprake van schuld, althans medeschuld, van Matrans, waardoor Gruber niet, althans slechts gedeeltelijk, aansprakelijk is voor de ontstane schade (art. 17 lid 2 en/of lid 5 CMR). Dit volgt uit het volgende. Op 13 december 2021 is een andere zending bij Matrans geladen in een vrachtwagencombinatie met hetzelfde kenteken [kenteken 1]/[kenteken 2], welke zending – die op 14 december 2021 gelost zou worden – nooit op de plaats van bestemming is afgeleverd. Dat Matrans vervolgens op 15 december 2021 de onderhavige zending in dezelfde vrachtwagencombinatie heeft geladen, terwijl zij wist of kon weten dat daarmee eerder een zending was vervoerd die niet op de plaats van bestemming was afgeleverd, leidt ertoe dat sprake is van schuld, althans medeschuld, van Matrans.
  • Gruber betwist de omvang van de gevorderde schade, dat CMR-rente verschuldigd is vanaf 17 december 2021, dat vertaalkosten gemaakt zijn en dat Gruber deze verschuldigd is aan Hydro c.s.

4.De beoordeling

internationale bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank internationale rechtsmacht heeft en relatief bevoegd is. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat op dit internationale geschil het CMR-verdrag (hierna wederom: CMR) van toepassing is.
vorderingsgerechtigdheid Hydro
4.2.
Gruber betwist zowel de vorderingsgerechtigdheid van Hydro als de vorderingsgerechtigdheid van IF. Gruber betwist de vorderingsgerechtigdheid van Hydro omdat volgens Gruber niet Hydro maar Matrans met haar heeft gecontracteerd én Matrans aan Hydro geen last of volmacht heeft verstrekt. De reden waarom Gruber de vorderingsgerechtigdheid van IF betwist, is dat IF volgens Gruber niet is gesubrogeerd in de rechten van Hydro.
4.3.
Zoals hierboven in 2.7 is weergeven, staat Matrans op de CMR-vrachtbrief vermeld als expediteur en Hydro als afzender. Zie artikel 6 lid 1 sub b CMR.
4.4.
Matrans, zo is niet in geschil, heeft op 12 december 2021 de volgende expediteursverklaring afgegeven in de zin van artikel 8:63 (prod. 6 Hydro c.s.):

Freight forwarder statement (expediteursverklaring) as per art. 8:63 Dutch Civil Code
The undersigned, Matrans Terminal B.V., has concluded a contract as freight forwarder with Hydro Aluminium S.A. to arrange the carriage of a consignment aluminium extrusion ingots (23.720 kgs) from Rotterdam, the Netherlands to Dabrowa Gomicza, Poland.
In December 2021 Matrans as freight forwarder of Hydro has concluded a contract of carriage with Gruber Logistics SP Z.O.O. (“Gruber”) on behalf of Hydro as shipper. The carriage was performed by Gruber under CMR waybill NL097544 dated 15.12.2021, mentioning Matrans (as agents for Hydro) as shipper. Hydro wishes to take recourse against Gruber. Therefore Hydro for its own risk and account may execute the rights and powers as if Hydro itself has concluded the contract of carriage with Gruber as stipulated in article 8:63 (2) Dutch Civil Code.
This declaration is governed by the laws of the Netherlands. The Rotterdam Court has exclusive jurisdiction in any dispute regarding this statement and any of the rights and obligations arising out of or in connection with the same.”
4.5.
Gruber heeft deze stukken, de CMR-vrachtbrief en de expediteursverklaring, onvoldoende gemotiveerd betwist en dus is vast komen te staan dat niet Matrans maar Hydro de afzender was en dat Matrans de expediteur.
4.6.
Met bovengenoemde expediteursverklaring van Matrans kan Hydro in rechte optreden tegen Gruber alsof zij zélf de vervoerovereenkomst met Gruber zou hebben gesloten (art. 8:63 lid 2 BW).
4.7.
Als gesteld door Hydro c.s. en niet (gemotiveerd) betwist door Gruber is vast komen te staan dat Hydro vervolgens aan Matrans heeft aangegeven dat zij haar afzendersrechten wenste uit te oefenen en dat Hydro daardoor de bijbehorende rechten en bevoegdheden jegens Gruber heeft verkregen.
4.8.
Niet Matrans maar Hydro heeft in deze zaak dus te gelden als de contractuele wederpartij van Gruber. Voor de vorderingsgerechtigdheid van Hydro is dus niet van belang of Matrans aan Hydro (ook nog) last of volmacht heeft gegeven om tegen Gruber een procedure te beginnen.
4.9.
In deze procedure worden Hydro en haar (in house) verzekeraar IF vertegenwoordigd worden door één en dezelfde advocaat. De rechtbank beschouwt Hydro als volledig vorderingsgerechtigd en laat dan ook om praktische redenen een onderzoek achterwege om uit te zoeken of IF heeft uitgekeerd aan Hydro en, zo ja, of IF geheel of gedeeltelijk gesubrogeerd is in de rechten van Hydro.
vervoerdersaansprakelijkheid Gruber
4.10.
Het staat vast dat de zending niet in dezelfde goede en complete staat is afgeleverd als waarin zij door (degene die zich voordeed als medewerker van) Transped, de ondervervoerder van Gruber, op woensdag 15 december 2021 ten vervoer in ontvangst is genomen. Gruber is dan ook in beginsel aansprakelijk jegens Hydro voor het tijdens het vervoer opgetreden verlies van de zending (art. 17 lid 1 CMR jo. art. 3 CMR).
4.11.
Gruber beroept zich echter op schuld, althans medeschuld, van Matrans, waardoor Gruber niet, althans slechts gedeeltelijk, aansprakelijk is voor de ontstane schade (art. 17 lid 2 en/of lid 5 CMR). In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
4.12.
Als gesteld door Gruber en niet (gemotiveerd) betwist door Hydro c.s. is vast komen te staan
  • i) dat op maandag 13 december 2021 bij Matrans een andere zending dan de onderhavige was geladen in dezelfde vrachtwagencombinatie, namelijk de vrachtwagencombinatie met het kentekennummer [kenteken 1], én
  • ii) dat die andere zending, die op dinsdag 14 december 2021 had moeten worden afgeleverd op een plaats van bestemming in Tsjechië, daar niet is afgeleverd.
4.13.
Niet in geschil is dat Matrans ten tijde van de inlading bij haar van de (onderhavige) zending op 15 december 2021 wist dat de vrachtwagencombinatie waarin de zending toen werd geladen dezelfde vrachtwagencombinatie was, namelijk met het kentekennummer [kenteken 1], als waarin genoemde eerdere zending bij haar was geladen op 13 december 2021. Overigens staat vast dat de chauffeur van de vrachtwagencombinatie op 15 december 2024 een andere naam had dan de chauffeur van die vrachtwagencombinatie op 13 december 2024.
4.14.
Volgens Gruber heeft Hydro schuld, althans medeschuld, aan de diefstal van de zending, omdat Matrans voorafgaande aan de inlading van de zending op 15 december 2021 wist of kon weten dat de andere eerdere zending niet op de plaats van bestemming was gearriveerd maar het toch liet gebeuren dat de zending op 15 december 2021 werd ingeladen in dezelfde vrachtwagencombinatie. Hydro c.s. betwisten dat en stellen voorts dat dit verweer sowieso faalt op grond van artikel 29 CMR.
4.15.
Gesteld noch gebleken is dat Matrans ten tijde van de inlading van de zending op 15 december 2021 wist dat de andere eerdere zending (nog) niet op de plaats van bestemming was gearriveerd. Waarom Matrans dat wél had
moetenweten is door Gruber niet onderbouwd. Op de zitting heeft Gruber aangevoerd dat de identiteit van de chauffeur van de vrachtwagencombinatie op 15 december 2021 beter had moeten worden ‘gecheckt’. Waarom in dit geval een betere controle van de identiteit van die chauffeur de verdwijning van de zending had kunnen voorkomen heeft Gruber echter niet duidelijk gemaakt, nog daargelaten dat, als gezegd, de chauffeur van de vrachtwagencombinatie op 15 december 2024 een andere naam had dan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die op 13 december 2024 was beladen.
4.16.
Reeds om deze redenen kan van schuld of medeschuld van Matrans (lees: Hydro) aan de diefstal van de zending geen sprake zijn.
Gruber onbeperkt aansprakelijk
4.17.
Niet in geschil is dat de door Gruber ingeschakelde ondervervoerder (die zich voordeed als) Transped de zending heeft ontvreemd en dat Gruber daarom op grond van artikel 29 in verbinding met artikel 3 CMR onbeperkt aansprakelijk is voor de door Hydro c.s. als gevolg van deze diefstal geleden schade.
schadeomvang, inclusief CMR-rente en vertaalkosten dagvaarding
4.18.
Hydro c.s. hebben ter onderbouwing van de (afzend)waarde van de zending ad
€ 59.796,96 als productie 5 bij dagvaarding een ‘customs invoice’ van Hydro d.d. 15 december 2021 in het geding gebracht, waarop deze waarde vermeld staat. Met haar algemene argument dat zij de omvang van de schade betwist heeft Gruber de waarde van de zending dan ook onvoldoende gemotiveerd. Als voldoende gesteld en onvoldoende gemotiveerd betwist is dan ook vast komen te staan dat de waarde van de zending in de zin van artikel 23 CMR € 59.796,96 bedraagt. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
4.19.
Op grond van artikel 27 lid 1 CMR is over de schadevergoeding rente van 5% verschuldigd rente vanaf de dag waarop de schadevergoedingsvordering schriftelijk bij de vervoerder is ingediend of, indien dit niet is gebeurd, vanaf de dag waarop de schadevergoedingsvordering in rechte aanhangig is gemaakt – de zgn. ‘CMR-rente’.
Hydro c.s. vorderen CMR-rente vanaf 17 december 2021. Gruber betwist dat de CMR-rente al vanaf 17 december 2021 verschuldigd zou zijn. Gruber betwist namelijk dat de er een schadevergoedingsvordering bij haar schriftelijk is ingediend, althans dat deze al op 17 december 2021 is ingediend.
Het had op de weg van Hydro c.s. gelegen om met stukken te onderbouwen dat Hydro voorafgaande aan deze zaak haar schadevergoedingsvordering schriftelijk bij Gruber had ingediend. Dat hebben Hydro c.s. echter niet gedaan. Gruber is dus pas CMR-rente verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de schadevergoedingsvordering in rechte aanhangig is gemaakt, derhalve vanaf 16 december 2022.
4.20.
Hydro c.s. vorderen ook nog een bedrag van € 575,-- aan vertaalkosten van de dagvaarding naar het Pools. Zij hebben die kosten onderbouwd met een factuur van een juridisch vertaalbureau van 14 december 2022 aan het kantoor van de advocaat van Hydro c.s., die zij als productie 12 in het geding hebben gebracht. Uit deze factuur blijkt dat bovengenoemd bedrag van € 575,-- het in rekening gebrachte bedrag exclusief BTW is. Nadat Hydro c.s. deze factuur in het geding hadden gebracht, heeft Gruber tegen deze vordering geen verweer meer gevoerd. Deze vertaalkosten van € 575,-- zijn dan ook toewijsbaar. Zie artikel 9 lid 2 van de Betekeningsverordening 2020/1784. Zij zullen als onderdeel van de proceskostenveroordeling worden toegewezen.
proceskosten
4.21.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Gruber in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Hydro c.s. worden tot aan deze uitspraak begroot op:
explootkosten € 103,33
vertaalkosten dagvaarding € 575,00
griffierecht € 2.837,00
salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten in liquidatietarief IV)
nasalaris € 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.116,33.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Gruber tot betaling aan Hydro tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 59.796,96, te vermeerderen met de CMR-rente van 5% vanaf 16 december 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Gruber in de proceskosten ten bedrage van € 6.116,33. Als Gruber niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Gruber
€ 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 26 juni 2024.
901/3597/32