Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 december 2022, met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord van 22 november 2023, met producties 1 tot en met 3;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 5 december 2023;
- de zittingsagenda van 7 maart 2024;
- producties 7 tot en met 10 van Hydro c.s.;
- productie 11 van Hydro c.s.;
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van Hydro c.s.;
- de aantekeningen voor de mondelinge behandeling van Gruber;
- de akte houdende overlegging aanvullende productie van Hydro c.s., waarbij de in het geding gebrachte productie 11 is ingetrokken en in plaats daarvan productie 12 in het geding is gebracht;
- de akte van Gruber.
2.De feiten
3.Het geschil
- Gruber trekt in twijfel of Hydro c.s. vorderingsgerechtigd zijn. Hiervoor moet vastgesteld worden in welke hoedanigheid Matrans met Hydro heeft gecontacteerd. Indien Matrans niet als expediteur maar als vervoerder heeft gecontracteerd, kunnen Hydro c.s. niet op basis van een met Gruber gesloten contract ageren.
- Dat Matrans last en volmacht heeft gegeven aan Hydro wordt door Gruber bij gebreke van wetenschap betwist.
- Dat IF verzekeraar is van Hydro en dat zij de schade aan Hydro heeft vergoed wordt door Gruber bij gebreke van wetenschap betwist.
- Er is sprake van schuld, althans medeschuld, van Matrans, waardoor Gruber niet, althans slechts gedeeltelijk, aansprakelijk is voor de ontstane schade (art. 17 lid 2 en/of lid 5 CMR). Dit volgt uit het volgende. Op 13 december 2021 is een andere zending bij Matrans geladen in een vrachtwagencombinatie met hetzelfde kenteken [kenteken 1]/[kenteken 2], welke zending – die op 14 december 2021 gelost zou worden – nooit op de plaats van bestemming is afgeleverd. Dat Matrans vervolgens op 15 december 2021 de onderhavige zending in dezelfde vrachtwagencombinatie heeft geladen, terwijl zij wist of kon weten dat daarmee eerder een zending was vervoerd die niet op de plaats van bestemming was afgeleverd, leidt ertoe dat sprake is van schuld, althans medeschuld, van Matrans.
- Gruber betwist de omvang van de gevorderde schade, dat CMR-rente verschuldigd is vanaf 17 december 2021, dat vertaalkosten gemaakt zijn en dat Gruber deze verschuldigd is aan Hydro c.s.
4.De beoordeling
internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
Freight forwarder statement (expediteursverklaring) as per art. 8:63 Dutch Civil Code
- i) dat op maandag 13 december 2021 bij Matrans een andere zending dan de onderhavige was geladen in dezelfde vrachtwagencombinatie, namelijk de vrachtwagencombinatie met het kentekennummer [kenteken 1], én
- ii) dat die andere zending, die op dinsdag 14 december 2021 had moeten worden afgeleverd op een plaats van bestemming in Tsjechië, daar niet is afgeleverd.
moetenweten is door Gruber niet onderbouwd. Op de zitting heeft Gruber aangevoerd dat de identiteit van de chauffeur van de vrachtwagencombinatie op 15 december 2021 beter had moeten worden ‘gecheckt’. Waarom in dit geval een betere controle van de identiteit van die chauffeur de verdwijning van de zending had kunnen voorkomen heeft Gruber echter niet duidelijk gemaakt, nog daargelaten dat, als gezegd, de chauffeur van de vrachtwagencombinatie op 15 december 2024 een andere naam had dan de chauffeur van de vrachtwagencombinatie die op 13 december 2024 was beladen.
5.De beslissing
€ 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;