In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Gemeente Rotterdam en [verweerster]. De Gemeente verzocht om ontbinding op basis van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die tijdens haar ziekmelding werkzaamheden voor andere opdrachtgevers heeft verricht zonder de benodigde toestemming. De werknemer, [verweerster], was sinds 1 januari 2011 in dienst bij de Gemeente en had toestemming voor nevenwerkzaamheden als indicatiesteller, maar niet voor haar werkzaamheden als bewindvoerder. De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente voldoende aanleiding had om een integriteitsmelding te doen en dat het onderzoek naar de nevenwerkzaamheden van [verweerster] gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat [verweerster] zich niet als een goed werkneemster heeft gedragen door tijdens ziekte werkzaamheden voor derden te verrichten, wat als ernstig verwijtbaar werd aangemerkt. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 augustus 2024, zonder recht op transitievergoeding of billijke vergoeding, omdat de ontbinding het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De partijen werden veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen.