ECLI:NL:RBROT:2024:5882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
C/10/680466 / KG ZA 24-534
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op negatieve uitlatingen en rectificatie via social media in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024, is een kort geding aanhangig gemaakt door eiseres, wonende te Dordrecht, tegen gedaagde, eveneens wonende te Dordrecht, die niet is verschenen. Eiseres vordert onder andere een verbod voor gedaagde om zich negatief uit te laten over haar op social media en het verwijderen van bepaalde foto's en video's. De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 juni 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 juni 2024.

Eiseres stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door via verschillende social media platforms beschuldigingen te uiten die haar reputatie schaden. De beschuldigingen omvatten fraude, schending van geheimhoudingsplicht, en andere ernstige aantijgingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de negatieve uitlatingen van gedaagde onrechtmatig zijn, gezien de ernst en de herhaling van de beschuldigingen, en dat eiseres voldoende belang heeft bij het stoppen van deze uitlatingen.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiseres gedeeltelijk toe. Gedaagde wordt verboden om zich negatief uit te laten over eiseres op de genoemde social media platforms en moet binnen twee dagen na betekening van het vonnis de betreffende foto's en video's verwijderen. Tevens wordt gedaagde veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op social media, waarin hij zijn eerdere uitlatingen intrekt. De rechter legt een dwangsom en lijfsdwang op als prikkel voor gedaagde om aan de veroordelingen te voldoen. De proceskosten worden aan gedaagde opgelegd, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/680466 / KG ZA 24-534
Vonnis in kort geding van 14 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. M.R. Dill te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juni 2024, met 12 producties;
  • de mondelinge behandeling op 14 juni 2024.

2.De vordering

2.1.
Eiseres vordert – samengevat weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres;
II. gedaagde te verbieden, met onmiddellijke ingang, zich in het openbaar op enigerlei wijze negatief, in de ruimste zin van het woord, uit te laten over eiseres, en/of al dan niet met artificial intelligence bewerkte berichten (op social media) te plaatsen, althans te openbaren, met betrekking tot [eiseres] , haar familie, vrienden, medewerkers, opdrachtgevers en/of ex-partner, alsmede de foto's van blote borsten en het heimelijk gemaakte filmpje van de seks tussen partijen te verwijderen van door gedaagde gebruikte opslagmogelijkheden en verwijderd te houden,
primairop straffe van een lijfsdwang van twee weken per overtreding, wanneer zulks niet het geval is binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis en
subsidiairop straffe van een dwangsom ad € 2.000,00 per dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft, tot een maximum ad € 50.000,00, wanneer zulks niet het geval is binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
III. gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, een rectificatie te plaatsen op social media, waaronder Instagram, Facebook, X, Snapchat, althans alle door gedaagde gebruikte social media, luidende:
“Bij deze bericht ik u, [gedaagde] , dat alle berichten die ik over [eiseres] heb geopenbaard, door mij worden ingetrokken. Deze berichtgeving verdient niet de schoonheidsprijs en het spijt mij dat ik dergelijke berichten openbaar heb gemaakt. Het spreekt voor zich dat zij niet waar zijn en door mij ten onrechte zijn geopenbaard. Bij deze bied ik u mijn excuses hiervoor aan”,
dan wel een zodanige tekst als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren,
primairop straffe van een lijfsdwang van twee weken per overtreding en/of een dwangsom ad € 2.000,00 per dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft, tot een maximum ad € 50.000,00 en
subsidiairop straffe van een dwangsom ad € 2.000,00 per dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft, tot een maximum ad € 50.000,00;
IV. een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
V. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagde verstek wordt verleend.
3.2.
De gevorderde verklaring voor recht (vordering I.) is declaratoir waarvoor in kort geding geen plaats is.
3.3.
Vordering II. bestaat feitelijk uit drie delen, namelijk (1) een verbod om zich negatief uit te laten over eiseres, (2) een verbod om – al dan niet met artificial intelligence (AI) bewerkte – berichten te plaatsen met betrekking tot eiseres en derden en (3) een gebod om de foto’s van blote borsten en het filmpje van de seks tussen partijen te verwijderen en verwijderd te houden.
3.4.
Uit de processtukken blijkt dat gedaagde, via verschillende vormen van social media (Facebook, Instagram, X, Snapchat, Linkedin en Whatsapp), beschuldigingen uit in de richting van eiseres. Gedaagde beschuldigt eiseres ervan:
  • dat zij in het kader van haar werkzaamheden voor de stichting “Stichting [naam stichting] ” (hierna: de Stichting) fraude pleegt, haar geheimhoudingsplicht schendt en de regels van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) overtreedt;
  • dat zij haar aanstaande ex-man wil omleggen;
  • dat zij zichzelf prostitueert;
  • dat zij harddrugs en drank gebruikt.
3.5.
Hoewel niet iedere negatieve uitlating zonder meer onrechtmatig is, zijn de uitlatingen van gedaagde dat wel. Van belang is dat de beschuldigingen structureel plaatsvinden en zwaar ingrijpen in het werk en het privéleven van eiseres. Eiseres ontkent alle beschuldigingen terwijl gedaagde die beschuldigingen niet concretiseert en daaraan geen enkele onderbouwing geeft. Gelet daarop is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat gedaagde met zijn negatieve uitlatingen en berichten via social media over eiseres onrechtmatig jegens eiseres handelt. Eiseres heeft er dan ook voldoende belang bij dat gedaagde deze onrechtmatige handelingen staakt en blijft staken.
3.6.
Het gevorderde verbod om zich negatief uit te laten is echter te ruim geformuleerd. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verbod te begrenzen. Vordering II onder (1) wordt toegewezen in die zin dat gedaagde wordt verboden om zich in het openbaar via Facebook, Instagram, X, Snapchat, Linkedin en Whatsapp negatief uit te laten over eiseres met betrekking tot de vier voormelde kwesties. Dat gedaagde zich anderszins in het openbaar onrechtmatig uitlaat, is gesteld noch aannemelijk geworden.
3.7.
Eiseres wijst erop dat gedaagde schulden heeft en niet of nauwelijks inkomen geniet. Te verwachten valt dat een financiële prikkel om zich te houden aan het verbod niet of nauwelijks effect zal hebben. Gelet daarop, wordt de gevorderde lijfsdwang toegewezen, maar dan in beperkte en gemaximeerde vorm zoals in de beslissing vermeld.
3.8.
Het gevorderde verbod tot het plaatsen of openbaren van al dan niet met AI bewerkte berichten over eiseres en derden (vordering II. onder (2)) stuit af op twee gronden. De stelling van eiseres dat zij gegronde vrees heeft dat gedaagde met behulp van AI geluidsopnames van eiseres bewerkt en plaatst, is niet aannemelijk geworden. Daarnaast is er geen grond om een vordering die betrekking heeft op derden die geen partij zijn in dit kort geding, toe te wijzen.
3.9.
Het gevorderde gebod tot het verwijderen en verwijderd houden van foto’s van blote borsten en het filmpje van de seks tussen partijen (vordering II. onder (3)), wordt toegewezen. Aan dit gebod wordt eveneens lijfsdwang verbonden als prikkel tot nakoming. De lijfsdwang wordt beperkt en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
3.10.
Vordering III. wordt toegewezen in die zin dat gedaagde wordt veroordeeld om een rectificatie te plaatsen met de volgende tekst:
“Bij deze bericht ik u, [gedaagde] , dat alle berichten die ik over [eiseres] heb geopenbaard, door mij worden ingetrokken. Het spreekt voor zich dat zij niet waar zijn en door mij ten onrechte zijn geopenbaard.”
De formulering “
alle door gedaagde gebruikte social media” is te ruim geformuleerd en, daardoor, onvoldoende bepaalbaar. Gedaagde dient de rectificatie te plaatsen op Instagram, Facebook, X, Snapchat en Linkedin, waarvan voldoende duidelijk is dat gedaagde daarvan gebruik maakt voor zijn onrechtmatige uitlatingen.
3.11.
Als prikkel tot nakoming worden aan deze veroordeling trapsgewijs een dwangsom en lijfsdwang verbonden. Dat wil zeggen dat gedaagde wordt veroordeeld om € 100,00 te voldoen voor elke dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de veroordeling. Wanneer een bedrag van € 1.500,00 is bereikt, en daarmee duidelijk is dat de prikkel tot nakoming niet werkt, dan kan gedaagde worden gegijzeld voor vijf dagen voor iedere volgende overtreding, tot een maximum van 90 dagen is bereikt.
3.12.
In verband met de eisen van proportionaliteit worden de toe te wijzen verbods- en gebodsbepaingen opgelegd voor een periode van zes maanden na betekening van dit vonnis.
3.13.
Gedaagde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten van eiseres worden begroot op:
- betekening oproeping € 136,72
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.349,72

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
4.2.
verbiedt gedaagde, gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis, om zich via Facebook, Instagram, X, Snapchat, Linkedin en Whatsapp negatief uit te laten over eiseres in de zin dat hem verboden is om eiseres ervan te beschuldigen:
  • dat zij in het kader van haar werkzaamheden voor de Stichting fraude pleegt, haar geheimhoudingsplicht schendt en de regels van de AVG overtreedt;
  • dat zij haar aanstaande ex-man wil omleggen;
  • dat zij zichzelf prostitueert;
  • dat zij harddrugs en drank gebruikt.
4.3.
gebiedt gedaagde om, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, de foto’s van blote borsten en het heimelijk gemaakte filmpje van de seks tussen partijen te verwijderen van door gedaagde gebruikte opslagmogelijkheden en verwijderd te houden;
4.4.
verklaart onderdelen 4.2. en 4.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij lijfsdwang als gedaagde niet aan (één van) de daarin vermelde veroordelingen voldoet, waarbij de duur van de lijfsdwang voor iedere afzonderlijke overtreding wordt bepaald op een periode van één dag, met een maximumduur van in totaal 100 dagen voor alle overtredingen;
4.5.
veroordeelt gedaagde om, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, een rectificatie te plaatsen op Instagram, Facebook, X, Snapchat en Linkedin, met de volgende tekst:
“Bij deze bericht ik u, [gedaagde] , dat alle berichten die ik over [eiseres] heb geopenbaard, door mij worden ingetrokken. Het spreekt voor zich dat zij niet waar zijn en door mij ten onrechte zijn geopenbaard.”
4.6.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 4.5. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.500,00 is bereikt; zodra het maximumbedrag is bereikt, is onderdeel 4.5. van deze beslissing uitvoerbaar bij lijfsdwang, indien gedaagde niet (geheel) aan de daarin vermelde veroordeling voldoet, waarbij de duur van de lijfsdwang per afzonderlijke overtreding wordt bepaald op een periode van vijf dagen, met een maximumduur van in totaal 90 dagen voor alle overtredingen;
4.7.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 1.349,72; als het vonnis wordt betekend, moet gedaagde € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.
2091 / 2009