ECLI:NL:RBROT:2024:5964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/10/679751 / KG ZA 24-491
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en verdeling van de verkoopopbrengst in het kader van echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert [naam man] dat [naam vrouw] haar medewerking verleent aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning en de verdeling van de verkoopopbrengst. De partijen zijn ex-echtgenoten en hebben in het verleden afspraken gemaakt in een echtscheidingsconvenant. [naam man] heeft een nieuwbouwwoning gekocht en heeft een overbruggingskrediet nodig, waarvoor hij een hypotheek op de voormalige echtelijke woning wil vestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning moet worden verkocht, omdat partijen niet in een onverdeelde gemeenschap hoeven te blijven. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [naam vrouw] niet onrechtmatig handelt door niet mee te werken aan het vestigen van het overbruggingskrediet, gezien de onzekerheid over de verkoopopbrengst en de risico's die dit voor haar met zich meebrengt. De vorderingen van [naam man] om [naam vrouw] te veroordelen tot medewerking aan de verkoop en de verdeling van de opbrengst zijn deels toegewezen, maar de vordering tot vestiging van het overbruggingskrediet is afgewezen. De rechtbank heeft beide partijen veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning, met dwangsommen voor het geval zij hieraan niet voldoen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679751 / KG ZA 24-491
Vonnis in kort geding van 27 juni 2024
in de zaak van
[naam man],
wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.A.H. Wiekamp te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[naam vrouw],
wonende te Zwijndrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.E.C. de Waard te Zwijndrecht.
Partijen worden hierna [naam man] en [naam vrouw] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 juni 2024, met producties 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 1 tot en met 4;
  • producties 8 tot en met 10 van [naam man] ;
  • de pleitnota (tevens conclusie van antwoord) van [naam man] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 13 juni 2024 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Op 3 mei 2016 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2.
In het kader van de echtscheiding hebben partijen afspraken gemaakt die zij hebben vastgelegd in een echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant). Het convenant maakt onderdeel uit van de echtscheidingsbeschikking en hierin is, voor zover nu van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 3. DE ECHTELIJKE WONING
3.1
Partijen behoort in eenvoudige mede-eigendom toe de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] te Hendrik Ido Ambacht.
3.2
Ter beëindiging van de onzekerheid c.q. geschillen omtrent de waarde van de in artikel 3.1 genoemde woning zijn partijen overeengekomen uit te gaan van een waarde van€ 351.986,85. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst. De in artikel 3.1 genoemde onroerende zaak wordt voor € 351.986,85 toegedeeld aan de man onder de opschortende voorwaarde zoals hierna vermeld in artikel 3.7.
3.3
Op de in artikel 3.1 genoemde onroerende zaak rust een schuld uit hoofde van hypothecaire geldlening, afgesloten bij de Direktbank Hypotheken, kantoorhoudende aan de Ruimtevaart 24 te Amersfoort.
3.4
De restanthoofdsom van de in artikel 3.3 genoemde hypothecaire geldlening bedraagt per 31 december 2014 € 317.688,20. Vanaf de datum waarop de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en haar intrek elders heeft genomen neemt de man op zich om bij uitsluiting van de vrouw alle uit deze hypothecaire geldlening voortvloeiende verplichtingen als eigen schuld te voldoen.
3.5
Ten behoeve van de koop van de woning hebben partijen een doorlopend krediet afgesloten bij de Interbank onder contractnummer [nummer 1] . De restanthoofdsom van het doorlopend krediet bedraagt per 10 januari 2016 € 37.399,25. Vanaf de datum waarop de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en haar intrek elders heeft genomen neemt de man op zich om bij uitsluiting van de vrouw alle uit dit krediet voortvloeiende verplichtingen als eigen schuld te voldoen.
3.6
Partijen hebben een hypotheek beleggersrekening afgesloten bij ASR Bank N.V. onder rekeningnummer [nummer 2] waarvan de afkoopwaarde per 12 januari 2016 bedraagt€ 3.100,60 en die verpand is aan de Direktbank Hypotheken. De rechten uit deze rekening worden voor deze afkoopwaarde eveneens onder de hierna in artikel 3.7 genoemde opschortende voorwaarden toegedeeld aan de man onder de verplichting de daarvoor verschuldigde premies met ingang van de dag dat de vrouw de echtelijke woning zal hebben verlaten en haar intrek elders zal hebben genomen te voldoen onder vrijwaring van de vrouw.(..)
3.7
Toedeling van de in artikel 3.1 genoemde woning en de rechten voortvloeiende uit de in artikel 3.6 genoemde rekening aan de man geschiedt onder de opschortende voorwaarde dat de in artikel 3.3 genoemde hypotheeknemer de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de in artikel 3.3 genoemde hypotheekschuld en de in artikel 3.5 genoemde kredietverstrekker de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot het in artikel 3.5 genoemde doorlopend krediet.
3.8
Voor het geval de bank, dan wel de kredietverstrekker, niet bereid zou zijn om de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, zullen partijen de woning binnen twee jaar na de dag van ondertekening van onderhavig echtscheidingsconvenant te koop zetten bij een makelaar, tegen een door de makelaar te bepalen vraagprijs en laatprijs. Het na aflossing van voornoemde hypotheekschuld en na aflossing van voornoemd doorlopend krediet en betaling van makelaarskosten en overige verkoopkosten en na uitkering van het saldo van voornoemde hypotheek beleggersrekening resterende bedrag zal tussen partijen bij helfte worden verdeeld indien dit een positief bedrag betreft.(..)”
2.3.
[naam man] is er niet in geslaagd [naam vrouw] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. [naam man] woont nog altijd in de voormalig echtelijke woning, gelegen aan de [adres] te Hendrik-Ido-Ambacht (hierna: de woning), en betaalt sinds het vertrek van [naam vrouw] de lasten van de woning. De hypotheekschuld bedraagt nu nog
€ 311.031,-.
2.4.
[naam man] heeft een nieuwbouwwoning gekocht en heeft voor de financiering van deze woning een overbruggingskrediet van € 125.734,- nodig. Hij wil hiervoor een hypotheek vestigen op de woning. De hoogte van het overbruggingskrediet is berekend uitgaande van een verkoopwaarde van € 625.000,- van de woning.
2.5.
De woning is op 28 mei 2024 getaxeerd voor € 600.000,-.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[naam man] vordert – na vermeerdering en vermindering van eis ter zitting – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam vrouw] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis haar onvoorwaardelijke medewerking verlenen aan de verkoop en levering van de woning, in de breedste zin des woords, waaronder het verstrekken van opdracht aan makelaardij van Spronsen te Hendrik-Ido-Ambacht en alle handelingen te verrichten die nodig zijn om een zo hoog mogelijke verkoopprijs te realiseren, een en ander naar de adviezen van de makelaar, het mee ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte voor verkoop en levering aan de koper(s), zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
II. [naam vrouw] te veroordelen
primair: om haar medewerking te verlenen aan verdeling van de verkoopopbrengst, waarbij voor de verdeling uitgegaan wordt van de schulden en de beleggingen ten aanzien van de woning zoals genoemd in het echtscheidingsconvenant in artikel 3, ter hoogte van de daarin genoemde bedragen,
subsidiair: [naam vrouw] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de verdeling van de verkoopopbrengst, waarbij aan [naam man] tenminste een bedrag wordt uitgekeerd van € 125.734,- en aan [naam vrouw] eenzelfde bedrag, waarbij het meerdere in depot zal blijven bij de door de kopers aangestelde notaris, totdat partijen daarover in onderling overleg overeenstemming hebben bereikt, althans totdat daarover onherroepelijke uitspraak zal zijn gedaan door de rechter;
III. Te bepalen dat dit vonnis voorzover dat betrekking heeft op de verkoop, overdracht en levering van de woning in de plaats treedt van de medewerking van [naam vrouw] aan de notariële aktes die noodzakelijk zijn voor de overdracht en levering van de woning in de zin van artikel 3:300 BW, voor zover [naam vrouw] niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip heeft meegewerkt aan de ondertekening van de akte;
IV. [naam man] te machtigen om bij gebreke van de vereiste medewerking van [naam vrouw] op grond van artikel 3:299 lid 1 BW de uitbetaling door de notaris van de verkoopopbrengst op de wijze zoals door [naam man] primair dan wel subsidiair verzocht;
V. [naam vrouw] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het afsluiten van een overbruggingskrediet en haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het vestigen van een hypotheek op de woning ter verkrijging van het door de man benodigde overbruggingskrediet ter hoogte van € 125.734,- door daartoe alle noodzakelijke handelingen te verrichten die door de bank en/of een notaris van haar als medegerechtigde tot het onroerend goed worden verlangd, zulks onder de verplichting van [naam man] om [naam vrouw] te vrijwaren voor alle gevolgen verbonden aan deze rechtshandeling, op verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag dat [naam vrouw] nalaat haar medewerking te verlenen, tot een maximum van € 50.000,-;
VI. Te bepalen dat indien [naam vrouw] de onder V. bedoelde medewerking niet verleent, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van haar instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening die noodzakelijk is om het overbruggingskrediet en het vestigingen van de daarmee verband houdende hypotheek op de woning te realiseren;
VII. [naam vrouw] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[naam man] vordert nakoming van de afspraken uit het convenant. De woning moet worden verkocht en de verkoopopbrengst moet na verkoop worden verdeeld op de door hem gevorderde en op het convenant gebaseerde wijze, zodat [naam man] dit geld kan gebruiken om zijn nieuwe woning te financieren. [naam vrouw] werkt hier echter niet aan mee. De grondslag voor de gevorderde medewerking aan het vestigen van een hypotheek voor het overbruggingskrediet is dat het, aldus [naam man] , gelet op de waarde van de woning onrechtmatig is om daaraan niet mee te werken.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[naam vrouw] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[naam man] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het te koop zetten van de woning middels het verstrekken van de opdracht daartoe aan Van Spronsen Makelaars te Hendrik Ido Ambacht, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
[naam man] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[naam vrouw] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de woning moet worden verkocht, maar dat [naam man] daar enkel aan mee wil werken als [naam vrouw] akkoord gaat met de door [naam man] gewenste verdeling van de verkoopopbrengst. Volgens [naam vrouw] staat dat los van de verkoop van de woning.

5.De beoordeling

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen, behandelt de voorzieningenrechter de vorderingen gezamenlijk.
Het spoedeisend belang
5.2.
[naam man] stelt een spoedeisend belang bij zijn vorderingen hebben, omdat hij de financiering van zijn nieuwe woning alleen rond krijgt na verkoop van de voormalig echtelijke woning en na vestiging van een overbruggingskrediet op deze woning. [naam man] moet deze financiering uiterlijk 15 juli 2024 hebben geregeld. Met deze stelling is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang.
De verkoop van de woning
5.3.
Partijen zijn niet gehouden om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Vaststaat dat [naam man] het aandeel van [naam vrouw] in de woning (met de daaraan verbonden hypothecaire verplichting) niet kan overnemen. De woning moet dus worden verkocht. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt dat de woning te koop wordt aangeboden bij makelaar Spronsen te Hendrik-Ido-Ambacht, dat zij de adviezen van de makelaar moeten opvolgen en dat zij hun medewerking moeten verlenen aan het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de akte van levering bij de notaris. [naam man] en [naam vrouw] worden hiertoe beiden veroordeeld, respectievelijk in conventie en in reconventie.
5.4.
Partijen zijn het er ook mee eens dat aan beide partijen een dwangsom wordt opgelegd indien zij niet meewerken aan de verkoop en levering van een woning van een derde. De gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing is vermeld.
5.5.
De vordering III. van [naam man] – een indeplaatsstelling voor de verkoop, overdracht en levering van de woning – wordt afgewezen, omdat hier naast de opgelegde dwangsom voor de verkoop van de woning geen reden voor is. [naam vrouw] wil immers ook dat de woning wordt verkocht en geleverd aan een derde.
De verdeling van de verkoopopbrengst
5.6.
[naam man] vordert een veroordeling van [naam vrouw] om mee te werken aan de verdeling van de verkoopopbrengst, waarbij voor de verdeling wordt uitgegaan van de stand van de schulden en beleggingen zoals genoemd in artikel 3 van het convenant. Aan [naam vrouw] komt na verkoop van de woning een bedrag van € 121.006,57 toe en aan [naam man] € 161.962,43. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af. De berekening van [naam man] is gebaseerd op de in artikel 3.4 genoemde restant hypotheekschuld in 2014 verminderd met de aflossingen die [naam man] sindsdien op de hypotheek heeft gedaan. Deze wijze van verdeling is niet door de rechtbank of door partijen vastgesteld. De vordering heeft daardoor een declaratoir karakter en een dergelijke vordering kan in kort geding niet worden toegewezen. Vorderingen II. en IV. in conventie worden om die reden afgewezen.
5.7.
De voorzieningenrechter overweegt dat het partijen uiteraard vrijstaat om afspraken te maken over de verdeling van de verkoopopbrengst.
Het overbruggingskrediet
5.8.
[naam man] vordert [naam vrouw] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan het vestigen van een overbruggingskrediet van € 125.734,- op de woning. Volgens [naam man] handelt [naam vrouw] onrechtmatig als zij haar medewerking niet verleent en is zij hiertoe als ex-echtgenoot van [naam man] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook gehouden. [naam vrouw] betwist gehouden te zijn tot medewerking. Onvoldoende duidelijk is dat de woning bij verkoop voldoende opbrengt om het overbruggingskrediet volledig af te lossen. [naam vrouw] vreest aansprakelijk te worden gehouden als dat niet het geval is en wil dat risico – na een huwelijk met financiële problemen – niet lopen.
5.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet meewerken aan het vestigen van een overbruggingskrediet in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Onbekend is immers of en wanneer de woning wordt verkocht en wat de verkoopopbrengst zal zijn. De woning is vorige maand gewaardeerd op € 600.000,-, terwijl in de financieringsopzet van [naam man] , waar het bedrag van het overbruggingskrediet op is gebaseerd, is gerekend met een bedrag van € 625.000,-. Dit is een aanzienlijk verschil. Bovendien betwist [naam man] niet dat het vestigen van het overbruggingskrediet risico’s voor [naam vrouw] met zich meebrengt. [naam man] stelt wel dat hij [naam vrouw] zal vrijwaren voor de eventuele risico’s, maar vaststaat dat [naam man] geen eigen middelen heeft die als zekerheid kunnen dienen voor [naam vrouw] als de woning lang te koop staat of voor een lagere prijs wordt verkocht en het overbruggingskrediet daardoor niet (geheel) kan worden afgelost. De enige aangeboden zekerheid is de nieuwe woning van [naam man] , maar de voorzieningenrechter acht het ongeloofwaardig dat [naam man] daadwerkelijk deze woning zal verkopen als het overbruggingskrediet niet volledig kan worden afgelost na verkoop van de echtelijke woning. De voorzieningenrechter weegt ook mee dat [naam man] niet heeft betwist dat er tijdens het huwelijk met [naam vrouw] financiële problemen waren. [naam vrouw] heeft deze problemen uitgebreid toegelicht. Zij heeft uitgebreid verwoord welke (mentale) gevolgen de problemen voor haar hebben gehad. Voorts wordt meegewogen dat [naam man] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij [naam vrouw] , tijdig, heeft gekend in zijn wens om een overbruggingskrediet te vestigen op de woning en dat [naam man] pas in deze procedure het taxatierapport van de woning overlegt, terwijl [naam vrouw] hier al wel eerder om heeft gevraagd. Het overbruggingskrediet kan overigens ook niet, zoals [naam man] wel lijkt te suggereren, op, alleen, het aandeel van [naam man] in de woning worden gevestigd. Het voorgaande betekent dat vordering V. – en de daarmee samenhangende vordering VI. – van [naam man] wordt afgewezen.
5.10.
Partijen zijn ex-echtgenoten. De voorzieningenrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat in dergelijke zaken de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [naam vrouw] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, gelegen aan de [adres] te Hendrik-Ido-Ambacht, bestaande uit:
  • het verstrekken van de verkoopopdracht aan makelaardij van Spronsen te Hendrik-Ido-Ambacht;
  • het verrichten van alle noodzakelijke handelingen die de makelaar adviseert om een zo hoog mogelijke verkoopprijs te realiseren,
  • het mee ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte voor verkoop een levering aan de koper(s);
6.2.
veroordeelt [naam vrouw] om aan [naam man] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten in conventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [naam man] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, gelegen aan de [adres] te Hendrik-Ido-Ambacht, bestaande uit:
  • het verstrekken van de verkoopopdracht aan makelaardij van Spronsen te Hendrik-Ido-Ambacht;
  • het verrichten van alle noodzakelijke handelingen die de makelaar adviseert om een zo hoog mogelijke verkoopprijs te realiseren,
  • het mee ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte voor verkoop een levering aan de koper(s);
6.7.
veroordeelt [naam man] om aan [naam vrouw] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 6.6 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
compenseert de kosten in conventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.3608/2009