In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2024 een beschikking gegeven over de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor de minderjarige [minderjarige], geboren op 28 augustus 2023 in Rotterdam. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) heeft het verzoek ingediend, omdat de ouders, [naam 1] (de moeder) en [naam 2] (de vader), geen toestemming wilden geven voor het aanvragen van een identiteitsbewijs. De ouders vreesden dat de pleegouders met [minderjarige] op vakantie zouden gaan naar het buitenland, wat hen zorgen baarde over het welzijn van hun kind.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de relevante stukken in de procedure meegenomen, waaronder het verzoekschrift van de GI en een brief van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2024 waren de ouders aanwezig, maar de pleegouders waren niet verschenen, hoewel zij correct waren opgeroepen.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling overwogen dat het in het belang van [minderjarige] is om een geldig identiteitsbewijs te hebben, vooral gezien de zorgafspraken die hij regelmatig heeft. De vrees van de ouders dat [minderjarige] met de pleegouders op vakantie zou gaan, werd niet als voldoende gegrond beschouwd om de vervangende toestemming te weigeren. De kinderrechter heeft daarom besloten om het verzoek van de GI toe te wijzen en vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.