In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2024, staat de huurovereenkomst tussen Buena Vida Supercars B.V. en een gedaagde centraal. De eiseres, Buena Vida Supercars B.V., heeft een schadevergoeding geëist van de gedaagde, die een auto had gehuurd voor de periode van 29 april 2023 tot en met 30 april 2023. Volgens de eiseres heeft de gedaagde de auto op 30 april 2023 ingeleverd met schade, waaronder een afgebroken hendel van de richtingaanwijzer en steenslag in de wielkast. De herstelkosten zouden volgens de eiseres € 1.692,33 bedragen, inclusief btw.
De gedaagde betwist echter de schade en stelt dat hij de auto zonder schade heeft ingeleverd. Hij verwijst naar eerdere communicatie van de verhuurder, waarin lagere reparatiekosten werden genoemd. De kantonrechter heeft de eiseres in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat de gedaagde de auto met de gestelde schade heeft ingeleverd. De rechter heeft opgemerkt dat de bewijslast bij de eiseres ligt en dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de schade te onderbouwen. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat de eiseres de schadeomvang moet bewijzen en dat de gedaagde daarna tegenbewijs mag leveren.
De kantonrechter heeft verdere beslissingen aangehouden en een rolzitting gepland voor 30 mei 2024, waar de eiseres schriftelijk bewijs moet leveren. De rechter heeft ook aangegeven dat getuigen moeten worden opgegeven en dat de eiseres zelf verantwoordelijk is voor het oproepen van getuigen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog.