ECLI:NL:RBROT:2024:6162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
10684301 CV EXPL 23-24037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van curator tegen IT-systeembeheerder van gefailleerde

In deze zaak vorderde de curator van een gefailleerde onderneming, [eiseres], betaling van een bedrag van € 3.999,75 van de IT-systeembeheerder, [gedaagde]. De curator stelde dat de IT-systeembeheerder zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet was nagekomen, maar de kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd was. De curator had een bedrag van € 2.662,00 betaald onder protest, maar de rechter oordeelde dat dit bedrag onverschuldigd was betaald en moest worden terugbetaald. De curator had de IT-systeembeheerder gevraagd om toegang te verschaffen tot bepaalde accounts en om licenties in stand te houden, maar de IT-systeembeheerder had de toegang pas na betaling van de factuur verstrekt. De kantonrechter oordeelde dat de curator recht had op terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag en kende ook buitengerechtelijke kosten toe. De vordering van de IT-systeembeheerder in reconventie werd afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn eisen. De proceskosten werden toegewezen aan de curator, omdat de IT-systeembeheerder in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10684301 CV EXPL 23-24037
datum uitspraak: 17 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[naam 1] q.q.,als curator in het faillissement van
[eiseres],
vestigingsplaats: [verstigingsplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: A.G.M.A. van der Pluijm-Joosen,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigden: mr. Th.C. Visser en mr. M. Kool.
De partijen worden hierna ‘de curator’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2023;
  • de akte overlegging producties met producties van de curator;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
  • de akte indienen producties met producties van [gedaagde];
  • de e-mail van 25 maart 2024 van de curator met één productie;
  • de e-mail van 26 maart 2024 van de curator met producties;
  • de brief van 27 maart 2024 van [gedaagde] met één productie;
  • de spreekaantekeningen van de curator;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde].
1.2.
Op 4 april 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig de curator samen met haar gemachtigde en [gedaagde] met mr. M. Kool.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] trad met zijn eenmanszaak op als de externe IT-systeembeheerder van [eiseres] (hierna: [eiseres]). Hij heeft in opdracht van [eiseres] onder meer softwarelicenties afgesloten en beheerd en zaken omtrent telefonie geregeld voor [eiseres].
2.2.
[eiseres] is op 14 februari 2023 failliet verklaard en de curator is daarbij door de rechtbank benoemd als curator.
2.3.
Vanaf 6 maart 2023 hebben partijen mailcontact met elkaar gehad over onder meer het aflopen van licenties en eventuele voortzetting daarvan. Daarbij is aan [gedaagde] verzocht de inloggegevens van het beheer-account ter beschikking te stellen aan de boedel.
2.4.
Op 14 maart 2023 heeft [gedaagde] het volgende aan de curator gemaild:
“(…)
Zoals eerder aangegeven ivm einde contract datum zijn de licenties voor de Office 365 Veldhovengroup tennant verlopen. Er is geen gebruik meer mogelijk. Als hier niks mee gebeurd gaat de data verloren (OneDrive, Sharepoint, Teams, Email)
(…)
[naam 2] & Co: Wat willen jullie?
(…)”
2.5.
Op 15 maart 2023 om 08:34 uur heeft [gedaagde] een e-mail gestuurd aan de curator, waarin onder meer het volgende staat:
“4) U heeft nog niet gereageerd op het verlopen van de licenties en wat u daarmee wilt doen.
Ik herhaal voor de laatste keer, als daar geen actie ondernomen wordt verdwijnt alle office 365 data van de Veldhovengroup tenant.
2.6.
De curator heeft op 15 maart 2023 om 15:56 uur het volgende gemaild aan [gedaagde] na een telefoongesprek tussen de curator en [gedaagde]:
“(…)
Onder verwijzing naar ons telefoongesprek van hedenochtend het volgende. We bespraken nogmaals dat u alleen instructies aanneemt van ondergetekende en niet van derden (zoals de heren [naam 3] en Veldhoven).
Voorts bespraken wij dat het de bestuurder is, in dit geval [naam 3], die de gehele digitale administratie voor de curator toegankelijk dient te maken (en de daaraan verbonden kosten dient te dragen). Omdat [naam 3] zijn verplichtingen niet nakomt, is de administratie nog altijd niet toegankelijk voor ondergetekende en dreigen thans Microsoft Office 365 licenties/accounts (zoals opgenomen in het door u toegezonden Exceloverzicht), die altijd aan failliet in rekening zijn gebracht, te vervallen. Omdat de data (OneDrive, Sharepoint, Teams en e-mail) verloren gaan als deze niet binnen 30 dagen na vandaag worden teruggezet, dient de boedel deze -uiteindelijk door [naam 3] te dragen- kosten voor te schieten. U wilt een bedrag van Euro 2.000,- ontvangen voor de lopende kosten van de maand maart en voorts per maand vooruit ( :de licenties zijn per maand te verlengen, zo gaf u aan), de kosten verbonden aan voortzetting van de licenties in april (en eventueel volgende maanden), waarbij de kosten om en nabij Euro 16,- per gebruiker/account zullen bedragen. Eerder hebben wij u 9 accounts aangegeven, die in ieder geval in de lucht moeten blijven. De maandelijkse kosten daarvan zullen vanaf april dus om en nabij Euro 144,- bedragen.
Dit alles zo zijnde, heb ik na ons telefoongesprek een verzoek ingediend bij de rechter-commissaris om een uitgave van maximaal Euro 2.200,- uit de boedel te mogen doen om alle accounts/licenties nog deze maand in de lucht te houden en de 9 aangegeven accounts/licenties ook nog vanaf de maand april (en dan tot nader order, per maand opzegbaar). Zojuist heb ik bedoelde toestemming ontvangen. Ik verzoek u dan ook een factuur op te stellen voor een bedrag van (maximaal) Euro 2.200,- ex BTW en deze per mail aan mij toe te zenden, waarna ik voor directe betaling zorg kan dragen.
(…)”
2.7.
Bij e-mail van 29 maart 2023 om 11:55 uur heeft de curator onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Ik verzoek en voor zover nodig sommeer ik u dan ook mij
nog vandaag voor 18.00 uurtoegang te verschaffen tot de 9 benoemde accounts (op alle onderdelen), bij gebreke waarvan ik u aansprakelijk moet houden voor de schade die de boedel daardoor lijdt.”
2.8.
Op deze e-mail heeft de gemachtigde van [gedaagde] op 29 maart 2023 als volgt gereageerd:
“(…)
U heeft de wens de kwestie af te doen tegen betaling van een bedrag ad EUR 2.200,- ex BTW en cliënte is daarmee niet akkoord.
Cliënte wenst zoals reeds herhaaldelijk te kennen is gegeven dat hij wordt betaald voor zijn werkzaamheden en heeft daar een prijskaartje aan gehangen, dit bespraken wij ook reeds eerder telefonisch.
Ook cliënte heeft u te kennen gegeven alle accounts reeds voor u te hebben geregeld.
Dus nogmaals, graag de volledige werkzaamheden en licentiekosten vergoeden – daar komt u thans nog (lang) niet aan – en zo niet, dan ziet cliënte niet in waarom hij enige medewerking aan u zou moeten verlenen.
Als uw cliënte de bevestiging geeft dat zijn volledige kosten worden voldaan, dan ontvangt u vervolgens de toegang.
(…)”
2.9.
Op 31 maart 2023 heeft [gedaagde] een factuur van in totaal € 6.661,75 inclusief btw aan de curator gestuurd voor licenties en telefonie in de maanden februari, maart en april 2023 en het “aanmaken beheer accounts tbv curator”.
In de begeleidende mail bij die factuur staat:
“(…)
Het lijkt erop dat u, al dan niet opzettelijk, zaken verkeerd interpreteert. Om het te versimpelen; hierbij mijn factuur voor gemaakte kosten van februari tm april. Als deze factuur is betaald kan u mij het telefoonnummer geven waarnaar ik de wachtwoorden van beheeraccounts zal sturen.
(…)”
2.10.
Op 5 april 2023 heeft de curator een bedrag van € 2.662,00 betaald aan [gedaagde] met als omschrijving “Heractivering 9 accounts en toegankelijk maken en houden voor 1 mnd vanaf de datum heractivering conform afspraak”.
2.11.
Op 12 april 2023 heeft [gedaagde] het volgende gemaild aan de curator:
“(…)
Licenties bestaan voor een deel uit [eiseres] tenant en deel Veldhoven tenant, zoals ook in mijn factuur staat.
Veldhoven licenties zijn 14 maart afgelopen (eind datum contract). Moet binnen 1 maand verlengd worden (dus uiterlijk morgen) om data veilig te stellen.
[eiseres] licenties zijn nog actief, mijn kosten dus ook, betaling helaas niet. Ik kan ze ook niet deactiveren omdat u mij heeft gedreigd voor de schade verantwoordelijk te houden. Dus maak ik nog meer kosten, helaas.
Mijn factuur is een realistische weergave van mijn kosten. (+/- 13%) marge op inkoop als u het wilt weten. Betaalt u alstublieft dan kan ik u ook verder helpen en kunnen we deze onzin achter ons laten.
Betaalt u niet en blijft u inhoudelijk ook niet reageren dan hoeft u van mij ook geen reactie meer te verwachten. Fair toch?
(…)”
2.12.
Op 13 april 2023 heeft de curator een bedrag van € 3.999,75 aan [gedaagde] betaald met als omschrijving “f20230009 onder protest van gehoudenheid zie mailwisseling tbv toegankelijk maken accounts”.
Zij heeft na die betaling het volgende gemaild aan [gedaagde]:
“(…)
Onder uitdrukkelijk protest van gehoudenheidheb ik zojuist het resterende bedrag van de door u gezonden facturen overgemaakt. Dit bedrag is een van de posten die in rechte van u geclaimd zullen worden. Ik verzoek u thans alle accounts waarvoor failliet licenties betaalde (want uw bedragen zijn gebaseerd op alle accounts en niet slechts op de gevraagde accounts) nog vandaag voor zover nodig te reactiveren en volledig toegankelijk te maken. (…)”
2.13.
Op 14 april 2023 heeft [gedaagde] de inloggegevens van de beheeraccounts aan de curator verstrekt.

3.Het geschil

3.1.
De curator eist – na wijziging van eis - samengevat:
  • primairte verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen partijen van 15 maart 2023 is ontbonden en
    subsidiairdie overeenkomst tussen partijen te ontbinden;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen
€ 3.999,75 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 3.085,84, althans € 708,09, met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en eist zelf de curator te veroordelen aan hem te betalen € 3.740,44 aan telefoniekosten en voorts maandelijks € 374,44 aan telefoniekosten vanaf november 2023 met rente en een veroordeling van de curator in de proceskosten. De curator is het op haar beurt niet eens met deze eis van [gedaagde].
3.3.
De grondslagen van de eisen en de standpunten van partijen komen, voor zover van belang, in de beoordeling aan de orde.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat dit geschil tussen partijen bezien moet worden in het licht van faillissementsrechtelijke bepalingen die van belang en van toepassing zijn. Het uitgangspunt is dat een curator zijn of haar werk in het belang van de boedel zo goed mogelijk moet kunnen doen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, en daarbij niet gefrustreerd mag worden door bijvoorbeeld bestuurders van de gefailleerde onderneming of derden. Zo moet de curator ervoor zorgen dat de boedel van de gefailleerde, waaronder de administratie, bewaard wordt (artikel 92 Fw) en moeten derden de administratie die zij onder zich hebben desgevraagd aan de curator ter beschikking stellen (artikel 105b Fw). Onder administratie in de zin van dit wetsartikel vallen ook inloggegevens. Die derde mag voor het ter beschikking stellen van de administratie een vergoeding vragen.
Ook kan er sprake van zijn dat een curator verklaart een wederkerige overeenkomst gestand te doen en moet hij of zij dan zekerheid stellen bij die verklaring (artikel 37 Fw).
afspraken 15 maart 2023
4.2.
Partijen twisten over de vraag welke afspraken zij op 15 maart 2023 hebben gemaakt over door [gedaagde] in opdracht van de curator te verrichten werkzaamheden en de aan hem daarvoor te betalen vergoeding. De kantonrechter stelt vast dat uit de tussen partijen gevoerde correspondentie blijkt de curator in het kader van de uitoefening van haar taken ervoor wilde waken dat gegevens uit de administratie van [eiseres] niet verloren zouden gaan en dat licenties niet zouden verlopen en/of dat zij geen toegang meer zou kunnen verkrijgen tot bepaalde accounts. De kantonrechter acht voldoende gebleken dat de curator in dat kader medewerking wenste van [gedaagde] en afspraken wilde maken met [gedaagde] over toegang tot accounts en voortzetting van licenties. De curator heeft immers in de weken voor 15 maart 2023 aan [gedaagde] verzocht haar toegang te verschaffen tot de beheeraccounts en [gedaagde] heeft inzage gegeven in de kosten van het verlengen van de licenties en enkele specifieke accounts.
4.3.
Vast staat dat partijen hierover vervolgens op 15 maart 2023 een telefoongesprek met elkaar hebben gevoerd. [gedaagde] betwist nu dat partijen met elkaar tijdens dat telefoongesprek de afspraken hebben gemaakt zoals door de curator in haar e-mail van die dag aan [gedaagde] heeft genoemd, maar naar het oordeel van de kantonrechter heeft hij aan deze betwisting te weinig handen en voeten gegeven. Zo heeft [gedaagde] niet betwist dat hij de bedragen van € 2.000,00 voor de licenties van de maand maart 2023 en
€ 16,00 per account tijdens het gesprek zelf heeft genoemd en zijn deze bedragen in lijn met eerder tussen partijen over dit onderwerp gevoerde correspondentie. De kantonrechter begrijpt zijn betwisting aldus dat hij zich op het standpunt stelt dat het tijdens dat telefoongesprek niet tot de door de curator gestelde afspraken over zijn vergoeding is gekomen. Dit standpunt leidt ertoe dat het, zeker gelet op de door [gedaagde] onderschreven tijdsdruk die verbonden was aan het verlengen van bepaalde licenties, op zijn weg had gelegen om na ontvangst van de mail van de curator tegen de inhoud daarvan (vrijwel) direct te protesteren. Dit heeft hij niet gedaan. Integendeel, hij heeft vervolgens twee weken niets van zich laten horen en pas via zijn gemachtigde gereageerd na de aansprakelijkstelling van 29 maart 2023. Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij met de curator overeengekomen is dat hij aanspraak mocht maken op een volledige vergoeding voor de licenties over de maanden februari, maart en april 2023 strookt dit niet met de tussen partijen gevoerde correspondentie. Hierbij is van belang dat [gedaagde] de kosten van de licenties voor de maand februari 2023, die hij heeft gefactureerd vóór de faillissementsdatum, als concurrente vordering ter verificatie heeft ingediend en dat de curator nimmer opdracht heeft gegeven meer dan enkele accounts in de maand april 2023 in de lucht te houden. Aannemelijker is dat [gedaagde] achteraf heeft getracht alsnog kosten vergoed te krijgen waarop hij vanwege het faillissement van [eiseres] geen aanspraak meer kon maken.
4.4.
Eén en ander brengt mee dat de kantonrechter ervan uitgaat dat de curator en [gedaagde], mede gelet op de correspondentie die partijen hebben gevoerd in de aanloop naar het telefoongesprek van 15 maart 2023 en de kennelijke wens van de curator om toegang te verkrijgen tot de beheeraccounts, met elkaar de afspraak hebben gemaakt dat [gedaagde] voor een door de curator te betalen bedrag van € 2.200,00 exclusief btw de licenties voor de maand maart 2023 én 9 specifieke accounts in de maand april 2023 ‘in de lucht zou houden’. Hoewel het niet letterlijk in de mail staat van 15 maart 2023, houdt de kantonrechter het ervoor dat het [gedaagde] duidelijk was dat de curator ook de inloggegevens wilde ontvangen om de licenties/accounts zelf in de lucht te kunnen houden en dat het verstrekken van toegangsgegevens van (beheerders)accounts door [gedaagde] aan de curator onderdeel was van de afspraken tussen partijen. Dit wordt ook bevestigd door de erkenning van [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling dat hij de inlogcodes die toegang moesten geven tot de beheeraccounts doelbewust heeft achtergehouden “om iets te forceren”.
afwijzing buitengerechtelijke ontbinding
4.5.
De kantonrechter volgt de curator in haar stelling dat de op 15 maart 2023 gemaakte afspraken als een (mondelinge) overeenkomst moeten worden beschouwd. De stelling van de curator dat zij de overeenkomst al buitengerechtelijk heeft ontbonden volgt de kantonrechter echter niet. De kantonrechter heeft namelijk geen schriftelijke buitengerechtelijke ontbinding in het dossier aangetroffen en kan er daarom niet van uitgaan dat de curator buiten rechte aan [gedaagde] heeft medegedeeld dat zij de overeenkomst ontbindt. De verklaring voor recht dat de overeenkomst al ontbonden is, is vanwege deze reden al niet toewijsbaar.
afwijzing gerechtelijke ontbinding; geen reden voor terugbetaling van € 2.662,00
4.6.
Dan rijst de vraag of de kantonrechter de overeenkomst moet ontbinden vanwege de door de curator gestelde tekortkoming. Op de zitting heeft [gedaagde] gezegd dat hij zijn kosten vergoed wenste te zien en dat hij “om iets te forceren” de inloggegevens van de beheeraccounts heeft achtergehouden. Verder is niet in geschil dat [gedaagde] pas op 14 april 2023, na betaling door de curator van de onder 2.9. vermelde factuur, de toegang tot de beheeraccounts heeft verschaft. Daarmee heeft [gedaagde] bewust een aanvullende voorwaarde gesteld aan het verstrekken van de door de curator gewenste toegangsgegevens, zodat moet worden geoordeeld dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst van 15 maart 2023 met de curator. De kantonrechter acht deze tekortkoming echter niet van voldoende gewicht om de overeenkomst van 15 maart 2023 te ontbinden. Daarvoor is redengevend dat de curator uiteindelijk wel gekregen heeft waarvoor ze op grond van de overeenkomst van 15 maart 2023 betaald heeft. [gedaagde] heeft immers de licenties in de maand maart 2023 in de lucht gehouden en niet gesteld of gebleken is dat hij de 9 met name genoemde accounts in de maand april 2023 niet in de lucht heeft gehouden. Hoewel duidelijk is dat de curator de toegangsgegevens tot de beheeraccounts zo snel mogelijk na 15 maart 2023 wilde ontvangen, blijkt uit de mail niet dat zij met [gedaagde] daarvoor een bepaalde termijn had afgesproken. Bovendien is niet gebleken dat de curator schade heeft geleden door het feit dat [gedaagde] de toegangsgegevens van de beheeraccounts pas op 14 april 2023 aan haar heeft verstrekt. Al met al acht de kantonrechter de tekortkoming van [gedaagde] te gering om tot ontbinding van de overeenkomst te komen en is er geen reden voor een veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van het bedrag van € 2.662,00 inclusief btw. De eis van de curator wordt dan ook afgewezen, voor zover het dit bedrag betreft.
[gedaagde] moet € 3.999,75 terugbetalen aan de curator
4.7.
Voor de betaling van het bedrag van € 3.999,75 (bovenop het bedrag van € 2.662,00 waarvoor wel een afspraak gold), die de curator onder protest heeft verricht, acht de kantonrechter geen deugdelijke grondslag aanwezig. Duidelijk is dat de curator deze betaling heeft verricht, omdat ze zich onder druk gezet voelde en niet het risico wilde lopen dat belangrijke licenties zouden verlopen en/of dat zij tot bepaalde accounts geen toegang meer zou kunnen krijgen. Niet gezegd kan worden dat partijen afspraken hebben gemaakt die aan deze betaling ten grondslag liggen. Bovendien geldt dat in dit bedrag de factuur van de maand februari 2023 van vóór het faillissement inbegrepen is en dat de vordering tot betaling van dat bedrag als een concurrente vordering ingediend moet worden. Dit betekent dat de vordering van € 3.999,75 als onverschuldigd betaald wordt toegewezen.
buitengerechtelijke kosten
4.8.
Ter verkrijging van het bedrag van € 3.999,75 buiten rechte heeft de curator bij e-mail van 24 april 2023 om betaling daarvan verzocht. Dit acht de kantonrechter voldoende voor toewijzing van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter sluit voor de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten aan bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit brengt mee dat een bedrag van € 524,98 wordt toegewezen.
Het bedrag van € 3.085,84 dat primair aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt geëist ziet op de werkelijke proceskosten van de curator. De kantonrechter acht geen deugdelijke grondslag gesteld of gebleken voor toewijzing daarvan.
wettelijke rente
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over het totaalbedrag van € 4.524,73 bedrag is toewijsbaar en wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat voor toewijzen van de wettelijke handelsrente geen plaats is nu aan de vordering geen overeenkomst ten grondslag ligt.
afwijzing eis in reconventie over telefoniekosten
4.10.
De eis in reconventie tot betaling van telefoniekosten met rente wordt afgewezen, omdat [gedaagde] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven van de door hem gestelde kosten. Niet alleen heeft [gedaagde] de onderliggende facturen niet in het geding gebracht, maar ook is onduidelijk gebleven of en voor hoe lang [gedaagde] terzake telefoniediensten betalingen heeft verricht voor [eiseres]. Dit brengt mee dat de discussie tussen partijen over de vraag of de curator de overeenkomst(en) met betrekking tot telefoniediensten al dan niet gestand heeft gedaan in het midden kan blijven. Het standpunt van [gedaagde] dat de eis in reconventie moet worden toegewezen, omdat de curator daar niet binnen de daarvoor gestelde termijn op heeft gereageerd, wordt verworpen. De curator heeft weliswaar niet vóór de mondelinge behandeling inhoudelijk op de conclusie van antwoord gereageerd, maar daar wordt niet het gevolg aan verbonden dat het recht om de betreffende proceshandeling te verrichten is vervallen. De reactie op de mondelinge behandeling acht de kantonrechter voldoende tijdig.
proceskosten
4.11.
[gedaagde] moet de proceskosten in conventie en in reconventie betalen, omdat hij in conventie voor het grootste deel ongelijk krijgt en in reconventie ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van de curator op € 107,32 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht, € 813,00 aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 271,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.299,32. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
uitvoerbaar bij voorraad
4.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de curator dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie en in reconventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de curator te betalen € 4.524,73 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van de curator worden begroot op € 1.299,32;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
757