Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 juni 2024;
- de 4 producties van [eisers]
2.Waar gaat de zaak over?
3.De vordering
4.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de huurovereenkomst met gedaagde buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Dit gebeurde omdat er door de politie een handelshoeveelheid verdovende middelen werd aangetroffen in het gehuurde pand, wat leidde tot sluiting op last van de gemeente Schiedam. Eisers vorderen in kort geding de ontruiming van het gehuurde door gedaagde. Tijdens de zitting op 24 juni 2024 hebben eisers en gedaagde in persoon verklaard. Gedaagde verzocht om uitstel om juridisch advies in te winnen, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter, die oordeelde dat gedaagde niet voldoende had onderbouwd waarom hij meer tijd nodig had.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde het gehuurde opnieuw in gebruik heeft genomen en vermoedelijk weer handelt in verdovende middelen. Dit werd ondersteund door klachten van buurtbewoners en eerdere constateringen van de gemeente. De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eisers bij de ontruiming voldoende was aangetoond. De rechter heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig was, en dat de ontruiming proportioneel is gezien de ernst van de overtredingen.
De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en heeft hem in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde dwangsom en machtiging voor zelfuitvoering van de ontruiming zijn afgewezen, omdat de wet de deurwaarder de bevoegdheid geeft om een gedwongen ontruiming uit te voeren. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.