ECLI:NL:RBROT:2024:6274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
11164667 VV EXPL 24-316
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning na ontbinding huurovereenkomst wegens drugshandel

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de huurovereenkomst met gedaagde buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Dit gebeurde omdat er door de politie een handelshoeveelheid verdovende middelen werd aangetroffen in het gehuurde pand, wat leidde tot sluiting op last van de gemeente Schiedam. Eisers vorderen in kort geding de ontruiming van het gehuurde door gedaagde. Tijdens de zitting op 24 juni 2024 hebben eisers en gedaagde in persoon verklaard. Gedaagde verzocht om uitstel om juridisch advies in te winnen, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter, die oordeelde dat gedaagde niet voldoende had onderbouwd waarom hij meer tijd nodig had.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde het gehuurde opnieuw in gebruik heeft genomen en vermoedelijk weer handelt in verdovende middelen. Dit werd ondersteund door klachten van buurtbewoners en eerdere constateringen van de gemeente. De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eisers bij de ontruiming voldoende was aangetoond. De rechter heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig was, en dat de ontruiming proportioneel is gezien de ernst van de overtredingen.

De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en heeft hem in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde dwangsom en machtiging voor zelfuitvoering van de ontruiming zijn afgewezen, omdat de wet de deurwaarder de bevoegdheid geeft om een gedwongen ontruiming uit te voeren. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11164667 VV EXPL 24-316
datum uitspraak: 5 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats 1],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisers,
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar te Volendam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eisers]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2024;
  • de 4 producties van [eisers]
1.2.
Op 24 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij zijn [eisers] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Molenaar. [gedaagde] is in persoon verschenen.
Ter zitting heeft [gedaagde] verzocht de procedure aan te houden en hem langer de tijd te geven om juridisch advies in te winnen. De kantonrechter heeft dit verzoek, na een afwijzende reactie van [eisers], afgewezen, omdat [gedaagde] niet duidelijk maakte of en welke inspanningen hij had verricht om juridische bijstand te vinden en hoeveel extra tijd hij concreet nodig had, terwijl duidelijk was dat [eisers] belang hadden bij een spoedige behandeling van hun vordering.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eisers] verhuren met ingang van 13 augustus 2020 de woning, gelegen aan [adres] (hierna: het gehuurde), aan [gedaagde].
Op 10 november 2023 heeft de politie bij een doorzoeking een handelshoeveelheid verdovende middelen aangetroffen in het gehuurde, waarna het gehuurde per direct op last van de gemeente Schiedam (hierna: de gemeente) is gesloten. Op 20 november 2023 heeft de gemeente aan [eisers] schriftelijk bericht dat zij het voornemen heeft het gehuurde met ingang van 10 november 2023 tijdelijk te sluiten voor een periode van 9 maanden. Daaraan is uitvoering gegeven, zij het dat de sluitingstermijn uiteindelijk met enkele maanden is verkort naar aanleiding van het bezwaar van [eisers] Bij e-mail van 25 januari 2024 hebben [eisers] aan [gedaagde] meegedeeld dat zij per direct de huurovereenkomst beëindigen en hem verzocht het gehuurde te ontruimen. Begin juni 2024 heeft [gedaagde] zich echter opnieuw toegang verschaft tot het gehuurde en de sloten vervangen.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis ontruimd ter beschikking van [eisers] te stellen en met alle eventueel daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, met machtiging aan [eisers] om, indien [gedaagde] met die ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen uitvoeren, waarbij achtergebleven goederen afgevoerd en vernietigd mogen worden, althans een zodanige voorziening te treffen zoals de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eisers] hebben bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
[eisers] hebben gesteld dat [gedaagde] het gehuurde weer in gebruik heeft genomen en zijn handel in verdovende middelen vanuit het gehuurde weer heeft opgepakt. Daarmee is het spoedeisend belang van [eisers] bij de gevorderde ontruiming voldoende gegeven.
Of die stelling klopt, komt hierna aan de orde.
4.3.
In de brief van de gemeente van 20 november 2023 staat dat de gemeente heeft geconstateerd dat [gedaagde] op 10 november 2023 in het gehuurde is aangehouden wegens bezit van harddrugs en dat bij een doorzoeking van het gehuurde (meer) verdovende middelen zijn aangetroffen. Gelet op de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs en de aanwijzingen dat er vanuit het gehuurde verdovende middelen zijn verstrekt aan minderjarigen is de gemeente overgegaan tot spoedsluiting van de woning en aansluitend tot een tijdelijke sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet.
4.4.
In artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) is, voor zover van belang, bepaald dat de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden op de grond dat door gedragingen in het gehuurde in strijd met artikel 2 of 3 Opiumwet is gehandeld en het gehuurde ingevolge daarvan op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten. [eisers] hebben van die bevoegdheid gebruik gemaakt en de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden met de e-mail van 25 januari 2024 aan [gedaagde].
4.5.
[gedaagde] betwist weliswaar dat hij vanuit het gehuurde heeft gehandeld in verdovende middelen, maar onderbouwt dat verder niet. Gezien de constateringen van de gemeente, die zijn gebaseerd op de bevindingen van de politie, kan [gedaagde] niet volstaan met een blote betwisting en wordt daaraan voorbij gegaan. Nu vaststaat dat het gehuurde op last van de gemeente is gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet, is voldoende aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure wordt geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door [eisers] effect heeft gesorteerd en de huurovereenkomst dus rechtsgeldig is geëindigd.
4.6.
Voor de vraag of [gedaagde] het gehuurde dient te ontruimen, moet niettemin worden beoordeeld of de gevorderde ontruiming onder de gegeven omstandigheden evenredig ofwel proportioneel is. Gezien de ernst van de overtreding die ten grondslag ligt aan de sluiting (bezit van en handel in harddrugs, waaronder verkoop aan minderjarigen), is dat naar het oordeel van de kantonrechter het geval. Daar komt bij dat [eisers] aannemelijk hebben gemaakt dat [gedaagde] op dit moment weer vanuit het gehuurde handelt in verdovende middelen. Zij hebben verklaard dat [eiser 2], toen zij begin juni 2024 het gehuurde bezocht, de woning aantrof in dezelfde toestand als in november 2023, namelijk als een ‘drugshol’. Ook ontvangen [eisers] regelmatig klachten van buurtbewoners over [gedaagde]. In het licht van alles wat al is voorgevallen, kan [gedaagde] niet volstaan met een blote – ongemotiveerde en niet onderbouwde – betwisting van deze stellingen. Alles tezamen bezien, weegt het belang van [gedaagde] bij behoud van het gehuurde niet op tegen het belang van [eisers] bij ontruiming van het gehuurde door [gedaagde].
4.7.
Dat betekent dat de gevorderde ontruiming wordt toegewezen. Wel wordt de termijn voor ontruiming gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
4.8.
De wet geeft aan de deurwaarder de bevoegdheid om een gedwongen ontruiming uit te voeren (artikel 556 lid 1 en artikel 557 juncto artikel 444 Rv). Daarbij kan de deurwaarder de hulp van politie en justitie inroepen. De gevorderde dwangsom en de machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, worden om die reden afgewezen.
4.9.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eisers] betalen (artikel 237 Rv). Die proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 900,97
Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eisers] dat vorderen en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eisers] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 900,97, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend, moet hij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
775