ECLI:NL:RBROT:2024:630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
ROT 22/3099
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen in rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 juni 2022. De heffingsambtenaar heeft aan eiser voor het jaar 2022 een aanslag in de rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing opgelegd voor de onroerende zaak aan het [adres]. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig was, maar eiser zich had afgemeld.

De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd. Eiser betoogt dat hij geen gebruiker is van de woning, omdat hij er niet woont en deze alleen als opslag gebruikt. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar eiser terecht als gebruiker heeft aangemerkt, aangezien hij eigenaar is van de woning die is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het gebruik van de woning als opslag en logeeradres voor zijn kinderen is voldoende om als gebruiker te worden aangemerkt voor de heffingen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.

De uitspraak van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser de rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2022 moet betalen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding voor proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. H.K. Yang, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep,

(gemachtigde: mr. E.J. Wilhelmy Damsté).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 juni 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser voor het jaar 2022 een aanslag in de rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing opgelegd voor de onroerende zaak aan het [adres] (de woning).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de aanslagen in de rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2022 terecht heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Voor de beoordeling van het beroep is de volgende regelgeving van belang.
4.1.
Rioolheffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. [1] Als gebruiker wordt aangemerkt: degene die het perceel krachtens eigendom gebruikt en degene die het perceel tijdelijk ter beschikking stelt aan een ander. [2]
4.2.
Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. [3] Deze verplichting bestaat ten aanzien van ieder perceel waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. [4]
4.3.
Zuiveringsheffing ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte wordt geheven van degene die het gebruik heeft van die ruimte. [5]
Heeft de heffingsambtenaar eiser terecht aangemerkt als gebruiker?
5.
5.1.
Eiser betoogt dat de aanslagen ten onrechte zijn opgelegd, omdat hij geen gebruiker is van de woning. Hij woont er niet, de woning wordt alleen gebruikt als opslag. Drie keer per jaar slaapt een van zijn kinderen in de woning. Er wordt af en toe water gebruikt om het sanitair mee te spoelen en om mee schoon te maken. Er wordt nooit afval aangeboden, omdat niemand in de woning woont.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar eiser terecht aangemerkt als gebruiker. Eiser is eigenaar van de woning, die is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Hij gebruikt de woning als opslag en als logeeradres voor zijn kinderen. Dat is weliswaar minder intensief gebruik dan een bewoner, maar toch voldoende om als gebruiker te worden aangemerkt voor de rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing. Dat eiser nooit afval aanbiedt, is niet relevant, omdat de verplichting tot inzameling ontstaat voor alle percelen waar huishoudelijke afvalstoffen
kunnenontstaan. Het gebruik als opslag en logeeradres
kanleiden tot huishoudelijk afval, zodat de gemeente ten aanzien van de woning een inzamelingsplicht heeft. Omdat eiser gebruiker is van de woning, waarvoor een inzamelingsplicht geldt, moet hij de afvalstoffenheffing betalen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2022 moet betalen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. H.K. Yang, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening rioolheffing Delft 2022.
2.Artikel 3, derde lid, aanhef en onder a en b, van de Verordening rioolheffing Delft 2022.
3.Artikel 4 van de Verordening reinigingsheffingen Delft 2022.
4.Artikel 10.21, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
5.Artikel 3, tweede lid, van de Verordening zuiveringsheffing Delfland 2022.