ECLI:NL:RBROT:2024:6375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/5751 en ROT 24/5752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake alternatieve opvang voor ontheemde Oekraïense gezin met aanstaande bevalling

Op 9 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, een ontheemde Oekraïense vrouw, verzocht om alternatieve opvang voor haar en haar gezin. Eiseres had op 17 mei 2024 de burgemeester van Maassluis verzocht om ontheffing van de meldplicht en om alternatieve opvang, omdat haar partner niet onder de Regeling opvang ontheemden Oekraïne valt. Eiseres is zwanger en verwacht binnenkort te bevallen. De burgemeester heeft op 19 juni 2024 medegedeeld dat eiseres zich niet hoeft te melden in verband met haar zwangerschap en dat haar partner tijdelijk bij haar kan logeren. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juni 2024 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat het verzoek connex is aan het beroep tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek van 17 mei 2024. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang, maar dat het beroep tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat de burgemeester inmiddels op het verzoek heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op alternatieve opvang, omdat haar partner niet tot de doelgroep van de regeling behoort. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en het beroep tegen het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/5751 (beroep) en ROT 24/5752 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2024 in de zaken tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

De burgemeester van Maassluis, de burgemeester

(gemachtigde: mr. P.H. Harent).

Inleiding

1.1.
Op 17 mei 2024 heeft eiseres de burgemeester om ontheffing van de meldplicht
en tevens om alternatieve opvang verzocht. Ook heeft zij verzocht om, indien niet wordt voorzien in alternatieve opvang, gedurende de ontheffing van de meldplicht een uitzondering te maken op de huisregels, zodat haar partner in de avond en nacht bij haar kan zijn. Op 10 juni 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek van 17 mei 2024 en gelet op de omstandigheden redelijkerwijs niet van haar kan worden verlangd dat zij de burgemeester in gebreke stelt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Bij e-mail van 19 juni 2024 is aan de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat het locatiemanagement met eiseres heeft afgesproken dat zij zich vanaf 18 juni 2024 niet hoeft te melden in verband met haar zwangerschap en bevalling. De eerste dag waarop eiseres zich weer dient te melden is 30 juli 2024. Verder is na overleg met de burgemeester besloten om eiseres een ontheffing te verlenen van het verbod om haar partner te laten logeren in de periode vanaf woensdag 3 juli 2024 (3 dagen voor de uitgerekende datum) tot 7 nachten na de bevalling. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De gemachtigde van eiseres heeft diezelfde dag nog op deze e-mail gereageerd en de voorzieningenrechter uitdrukkelijk verzocht om hangende de bezwaarprocedure een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat eiseres wordt toegestaan haar partner langer te laten overnachten in afwachting van de beslissing op het bezwaar tegen de weigering te voorzien in alternatieve opvang.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, E. ten Kate als tolk en de gemachtigde van de burgemeester, bijgestaan door mr. J.C.F. Hendriks.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Connexiteit
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het onderhavige verzoek connex is aan het
beroep tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek van eiseres van 17 mei 2024.
Bij e-mail van 19 juni 2024 heeft de burgemeester medegedeeld dat ten aanzien van de meldplicht en de bezoekregeling afspraken met eiseres zijn gemaakt. Met deze afspraken is deels tegemoet gekomen aan het verzoek van eiseres van 17 mei 2024. Tijdens de zitting is namens de burgemeester te kennen gegeven dat dit e-mailbericht van 19 juni 2024 als een besluit zoals bedoeld in de Awb kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep niet tijdig beslissen ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij in dat besluit volledig tegemoet is gekomen. Van dit laatste is in dit geval dus geen sprake. Op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb kan de beslissing op het beroep tegen het reële besluit eventueel worden verwezen naar het bestuursorgaan waar het bezwaar aanhangig is gemaakt. De voorzieningenrechter vindt zo’n verwijzing wenselijk, omdat verzoekster al bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van 19 juni 2024 en tijdens de zitting namens de burgemeester is aangegeven dat dit bezwaar nog zal worden behandeld. De voorzieningenrechter verwijst daarom het lopende beroep tegen het alsnog genomen reële besluit naar de bezwaarschriftprocedure bij de burgemeester.
Spoedeisend belang
3.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bezien of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
3.2.
Eiseres geeft in de brief van 19 juni 2024 te kennen dat zij ook na de eerste week na haar bevalling nog wil kunnen genieten van gezinsleven samen met haar partner. Eiseres beoogt met het onderhavige verzoek te bereiken dat zij en haar partner in een alternatieve locatie kunnen wonen alwaar zij gezinsleven kunnen uitoefenen met hun kind.
3.3.
De voorzieningenrechter ziet in deze omstandigheden een voldoende spoedeisend belang. De burgemeester betwist ook niet dat er in deze situatie spoedeisend belang is. Dit betekent dat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Toepassing artikel 8:86 Awb
4.1.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een besluit, beslist zij ook op dit beroep van eiseres. Artikel 8:86 van de Awb maakt dat mogelijk.
4.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat, nu inmiddels door de burgemeester op dit verzoek is beslist, het beroep tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk is.
Heeft het bezwaar van 19 juni 2024 een redelijke kans van slagen?
5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen uitsluitend nog in geschil is of de burgemeester alternatieve opvang aan eiseres en haar partner had moeten bieden. Met de in de e-mail van 19 juni 2024 genoemde afspraken is de burgemeester immers deels tegemoet gekomen aan eiseres, omdat eiseres in de periode van 18 juni tot 30 juli 2024 niet aan de meldplicht hoeft te voldoen en aan haar in de periode van 3 juli tot 7 dagen van de bevalling een ontheffing is verleend van het verbod om haar partner in de avond en nacht bij haar te laten verblijven.
5.2.
Op grond van artikel 3 van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) kan de burgemeester een tijdelijke alternatieve opvangvoorziening beschikbaar stellen die voldoet aan de minimumnormen zoals opgenomen in deze regeling indien de specifieke situatie en bijzondere opvangbehoeften van een kwetsbare ontheemde andersoortige opvang vereist.
5.3.
De wens van eiseres om samen met haar partner te kunnen zijn is begrijpelijk en invoelbaar, ook gelet op de komst van hun baby, toch is de voorzieningenrechter het met de burgemeester eens dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op de hiervoor genoemde bepaling van de RooO. De partner van eiseres, die de Roemeense nationaliteit heeft, behoort immers niet tot de doelgroep van deze regeling. Ook anderszins kan eiseres geen recht op alternatieve opvang aan de RooO ontlenen. Namens de burgemeester is tijdens de zitting erop gewezen dat sprake is van een grote groep personen die onder de reikwijdte van de RooO valt en op opvang wacht en dat voor eiseres daarom geen uitzondering op de regels kan worden gemaakt. Eiseres mag op grond van het Huishoudelijk reglement opvanglocatie Weverskade Maassluis 28 dagen buiten de opvanglocatie verblijven. Het staat eiseres vrij om zelf naar tijdelijke opvang te zoeken.
5.4.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verder verklaart de voorzieningenrechter het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van 17 mei 2024 met toepassing van artikel 8:86 van de Awb niet-ontvankelijk. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijd beslissen op het verzoek van
17 mei 2024, niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.