ECLI:NL:RBROT:2024:6569

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
11005153 CV EXPL 24-1350
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen inzake onbetaalde zorgkosten en betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Zorg en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Univé, vorderde betaling van onbetaalde zorgkosten van in totaal € 154,17, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente. De gedaagde erkende de hoofdsom, maar stelde dat zij een betalingsregeling had getroffen van € 100,- per maand, die zij door persoonlijke omstandigheden niet had kunnen nakomen. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsregeling was vervallen omdat de gedaagde de voorwaarden niet had nageleefd. De rechter wees de vorderingen van Univé toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het volledige bedrag en de proceskosten. De kantonrechter overwoog dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde haar niet ontsloegen van haar betalingsverplichting. De incassokosten en wettelijke rente werden eveneens toegewezen, en de proceskosten werden begroot op € 367,39. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11005153 CV EXPL 24-1350
datum uitspraak: 18 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Univé Zorg,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 februari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft bij Univé een zorgverzekering afgesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] elke maand premie aan Univé betalen. Ook moet [gedaagde] zorgkosten betalen die Univé voor haar voorschiet. Volgens Univé heeft [gedaagde] een deel van de zorgkosten niet betaald. Univé wil dat [gedaagde] het resterende deel alsnog betaalt met buitengerechtelijke kosten en rente. Univé vordert van [gedaagde] in totaal € 154,17 met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] erkent de hoofdsom, maar zij stelt dat zij met Univé Zorg een betalingsregeling heeft getroffen van € 100,- per maand. De laatste betalingstermijn is [gedaagde] ontglipt vanwege haar verhuizing, maar verder is zij de betalingsregeling altijd nagekomen. Zij is het daarom niet eens met de proceskosten die Univé vordert. [gedaagde] wil dat de betalingsregeling wordt voortgezet, omdat zij zowel financiële als persoonlijke problemen heeft.
2.3.
De vorderingen van Univé worden toegewezen. [gedaagde] moet € 154,17 en de proceskosten aan Univé betalen. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.
De betalingsregeling is vervallen
2.4.
[gedaagde] voert weliswaar aan dat zij met Univé een betalingsregeling heeft getroffen voor de hoofdsom, maar Univé heeft hiertegenover gesteld dat deze regeling is vervallen omdat [gedaagde] de regeling niet is nagekomen. Univé krijgt gelijk.
2.5.
Univé heeft uitgelegd dat [gedaagde] meerdere malen een betalingsregeling heeft getroffen met haar en haar gemachtigde. De oorspronkelijke hoofdsom bedroeg € 976,60. Deze betalingsregelingen zijn telkens komen te vervallen, omdat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de betalingsregeling. [gedaagde] heeft ook erkend dat zij de laatste betalingstermijn heeft gemist en zich daarmee niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de betalingsregeling. Hierdoor is de ontbindende voorwaarde vervuld en is de betalingsregeling komen te vervallen. Het gehele bedrag van de achterstand is daardoor ineens opeisbaar geworden. De gevorderde hoofdsom is dus toewijsbaar. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke en financiële omstandigheden ontslaan haar niet van haar betalingsverplichting.
Incassokosten
2.6.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Wettelijke rente
2.7.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.8.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten zijn namelijk niet ten onrechte gemaakt. Op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding had [gedaagde] de hoofdsom niet (volledig) betaald, terwijl zij dat wel had moeten doen. Univé heeft haar ook nog aangemaand om te betalen. [gedaagde] had toen nog, tweeënhalve maand nadat ze haar laatste termijn volgens de betalingsregeling had moeten betalen, de extra kosten waar ze nu bezwaar tegen maakt kunnen voorkomen door alsnog te betalen. Omdat ook daarna niet is betaald, is Univé deze rechtszaak gestart. De kantonrechter begroot de proceskosten aan de kant van Univé op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 367,39. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Univé dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen € 154,17 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 76,60 vanaf 5 februari 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Univé worden begroot op € 367,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
53954