ECLI:NL:RBROT:2024:67

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
10641954
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling van € 20.000,- in plaats van € 200,- door ex-partner met hoofdelijke veroordeling

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een vordering van [eiseres01] tegen [gedaagde01] en [gedaagde01] in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam02]. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Claassen, stelt dat zij op 9 februari 2023 per ongeluk een bedrag van € 20.000,- heeft overgemaakt naar de bankrekening van haar dochter [naam02], terwijl haar bedoeling was om slechts € 200,- over te maken. Hierdoor zou zij volgens eiseres onverschuldigd betaald hebben en vordert zij terugbetaling van het bedrag van € 19.800,-. De gedaagde, die zelf procedeert, betwist de vordering en stelt dat eiseres niet de intentie had om slechts € 200,- over te maken, omdat zij na de overboeking nog een andere transactie heeft gedaan van € 750,-. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, omdat er geen rechtsgrond was voor de betaling van het bedrag van € 20.000,-. De rechter oordeelt dat de uitleg van eiseres over de gang van zaken niet ongeloofwaardig is en dat er onvoldoende bewijs is dat zij opzettelijk een valse voorstelling van zaken heeft gegeven. De kantonrechter heeft [gedaagde01] zowel pro se als in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam02] hoofdelijk veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag van € 19.800,- aan [eiseres01]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10641954 CV EXPL 23-21844
datum uitspraak: 5 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. N. Claassen, advocaat te Rotterdam.
tegen

1.[gedaagde01] ,

2. [gedaagde01],
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam01],
wonende op een geheim adres in de gemeente [plaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 juli 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 21 augustus 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 29 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [eiseres01] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde mr. N. Claassen. Ook [gedaagde01] was aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[eiseres01] en [gedaagde01] zijn ex-partners en hebben samen een dochter, [naam02] (geboren op [geboortedatum01] 2008). [naam02] woont bij [gedaagde01] , die ook het gezag heeft over [naam02] . [eiseres01] heeft op 9 februari 2023 een bedrag van € 20.000,- overgemaakt van haar eigen bankrekening naar de bankrekening van [naam02] . [eiseres01] stelt dat zij dit bedrag abusievelijk heeft overgeboekt en dat het eigenlijk haar bedoeling was om slechts € 200,- over te boeken. Zij stelt dat zij daardoor een bedrag van € 19.800,- onverschuldigd aan [naam02] heeft betaald en dat [gedaagde01] hierdoor ongerechtvaardigd is verrijkt. [eiseres01] vordert in deze procedure dat [gedaagde01] het bedrag van € 19.800,- aan haar terugbetaalt en dat de proceskosten worden gecompenseerd.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering van [eiseres01] . Hij meent dat hij niets aan [eiseres01] terug hoeft te betalen. [gedaagde01] vindt het ongeloofwaardig dat [eiseres01] ‘per ongeluk’ € 20.000,- heeft overgemaakt en meent dat er een valse voorstelling van de situatie wordt geschetst. [eiseres01] heeft immers op 9 februari 2023 ná de bewuste overboeking nog een andere overboeking gedaan vanaf de bankrekening van [naam02] , ditmaal van € 750,- en daaruit volgt dat [eiseres01] niet de intentie had om slechts € 200,- over te boeken. Daarnaast had [eiseres01] na de overboeking van het bedrag van € 20.000,- in elk geval nog acht dagen toegang tot de bankrekening van [naam02] , zodat zij alle tijd en gelegenheid had om het bedrag zelf terug te boeken. [gedaagde01] meent dat [eiseres01] slechts probeert op deze wijze de intrekking van het gezag over [naam02] en het beheer over de bankrekening van [naam02] aan te vechten.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres01] toe. Hierna wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde01] moet een bedrag van € 19.800,- terugbetalen aan [eiseres01]
2.4.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres01] op 9 februari 2023 een bedrag van € 20.000,- van haar eigen bankrekening naar de bankrekening van [naam02] heeft overgemaakt. Daarnaast staat ook vast dat [eiseres01] in elk geval tot 16 februari 2023 - de dag waarop de toegang van [eiseres01] tot de bankrekening van [naam02] is geblokkeerd - de gelegenheid had om het bedrag (gedeeltelijk) terug te boeken. [eiseres01] heeft tijdens de mondelinge behandeling uiteengezet dat zij hiertoe niet is overgegaan omdat zij aanvankelijk niet heeft opgemerkt dat zij een dergelijk hoog bedrag, in plaats van de door haar gestelde € 200,-, heeft overgeboekt. Zij heeft tevens gesteld dat zij al vóór 9 februari 2023 opdracht had gegeven voor de betaling van € 750,-, die op 9 februari 2023 ná de overboeking van het bedrag van € 20.000,- is verricht. Daarnaast heeft [eiseres01] aangevoerd dat zij vervolgens in de periode vanaf de overboeking van het bedrag van € 20.000,- tot 16 februari 2023 niet meer op haar bankrekening heeft gekeken.
2.5.
De kantonrechter volgt [gedaagde01] niet in zijn stelling dat [eiseres01] een valse voorstelling van zaken geeft en haar uitleg over de gang van zaken rond de betreffende betaling volstrekt ongeloofwaardig zou zijn. Hoewel er minst genomen enige vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de uitleg van [eiseres01] en met name bij de vraag hoe het mogelijk is dat zij gedurende een periode van acht dagen op geen enkel moment heeft opgemerkt dat er een bedrag van maar liefst € 20.000,- van haar bankrekening was afgeschreven, is het zeker niet uitgesloten dat de door [eiseres01] geschetste gang van zaken juist is en zij daadwerkelijk niet heeft ontdekt dat zij abusievelijk het genoemde bedrag heeft overgemaakt. [gedaagde01] heeft onvoldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat de uitleg van [eiseres01] evident in strijd met de waarheid is.
2.6.
Of [eiseres01] de overboeking nu wel of niet heeft opgemerkt dan wel had moeten opmerken, kan bovendien in het midden blijven. Voor de beoordeling van de vordering op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) is immers slechts van belang de vraag of er een rechtsgrond aanwezig was voor de betaling van het bedrag van € 20.000,- door [eiseres01] aan [naam02] . Ondanks het feit dat de kantonrechter [gedaagde01] tijdens de mondelinge behandeling meerdere malen uitdrukkelijk gevraagd heeft welke rechtsgrond aan de betaling van [eiseres01] ten grondslag lag, heeft [gedaagde01] hier geen concreet antwoord op gegeven, anders dan dat het geld toebehoort aan [naam02] en het daarmee vanwege zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam02] onder zijn beheer valt. Daaruit volgt echter niet dat [eiseres01] op enige wijze verplicht was het bedrag van € 20.000,- aan [naam02] te betalen.
2.7.
[gedaagde01] heeft verder nog aangevoerd dat [eiseres01] ten onrechte geldbedragen van de bankrekening van [naam02] (en de andere gezamenlijke kinderen) heeft opgenomen, maar ook daaruit kan geen rechtsgrond voor de betaling worden afgeleid. [gedaagde01] heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd voor die stelling en heeft bovendien ook geen daarop gerichte tegenvordering ingesteld. Al hetgeen partijen in dat kader in hun processtukken en tijdens de mondelinge behandeling hebben aangevoerd is voor de beoordeling van de vordering dan ook niet van belang en kan verder onbesproken blijven. Dat geldt ook voor de stelling van [gedaagde01] dat [eiseres01] met haar onderhavige vordering slechts de intrekking van het gezag over [naam02] en het beheer over de bankrekening van [naam02] probeert aan te vechten.
2.8.
Omdat op grond van bovenstaande overwegingen van een rechtsgrond voor de overboeking niet is gebleken, is voldoende komen vast te staan dat [eiseres01] het bedrag van € 20.000,- onverschuldigd aan [naam02] heeft betaald. Aangezien [eiseres01] heeft verklaard dat het wél haar bedoeling was om € 200,- over te boeken, heeft zij recht op terugbetaling van een bedrag van in totaal € 19.800,- (€ 20.000,- -/- € 200,-).
2.9.
[naam02] was ten tijde van de overboeking van het bedrag minderjarig en is dat ook nu nog altijd. [eiseres01] heeft [gedaagde01] dan ook terecht in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger in rechte op terugbetaling aangesproken, zodat die vordering wordt toegewezen. [eiseres01] heeft daarnaast [gedaagde01] ook pro se (voor zichzelf) gedagvaard. Daaraan heeft [eiseres01] ten grondslag gelegd dat het haar niet duidelijk is waar het geldbedrag
op dit moment is, zodat de mogelijkheid bestaat dat [gedaagde01] het geld zelf heeft opgenomen of voor andere doeleinden heeft gebruikt. Tijdens de zitting heeft [gedaagde01] slechts zeer summier verklaard dat ‘het merendeel’ van het geldbedrag nog op de bankrekening van [naam02] staat en dat hij vrij is te bepalen wat er met het geld wordt gedaan. [gedaagde01] heeft daarmee onvoldoende duidelijkheid verschaft over de vraag waar het geldbedrag nu precies is of wat er mee is gedaan. Daarmee is de mogelijkheid dat [gedaagde01] het geldbedrag voor zichzelf heeft opgenomen of aangewend nadrukkelijk opengelaten. Als dat het geval is heeft [gedaagde01] zich door het bedrag zelf op te nemen ongerechtvaardigd verrijkt, zoals ook door [eiseres01] in de dagvaarding gesteld, en is hij gehouden de schade van [eiseres01] te vergoeden tot het bedrag van de verrijking (artikel 6:212 BW). Dat betekent dat de vordering ook ten aanzien van [gedaagde01] pro se toewijsbaar is.
2.10.
[gedaagde01] wordt dan ook zowel pro se als in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam02] veroordeeld het bedrag van € 19.800,- aan [eiseres01] terug te betalen. Dit betreft een hoofdelijke veroordeling. Dat heeft tot gevolg dat, als [gedaagde01] voor zichzelf (pro se) betaalt, die betaling ook bevrijdend werkt voor [gedaagde01] in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam02] .
De proceskosten worden gecompenseerd
2.11.
De proceskosten worden, zoals [eiseres01] heeft verzocht, gecompenseerd. Dat betekent dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen en zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij voor deze rechtszaak heeft gemaakt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] zowel pro se als in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam02] hoofdelijk om aan [eiseres01] te betalen een bedrag van
€ 19.800,-;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487