Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 januari 2024, met bijlagen 1 tot en met 6;
- de bijlagen 1 tot en met 17 van [gedaagde01] ;
- de mondelinge behandeling op 22 januari 2024;
- de pleitnota van mr. Cordesius.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2024, heeft eiser, wonende in Sneek, een geldvordering ingesteld tegen gedaagde, wonende in Berkel en Rodenrijs, met betrekking tot een vermeende persoonlijke lening van € 80.000,00. Eiser stelt dat gedaagde een schuldverklaring heeft ondertekend en dat hij het geleende bedrag nodig heeft voor zijn pensioen. Gedaagde betwist echter dat er sprake is van een persoonlijke lening en stelt dat het om een zakelijke lening gaat, bedoeld om openstaande vorderingen van Omnigen B.V. te betalen, waar hij statutair bestuurder van was. De voorzieningenrechter heeft de eis van eiser afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is dat er sprake is van een persoonlijke lening. De rechter oordeelt dat de bewijsvoering in een bodemprocedure moet plaatsvinden, aangezien de kort geding procedure niet geschikt is voor het vaststellen van de aard van de lening. Daarnaast heeft eiser onvoldoende spoedeisend belang aangetoond, aangezien hij niet overtuigend heeft onderbouwd dat hij het geleende geld dringend nodig heeft. Eiser wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde betalen, die zijn begroot op € 2.022,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.