ECLI:NL:RBROT:2024:6891

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/1858
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag kentekenbewijs voor geïmporteerd voertuig uit Groot-Brittannië

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) over de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs voor een uit Groot-Brittannië geïmporteerd voertuig. De RDW had de aanvraag van de eiser om afgifte van een kentekenbewijs buiten behandeling gesteld, omdat niet aan de gestelde voorwaarden was voldaan. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de eiser, die betoogde dat de RDW onvoldoende had gemotiveerd waarom een keuring in Lelystad noodzakelijk was en dat het voertuig ten onrechte als geïmporteerd van buiten de EU werd aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld. De eiser had eerder een aanvraag gedaan die was afgewezen omdat hij de BPM niet had betaald, en dit besluit stond in rechte vast. De rechtbank concludeerde dat de RDW in redelijkheid had kunnen stellen dat het voertuig, als gevolg van de Brexit, moest worden gezien als afkomstig van buiten de EU. De rechtbank benadrukte dat de eiser verantwoordelijk was voor het voldoen aan de wettelijke eisen en dat de RDW geen discretionaire bevoegdheid had om van de wettelijke bepalingen af te wijken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekende dat de RDW de aanvraag om afgifte van een kentekenbewijs terecht buiten behandeling had gesteld. De eiser kreeg geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

en
de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, hoofd Juridische en Bestuurlijke Zaken, de RDW,
(gemachtigde: mr. M. Arends).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 20 januari 2022 (het primaire besluit) heeft de RDW eisers aanvraag om afgifte van een kentekenbewijs buiten behandeling gesteld.
1.2.
Met het besluit van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft de RDW het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De RDW heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de RDW.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser is eigenaar van een uit Groot-Brittannië geïmporteerde Dutton Surf met voertuigidentificatienummer [nummer] (het voertuig). Hij heeft een aanvraag ingediend tot inschrijving in het Nederlandse kentekenregister van zijn voertuig, waarna het voertuig op 28 november 2017 is onderzocht en goedgekeurd door de RDW. Ook is een ‘Formulier t.b.v. BPM-aangifte’ afgegeven aan eiser. Onderaan dit formulier staat het volgende vermeld:
“Het is belangrijk, dat u de aangifte bij de Belastingdienst zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 12 maanden na goedkeuring van het voertuig afrondt. Als u dit niet binnen 12 maanden doet bent u in verzuim en wordt de aanvraag op grond van artikel 49, eerste lid, onder b, van de WVW 1994 buiten behandeling geplaatst. De procedure zal dan in zijn geheeld opnieuw moeten worden doorlopen.”
2.2.
Met het besluit van 10 december 2018 heeft de RDW eisers aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de gestelde termijn van twaalf maanden om de Belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) te voldoen was verstreken. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
2.3.
In november 2021 heeft eiser opnieuw verzocht om een keuring op keuringsstation Zwijndrecht en afgifte van een Nederlands kentekenbewijs. Op 25 november 2021 heeft de RDW eiser bericht dat een vervolgbeoordeling VRT (Divisie Voertuig Regelgeving & Toelating) noodzakelijk is in verband met ‘voertuig na 31-12-1997 buiten de EU’.
2.4.
Met het primaire besluit is eisers aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld.
Hieraan heeft de RDW ten grondslag gelegd dat niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan, zodat de aanvraag niet inhoudelijk kan worden behandeld.
3. De RWD heeft het primaire besluit gehandhaafd met het bestreden besluit. De RDW heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eisers verzoek op goede gronden buiten behandeling is gesteld. Eisers eerdere aanvraag is met het besluit van 10 december 2018 op grond van artikel 49, eerste lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 buiten behandeling gesteld. Dit besluit staat in rechte vast, omdat eiser daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Volgens de RDW betekent dit dat bij een nieuwe aanvraag de gehele procedure weer moet worden doorlopen. Een vervolgonderzoek is noodzakelijk omdat het voertuig uitsluitend in Nederland kan worden geregistreerd indien dit voldoet aan de datum van eerste toelating van 1 februari 2017 gerelateerde individuele toelatingseisen. Ook is het vervolgonderzoek noodzakelijk omdat het voertuig moet worden gezien als van buiten de EU. Dit is het gevolg van de ‘Withdrawal Agreement’ (Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, 2019/C 3841/01) en de Verordening (EU) 2019/26 van het Europees Parlement en de Raad van 8 januari 2019 tot aanvulling van de typegoedkeuringswetgeving van de Unie in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Voor een inschrijving in het Nederlandse kentekenregister en afgifte van een kentekenbewijs is daarom een vervolgonderzoek op Testcentrum Lelystad noodzakelijk.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de RDW de aanvraag van eiser voor een Nederlands kentekenbewijs voor zijn voertuig terecht buiten behandeling heeft gesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt eiser
7. Eiser betoogt dat de RDW onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het noodzakelijk is dat het voertuig in Lelystad moet worden gekeurd. Het voertuig is namelijk in 2017 al goedgekeurd door de RDW. Deze keuring is weliswaar vervallen omdat eiser destijds het bedrag van € 20.000,- aan BPM niet heeft betaald, toch heeft deze keuring plaatsgevonden. Het voertuig is dus bekend bij de RDW en eiser ziet niet in welke informatie nog meer nodig zou zijn. Ook heeft de RDW het voertuig ten onrechte aangemerkt als een voertuig geïmporteerd van buiten de EU. Daartoe voert eiser aan dat het voertuig is opgebouwd uit onderdelen van een Suzuki uit 2007 met toentertijd een Nederlands kenteken, waarna het voertuig in 2015 in Engeland is omgebouwd. Daarnaast is het voertuig ook al jaren in Nederland en WA-verzekerd. Tot slot voert eiser aan dat het brengen van het voertuig naar Lelystad hoge kosten (bijna € 1.000,-) met zich meebrengt.
Inhoudelijke beoordeling
8. De rechtbank concludeert op basis van de beroepsgronden en de bespreking tijdens de zitting dat het geschil hoofdzakelijk gaat over de vraag of het voertuig moet worden gezien als een Nederlands voertuig of als een voertuig geïmporteerd van buiten de EU. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
De rechtbank is met de RDW van oordeel dat het voertuig niet kan worden gezien als een Nederlands voertuig. Het voertuig is in 2017 weliswaar onderzocht en goedgekeurd, dit heeft echter niet geleid tot de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs omdat die goedkeuring is komen te vervallen. Eiser heeft de inschrijving van het voertuig immers niet afgrond door de BPM niet te betalen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 december 2018 waarin zijn eerdere aanvraag om die reden buiten behandeling werd gesteld. Dit besluit staat dus in rechte vast.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de RDW in redelijkheid ook de aanvraag van eiser van november 2021 buiten behandeling heeft mogen stellen, omdat niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Voor die aanvraag was het namelijk noodzakelijk het voertuig opnieuw te laten beoordelen en eiser wilde dit niet. De RDW heeft zich in dit verband ook op het standpunt mogen stellen dat het voertuig inmiddels, namelijk als gevolg van de Brexit per 31 januari 2020, moet worden gezien als afkomstig van buiten de EU. Uit het als gevolg van de Brexit opgestelde overgangsrecht [1] blijkt niet dat deze vaststelling van de RDW onjuist is. De omstandigheden dat het voertuig is opgebouwd uit onderdelen van een Suzuki uit 2007 met toentertijd een Nederlands kenteken, dat het voertuig zoals dat nu bestaat in 2017 al was goedgekeurd, dat dit voertuig al meerdere jaren in Nederland en al meerdere jaren WA-verzekerd is, maken dit oordeel niet anders. Het voertuig zoals dat nu bestaat heeft immers nooit een Nederlands kenteken gekregen. Het komt dan ook voor rekening en risico van eiser dat het voertuig als gevolg van de Brexit alsnog moet voldoen aan de toelatingseisen voor voertuigen van buiten de EU. De rechtbank merkt voor de volledigheid nog op dat het vervolgonderzoek volgens de RDW niet alleen om die reden noodzakelijk is, het voertuig moet ook voldoen aan de datum van eerste toelating van 1 februari 2017 gerelateerde individuele toelatingseisen.
8.3.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de RDW zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, gelet op het dwingendrechtelijke karakter van de Wegenverkeerswet, zij in deze geen discretionaire bevoegdheid heeft om in het voordeel van eiser af te wijken van de wettelijke bepalingen. Het komt voor rekening en risico van eiser dat hij – als gevolg van het vervallen van de eerdere goedkeuring – het voertuig opnieuw moet laten keuren en daar kosten aan verbonden zijn.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de RDW de aanvraag van eiser om afgifte van een Nederlands kentekenbewijs buiten behandeling heeft mogen stellen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:5
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
[…]
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
[…]
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 49
Onverminderd artikel 48, eerste lid, wordt de inschrijving in het kentekenregister geweigerd:
[…]
b. indien blijkt dat de ter zake van het voertuig verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan,
[…]
Artikel 99
1. Goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling op door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend, indien de aangebrachte wijziging bij een door deze dienst verrichte keuring voldoet aan de voor deze goedkeuring gestelde eisen ingevolge een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of ingevolge de in hoofdstuk III en hoofdstuk V voor deze goedkeuring vastgestelde eisen. De keuring kan mede omvatten die delen van het voertuig waarvoor de aangebrachte wijziging gevolgen heeft.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende het door de aanvrager voor de keuring ter beschikking stellen van het voertuig, het door de aanvrager overleggen van bescheiden en verstrekken van inlichtingen ter zake van de keuring alsmede betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.

Voetnoten

1.De Verordening (EU) 2019/26 van het Europees Parlement en de Raad van 8 januari 2019 tot aanvulling van de typegoedkeuringswetgeving van de Unie in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.